Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 13 oktober 2014

Uittreksel uit arrest nr. 105/2014 van 10 juli 2014 Rolnummer : 5693 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 6 van de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsra Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2014205147
pub.
13/10/2014
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 105/2014 van 10 juli 2014 Rolnummer : 5693 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 6 van de wet van 19 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/1991 pub. 22/12/2009 numac 2009000842 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Dinant.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en T. Giet, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij vonnis van 1 juli 2013 in zake de vzw « Institut Albatros » tegen Grégory Cols en het Algemeen Belgisch Vakverbond (ABVV), waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 4 juli 2013, heeft de Arbeidsrechtbank te Dinant de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 6 van de wet van 19 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/1991 pub. 22/12/2009 numac 2009000842 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden, in samenhang gelezen met artikel 5, § 3, van dezelfde wet, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens : - in zoverre het, voor de personeelsafgevaardigden, de termijn van drie werkdagen om de zaak bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank aanhangig te maken volgens de vormen van het kort geding, laat lopen vanaf de dag volgend op die waarop de voorzitter van de arbeidsrechtbank de bij artikel 5, § 3, bedoelde beslissing heeft genomen, terwijl het aanvangspunt van beroepstermijnen wordt berekend vanaf de kennisgeving (opgevat als de dag van het overhandigen van de gerechtsbrief of van de ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs) of de betekening van een beslissing, - in zoverre het bijgevolg het recht op toegang tot de rechtbank afhankelijk maakt van de inachtneming van een termijn waarvan het aanvangspunt overeenkomt met een datum die geen vaste datum is, noch noodzakelijkerwijs ter kennis wordt gebracht van de geadresseerde ervan, in tegenstelling tot de andere beroepstermijnen waarvan het aanvangspunt verbonden is aan de kennisneming van het feit dat aanleiding geeft tot het beroep ? 2. Schendt artikel 6 van de wet van 19 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/1991 pub. 22/12/2009 numac 2009000842 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden, in samenhang gelezen met artikel 5, § 3, van dezelfde wet, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens in zoverre het, voor de personeelsafgevaardigden, de termijn van drie werkdagen om de zaak bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank aanhangig te maken volgens de vormen van het kort geding, laat lopen vanaf de dag volgend op die waarop de voorzitter van de arbeidsrechtbank de bij artikel 5, § 3, bedoelde beslissing heeft genomen, zijnde een datum die geen vaste datum is, noch ter kennis wordt gebracht van de geadresseerde ervan, terwijl, voor de niet-verkozen kandidaat, dezelfde termijn om een vordering in te stellen loopt vanaf de dag volgend op het verstrijken van de onderhandelingsperiode bedoeld in artikel 5, § 1, zijnde een vaststaande datum ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Aan het Hof worden vragen gesteld over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, van artikel 6 van de wet van 19 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/1991 pub. 22/12/2009 numac 2009000842 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten « houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden », in samenhang gelezen met artikel 5, § 3, van dezelfde wet.

B.2. De in het geding zijnde bepalingen passen in het kader van de procedure die van toepassing is wanneer een werkgever beslist om een personeelsafgevaardigde of een kandidaat-personeelsafgevaardigde om dringende reden te ontslaan.

Artikel 4 van de wet van 19 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/1991 pub. 22/12/2009 numac 2009000842 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten voorziet erin dat de betrokken werkgever de belanghebbende en de organisatie die hem heeft voorgedragen, hierover moet inlichten bij een ter post aangetekende brief, die wordt verstuurd binnen drie werkdagen volgend op de dag gedurende welke hij kennis heeft gekregen van het feit dat het ontslag zou rechtvaardigen. Hij moet eveneens, binnen dezelfde termijn, bij verzoekschrift zijn zaak aanhangig maken bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank.

Een onderhandelingsperiode van vijf werkdagen begint de derde werkdag na de dag waarop de aangetekende brieven werden verzonden, met toepassing van artikel 5, § 1, van de wet. Paragraaf 2 van dezelfde bepaling voorziet erin dat de partijen door de griffier worden opgeroepen om afzonderlijk en in persoon te verschijnen voor de voorzitter van de arbeidsrechtbank, teneinde ingelicht te worden over de draagwijdte van de te volgen procedure, op een rechtsdag die wordt vastgesteld tijdens de in paragraaf 1 bedoelde periode. Een afschrift van het verzoekschrift wordt bij de oproeping gevoegd.

Artikel 5, § 3, van de wet van 19 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/1991 pub. 22/12/2009 numac 2009000842 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten bepaalt vervolgens : « De voorzitter legt een nieuwe rechtsdag vast die onmiddellijk na de onderhandelingsperiode valt en waarop hij de partijen tracht te verzoenen.

Indien een akkoord bereikt wordt, legt de voorzitter de bepalingen hiervan vast in het proces-verbaal dat hij opmaakt en de uitgifte wordt bekleed met het formulier van tenuitvoerlegging.

Indien de partijen niet kunnen verzoend worden, maakt de voorzitter hiervan melding in de beschikking die hij dezelfde dag neemt en waarbij hij zich uitspreekt over de eventuele schorsing van de arbeidsovereenkomst van de personeelsafgevaardigde tijdens de duur van de procedure betreffende de erkenning van de dringende reden.

De beslissing wordt gesteund op de overweging dat de ingeroepen redenen vreemd zijn aan de hoedanigheid van personeelsafgevaardigde en aan vakbondsactiviteiten en heeft gevolg vanaf de datum van de aanhangigmaking bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank door de werkgever met toepassing van artikel 6. Zij is niet vatbaar voor hoger beroep of verzet. Zij wordt aan de partijen ter kennis gebracht bij gerechtsbrief uiterlijk de derde werkdag na de uitspraak ».

Het in de prejudiciële vraag in het geding zijnde artikel 6 bepaalt : « De werkgever die na verloop van de bij artikel 5, paragraaf 1, vastgestelde onderhandelingsperiode bij zijn voornemen blijft om te ontslaan, moet de zaak bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank volgens de vormen van het kort geding aanhangig maken binnen drie werkdagen na verloop van de onderhandelingsperiode zo het om een kandidaat-personeelsafgevaardigde gaat en binnen drie werkdagen na de dag waarop de voorzitter van de arbeidsrechtbank de bij artikel 5, paragraaf 3, bedoelde beslissing heeft genomen zo het om een personeelsafgevaardigde gaat ».

B.3. Aan het Hof wordt een eerste prejudiciële vraag gesteld over de omstandigheid dat het voormelde artikel 6 het aanvangspunt van de termijn van drie werkdagen die erin wordt vastgesteld, laat lopen vanaf de dag waarop de voorzitter van de arbeidsrechtbank de in artikel 5, § 3, van de wet van 19 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/1991 pub. 22/12/2009 numac 2009000842 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten bedoelde beslissing heeft genomen, en bijgevolg vanaf een datum die noch een vaste datum is, noch noodzakelijkerwijs ter kennis wordt gebracht van de geadresseerde ervan, terwijl het aanvangspunt van beroepstermijnen wordt berekend vanaf de kennisgeving of de betekening van de beslissing waartegen een beroep wordt ingesteld.

B.4.1. De Ministerraad voert aan dat beide categorieën van rechtzoekenden niet vergelijkbaar zijn.

B.4.2. Hoewel zij zich in situaties bevinden die door objectief verschillende procedureregels worden beheerst, bevinden beide vergeleken categorieën van personen zich niet in een dermate verschillende situatie dat zij niet met elkaar zouden kunnen worden vergeleken. Het gaat in beide gevallen immers om personen die worden geconfronteerd met het aanvangspunt van termijnen waarbinnen een zaak, in eerste aanleg of in hoger beroep, bij een rechtscollege aanhangig kan worden gemaakt en van wie het recht op toegang tot de rechter zou vervallen ingevolge het overschrijden van die termijn.

B.5.1. Volgens het verslag namens de commissie voor de Sociale Zaken van de Kamer over het wetsontwerp dat de in het geding zijnde wet van 19 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/1991 pub. 22/12/2009 numac 2009000842 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten is geworden (Parl. St., Kamer, 1990-1991, nr. 1471/3, p. 8), vertoonden de wet van 20 september 1948Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/09/1948 pub. 06/07/2010 numac 2010000388 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende organisatie van het bedrijfsleven. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende organisatie van het bedrijfsleven en de wet van 10 juni 1952 betreffende de gezondheid en de veiligheid van de werknemers, alsmede de salubriteit van het werk en van de werkplaatsen, die de bescherming regelden van de in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen afgevaardigde werknemers, bepaalde gebreken bij ontstentenis van echte sancties en hadden zij aanleiding gegeven tot misbruiken door werkgevers, waaraan het koninklijk besluit nr. 4 van 11 oktober 1978, dat die twee wetten wijzigde, een einde wou maken.

Uit de rechtspraak bleek evenwel dat de bij het voormelde koninklijk besluit ingevoerde regeling aanleiding had gegeven tot heel wat moeilijkheden die onder meer te wijten waren aan het feit dat de vastgestelde termijnen, aangezien zij niet op straffe van nietigheid waren voorgeschreven, in de praktijk maar zelden werden nageleefd, waarbij de ontslagprocedures van beschermde werknemers aldus jaren konden aanslepen (ibid.).

B.5.2. Door het aannemen van de wet van 19 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/1991 pub. 22/12/2009 numac 2009000842 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten wou de wetgever de gerechtelijke procedure om beschermde werknemers om dringende reden te ontslaan verbeteren en versnellen, door meer rekening te houden met de regeling van de werkzaamheden binnen de arbeidsrechtbanken (Parl.

St., Senaat, 1990-1991, nr. 1105-2, p. 8; Parl. St., Kamer, 1990-1991, nr. 1471/3, pp. 4 en 29).

B.5.3. Met betrekking tot het in de prejudiciële vraag in het geding zijnde artikel 6 is in de memorie van toelichting vermeld : « Artikel 6 regelt, in geval van mislukking van de onderhandelingsprocedure, hoe het verzoekschrift tot voorafgaandelijke erkenning van de dwingende reden voor het arbeidsgerecht moet worden ingediend.

Bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank, bevoegd krachtens artikel 627, 9°, van het Gerechtelijk Wetboek, maakt de werkgever bij dagvaarding zijn zaak aanhangig binnen drie werkdagen na de beslissing over het statuut van de personeelsafgevaardigde tijdens de gerechtelijke procedure of binnen drie werkdagen na het verstrijken van de onderhandelingsperiode, indien het een kandidaat-personeelsafgevaardigde betreft.

Teneinde de procedure te bespoedigen, zal de dagvaarding onderworpen worden aan de regels vastgesteld in artikel 1035 van het Gerechtelijk Wetboek voor de indiening van een vordering in kortgeding. De termijn van dagvaarding wordt dus herleid tot twee dagen.

Een afschrift van deze dagvaarding wordt door de griffie samen met de oproeping naar de partijen verstuurd » (Parl. St., Senaat, 1990-1991, nr. 1105-1, pp. 11-12).

B.6. Aan de werkgever en aan de arbeidsrechtbank en, in voorkomend geval, aan het arbeidshof zijn zeer korte termijnen toegemeten, respectievelijk om in rechte te treden of tot een beslissing te komen.

Hoewel het bij het ontslag van een beschermde werknemer op zich verantwoord is dat de wetgever de periode van onzekerheid daarover tot het strikte minimum probeert te beperken, moet een redelijk evenwicht behouden blijven tussen, enerzijds, de beoogde snelheid van de procedure en, anderzijds, de rechten van de verdediging van de partijen en het recht op toegang tot de rechter die worden gewaarborgd bij artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

B.7. Volgens de Ministerraad zou het criterium van de met toepassing van de in het geding zijnde bepaling genomen beschikking niet op onevenredige wijze afbreuk doen aan de rechten van de werkgever aangezien hij persoonlijk ter terechtzitting moet verschijnen, aangezien de werkgever de inhoud van de door de voorzitter van de rechtbank gewezen beschikking kent en aangezien de termijn die is vastgesteld voor de uitspraak ervan, bij artikel 5, § 3, derde lid, van de wet van 19 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/1991 pub. 22/12/2009 numac 2009000842 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten wordt opgelegd. Hoe dan ook, indien de werkgever niet zou verschijnen of indien de beschikking niet op de dag van de terechtzitting zou zijn gewezen, zou, volgens de Ministerraad, niets de werkgever beletten de griffie van de rechtbank te raadplegen om de dag van de uitspraak ervan en bijgevolg het aanvangspunt van de in het in het geding zijnde artikel 6 vastgestelde termijn van drie dagen te kennen. Niets zou hem evenmin beletten een dagvaarding te betekenen vooraleer de voorzitter zijn beschikking heeft gewezen.

B.8.1. De in het in het geding zijnde artikel 6 vastgestelde termijn is voorgeschreven op straffe van verval (Cass., 27 februari 1995, Arr.

Cass., 1995, nr. 114). De overschrijding ervan brengt aldus de niet-ontvankelijkheid met zich mee van de rechtsvordering die is ingesteld door de werkgever die bij zijn wens zou blijven om de betrokken werknemer na afloop van de verzoeningsprocedure te ontslaan om dringende redenen.

B.8.2. In tegenstelling tot wat de Ministerraad betoogt, beperkt de inhoud van de beschikking zich niet tot de loutere vaststelling van het gebrek aan verzoening tussen de partijen. Zij bevat immers ook de beslissing van de voorzitter van de arbeidsrechtbank om de arbeidsovereenkomst van de personeelsafgevaardigde al dan niet te schorsen gedurende de tijd van de procedure betreffende de erkenning van de dringende reden, beslissing die de werkgever die niet persoonlijk is verschenen, mogelijk niet zou kennen. De in artikel 5, § 3, van de wet voorgeschreven termijn waarbinnen de voorzitter zijn beschikking moet wijzen, namelijk in beginsel de dag van de verzoeningszitting, vormt een termijn van orde waarvan de niet-inachtneming aan geen enkele sanctie is verbonden.

B.9. Rekening houdend met de aard van de procedure, met de korte termijn en met de gevolgen die aan de niet-naleving ervan zijn verbonden, beperkt het feit dat die termijn ingaat op een ogenblik waarop de geadresseerde mogelijk nog geen kennis kan hebben van de inhoud van de beslissing, of zelfs kan zijn verstreken vooraleer die geadresseerde de kennisgeving ervan ontvangt, op onevenredige wijze de rechtszekerheid en het recht van de werkgever op toegang tot een rechter. Die kan immers enkel op het ogenblik waarop die beschikking hem bij gerechtsbrief ter kennis wordt gebracht, namelijk uiterlijk de derde werkdag die volgt op de uitspraak ervan, zoals artikel 5, § 3, laatste lid, van de wet voorschrijft, met zekerheid kennisnemen van de datum waarop de beschikking van de voorzitter van de rechtbank wordt gewezen en van de inhoud ervan.

B.10. De eerste prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord.

B.11. Aan het Hof wordt een tweede prejudiciële vraag gesteld over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, van artikel 6 van de wet van 19 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/1991 pub. 22/12/2009 numac 2009000842 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, in samenhang gelezen met artikel 5, § 3, van dezelfde wet, in zoverre het voor de personeelsafgevaardigden de termijn van drie werkdagen om de zaak bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank aanhangig te maken volgens de vormen van het kort geding, laat lopen vanaf de dag volgend op die waarop de voorzitter van de rechtbank de in artikel 5, § 3, bedoelde beslissing heeft genomen, zijnde op een datum die geen vaste datum zou zijn, noch ter kennis zou worden gebracht van de geadresseerde ervan, terwijl, voor de niet-verkozen kandidaat, dezelfde termijn om een vordering in te stellen ingaat op de dag volgend op het verstrijken van de onderhandelingsperiode bedoeld in artikel 5, § 1, zijnde op een vaststaande datum.

B.12. Om redenen die identiek zijn aan die welke in B.8 en B.9 zijn uiteengezet, dient de tweede prejudiciële vraag bevestigend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 6 van de wet van 19 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/1991 pub. 22/12/2009 numac 2009000842 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten « houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden », in samenhang gelezen met artikel 5, § 3, van dezelfde wet, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het, voor de personeelsafgevaardigden, de termijn van drie werkdagen om de zaak bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank aanhangig te maken volgens de vormen van het kort geding, laat lopen vanaf de dag volgend op die waarop de voorzitter van de arbeidsrechtbank de in artikel 5, § 3, bedoelde beslissing heeft genomen en niet vanaf de dag volgend op die waarop die beslissing door de griffie ter kennis is gebracht.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 10 juli 2014.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, J. Spreutels

^