Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 24 november 2014

Uittreksel uit arrest nr. 119/2014 van 30 juli 2014 Rolnummer : 5907 In zake : de vordering tot schorsing van de artikelen 2 en 4 van de wet van 7 februari 2014 houdende diverse bepalingen inzake dierenwelzijn, internationale handel in bedrei Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2014205155
pub.
24/11/2014
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 119/2014 van 30 juli 2014 Rolnummer : 5907 In zake : de vordering tot schorsing van de artikelen 2 en 4 van de wet van 7 februari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/02/2014 pub. 28/02/2014 numac 2014024066 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende diverse bepalingen inzake dierenwelzijn, internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten en dierengezondheid sluiten houdende diverse bepalingen inzake dierenwelzijn, internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten en dierengezondheid (opheffing van het 7° van artikel 3bis, § 2, van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren en invoeging van een artikel 6bis in die wet), ingesteld door Emmanuel Horwood en anderen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de vordering en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 26 mei 2014 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 28 mei 2014, is een vordering tot schorsing ingesteld van de artikelen 2 en 4 van de wet van 7 februari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/02/2014 pub. 28/02/2014 numac 2014024066 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende diverse bepalingen inzake dierenwelzijn, internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten en dierengezondheid sluiten houdende diverse bepalingen inzake dierenwelzijn, internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten en dierengezondheid (opheffing van het 7° van artikel 3bis, § 2, van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren en invoeging van een artikel 6bis in die wet), bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 28 februari 2014, door Emmanuel Horwood, de vzw « Circus World », Simon Dubois en Teddy Seneca, allen bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr.

M. Deweirdt, advocaat bij de balie te Kortrijk.

Bij hetzelfde verzoekschrift vorderen de verzoekende partijen eveneens de vernietiging van dezelfde wetsbepalingen. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepalingen B.1. De verzoekende partijen vorderen de schorsing van de artikelen 2 en 4 van de wet van 7 februari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/02/2014 pub. 28/02/2014 numac 2014024066 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende diverse bepalingen inzake dierenwelzijn, internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten en dierengezondheid sluiten houdende diverse bepalingen inzake dierenwelzijn, internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten en dierengezondheid. Beide bestreden artikelen brengen wijzigingen aan in de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren (hierna : Dierenwelzijnswet).

B.2.1. Artikel 2 van de wet van 7 februari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/02/2014 pub. 28/02/2014 numac 2014024066 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende diverse bepalingen inzake dierenwelzijn, internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten en dierengezondheid sluiten bepaalt : « In artikel 3bis, § 2, van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, ingevoegd bij de wet van 4 mei 1995 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 mei 2009, wordt de bepaling onder 7° opgeheven ».

Ingevolge die wijziging bepaalt artikel 3bis van de Dierenwelzijnswet thans : « § 1. Het is verboden dieren te houden die niet behoren tot de soorten of categorieën vermeld op een door de Koning vastgestelde lijst. Deze lijst doet geen afbreuk aan de wetgeving betreffende de bescherming van bedreigde diersoorten. § 2. In afwijking van § 1 mogen dieren van andere soorten of categorieën dan die aangewezen door de Koning worden gehouden : 1° in dierentuinen;2° door laboratoria;3° a) door particulieren, op voorwaarde dat zij bewijzen kunnen voorleggen dat de dieren werden gehouden voor de inwerkingtreding van het in dit artikel bedoelde besluit.Dit bewijs moet niet worden voorgelegd voor de nakomelingen van deze dieren, op voorwaarde dat ze zich bij de eerste eigenaar bevinden; b) door particulieren erkend door de minister bevoegd voor het dierenwelzijn, op advies van het in artikel 5, § 2, tweede lid, bedoelde comité van deskundigen. De Koning bepaalt de procedure voor de toepassing van het bepaalde in a) en b).Hij bepaalt tevens het tarief en de regels voor de betaling van de retributie voor het aanvragen van de erkenning bedoeld in b).

Hij kan bovendien bijzondere voorwaarden vaststellen voor het houden en het identificeren van de bedoelde dieren; 4° door dierenartsen, voor zover het dieren van derden betreft die tijdelijk gehouden worden voor diergeneeskundige verzorging;5° door dierenasielen, voor zover het een verblijf betreft van dieren die in beslag zijn genomen, waarvan afstand werd gedaan of die aangetroffen werden zonder dat vastgesteld kon worden wie de houder ervan is;6° door handelszaken voor dieren, voor zover zij de dieren gedurende korte tijd houden en voor zover vooraf een schriftelijke overeenkomst met natuurlijke personen of rechtspersonen bedoeld in de punten 1°, 2°, 3° b) en 7°, werd gesloten; 7° [...] § 3. Onverminderd de afwijkingen voorzien in § 2, kan de Koning het houden van door hem aangewezen dieren van andere soorten of categorieën verbieden aan sommige van de in § 2 opgesomde natuurlijke personen of rechtspersonen ».

B.2.2. Artikel 4 van de wet van 7 februari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/02/2014 pub. 28/02/2014 numac 2014024066 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende diverse bepalingen inzake dierenwelzijn, internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten en dierengezondheid sluiten bepaalt : « In dezelfde wet wordt een artikel 6bis ingevoegd, luidende : '

Art. 6bis.§ 1. In afwijking van artikel 3bis zijn het houden en het gebruik van dieren in circussen en rondreizende tentoonstellingen verboden. § 2. De Koning stelt de lijst vast van gedomesticeerde dieren die, in afwijking van § 1, gehouden en gebruikt kunnen worden in circussen en rondreizende tentoonstellingen. Hij bepaalt de voorwaarden voor de vrijwaring van het welzijn van deze dieren. Deze voorwaarden hebben betrekking op de administratieve en technische voorwaarden aangaande de identificatie van de dieren en hun eigenaar, de diergeneeskundige begeleiding, de verzorging, de huisvesting, het vervoer en de vaccinatiestatus van de dieren, de omgang met de dieren, het aantal en de bekwaamheid van het personeel en de standplaatsen. ' ».

Ten aanzien van de voorwaarden van de schorsing B.3. De verzoekende partijen voeren een schending aan van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 34, 36 en 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en met het redelijkheidsbeginsel, omdat de bestreden artikelen het voor de verzoekende partijen en hun contractanten onmogelijk maken nog samen te werken en zij het voor buitenlandse circussen zeer moeilijk maken nog in België voorstellingen te geven (eerste middel).

Als tweede middel voeren de verzoekende partijen een schending aan van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de vrijheid van handel en nijverheid zoals die voortvloeit uit artikel 23 van de Grondwet, omdat door de bestreden bepalingen de circusuitbaters en circusorganisatoren geen wilde dieren meer mogen gebruiken of houden. Het derde middel voert de schending aan van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel, omdat door de wetgever niet in overgangsbepalingen is voorzien. Als laatste middel wordt door de verzoekende partijen aangevoerd dat de bestreden artikelen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schenden omdat daardoor een verschil in behandeling wordt ingevoerd tussen de circussen en de dierentuinen, zonder dat hiervoor een redelijke verantwoording bestaat.

B.4. Naar luid van artikel 20, 1°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof dient aan twee grondvoorwaarden te zijn voldaan opdat tot schorsing kan worden besloten : - de middelen die worden aangevoerd moeten ernstig zijn; - de onmiddellijke uitvoering van de bestreden maatregel moet een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kunnen berokkenen.

Daar de twee voorwaarden cumulatief zijn, leidt de vaststelling dat één van die voorwaarden niet is vervuld tot de verwerping van de vordering tot schorsing.

Wat het risico van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel betreft B.5.1. De schorsing van de wetsbepalingen door het Hof moet het mogelijk maken te vermijden dat, voor de verzoekende partijen, een ernstig nadeel dreigt voort te vloeien uit de onmiddellijke toepassing van de bestreden normen, nadeel dat niet of moeilijk zou kunnen worden hersteld in geval van een vernietiging van die normen.

B.5.2. Uit artikel 22 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof volgt dat, om te voldoen aan de tweede voorwaarde van artikel 20, 1°, van die wet, de persoon die een vordering tot schorsing instelt, in zijn verzoekschrift concrete en precieze feiten moet uiteenzetten waaruit voldoende blijkt dat de onmiddellijke toepassing van de bepalingen waarvan hij de vernietiging vordert, hem een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen.

Die persoon moet met name het bestaan van het risico van het nadeel, de ernst ervan en het verband tussen dat risico en de toepassing van de bestreden bepalingen aantonen.

B.6.1. De eerste verzoekende partij is een natuurlijke persoon van Belgische nationaliteit die samen met de tweede verzoekende partij, een vereniging zonder winstoogmerk, circusvoorstellingen organiseert en tevens als manager optreedt voor een aantal buitenlandse circussen.

Zij voert aan dat zij haar circus op andere activiteiten zal moeten richten en haar beroep als africhter van wilde dieren moet opgeven.

Zij beroept zich eveneens op een financieel nadeel en op een risico van een faillissement.

Het nadeel dat voortvloeit uit de verplichting voor die partij om zich op andere activiteiten te richten en een aspect van haar beroep op te geven, zal, in voorkomend geval, verdwijnen in geval van vernietiging van de bestreden bepalingen, zodat het niet als moeilijk te herstellen kan worden beschouwd. Wat het nadeel van financiële aard betreft, wordt in het verzoekschrift niet aangetoond dat het verbod om wilde dieren in circussen te houden noodzakelijkerwijze en onvermijdelijk een niet te herstellen ernstig nadeel zou inhouden voor de economische activiteiten van de verzoekende partij dat tot haar faillissement zou kunnen leiden.

B.6.2. De tweede verzoekende partij is een vereniging zonder winstoogmerk die in België circusvoorstellingen organiseert en daarnaast als statutair doel heeft, het verdedigen van het traditionele circus met dieren. Die verzoekende partij geeft in het verzoekschrift zelf aan dat het risico van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel te haren aanzien niet voldoende bewezen is.

B.6.3. De verzoekende partijen voeren nog aan dat de wetgever in de bestreden wet niet in een overgangsregeling heeft voorzien, zodat zij voor hun wilde dieren geen onmiddellijk alternatief zouden hebben om die dieren te plaatsen of te verkopen tegen hun normale marktwaarde.

De bestreden maatregel, die als zodanig niet van toepassing is op de in Frankrijk gevestigde derde en vierde verzoekende partij, is niet van dien aard dat hij een nadeel kan berokkenen aan de eerste en de tweede verzoekende partij zelf, nu zij, zoals ter terechtzitting is verduidelijkt, geen wilde dieren hielden op het ogenblik van de inwerkingtreding van de bestreden bepalingen.

B.6.4. De derde en de vierde verzoekende partij zijn natuurlijke personen van Franse nationaliteit die regelmatig circusvoorstellingen met wilde dieren in België organiseren. Ten aanzien van hen betekenen de bestreden bepalingen enkel dat zij met hun circus, in voorkomend geval tijdelijk wanneer het Hof die zou vernietigen, in België geen voorstellingen kunnen geven, waardoor zij in voorkomend geval minder circusvoorstellingen zouden kunnen geven, en dienvolgens minder inkomsten zouden genereren. Evenwel blijven zij over de mogelijkheid beschikken om in eigen land, dan wel in andere buurlanden, op te treden. Het risico op een nadeel van financiële aard, dat onvoldoende precies wordt aangegeven, is te hunnen aanzien geen moeilijk te herstellen ernstig nadeel.

B.7. Aangezien niet is voldaan aan één van de voorwaarden die zijn vereist bij artikel 20, 1°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof om tot schorsing te kunnen overgaan, dient de vordering tot schorsing te worden verworpen.

Om die redenen, het Hof verwerpt de vordering tot schorsing.

Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 30 juli 2014.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, A. Alen

^