gepubliceerd op 27 oktober 2014
Uittreksel uit arrest nr. 113/2014 van 17 juli 2014 Rolnummer : 5701 In zake : het beroep tot vernietiging van de basisallocaties 03.002.42.01.4510, 03.003.42.01.4510, 10.005.27.08.4322, 10.005.28.03.6321 en 10.006.64.14.6321 en, in zoverre z Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters (...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 113/2014 van 17 juli 2014 Rolnummer : 5701 In zake : het beroep tot vernietiging van de basisallocaties 03.002.42.01.4510, 03.003.42.01.4510, 10.005.27.08.4322, 10.005.28.03.6321 en 10.006.64.14.6321 en, in zoverre zij op de voormelde basisallocaties betrekking hebben, van de artikelen 10 en 16 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 21 december 2012 « houdende de Algemene Uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het begrotingsjaar 2013 », ingesteld door de Vlaamse Regering.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 23 juli 2013 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 24 juli 2013, heeft de Vlaamse Regering, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. P. Van Orshoven advocaat bij de balie te Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van de basisallocaties 03.002.42.01.4510, 03.003.42.01.4510, 10.005.27.08.4322, 10.005.28.03.6321 en 10.006.64.14.6321 en, in zoverre zij op de voormelde basisallocaties betrekking hebben, van de artikelen 10 en 16 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 21 december 2012 « houdende de Algemene Uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het begrotingsjaar 2013 » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 13 februari 2013). (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepalingen en de draagwijdte van het beroep B.1. De Vlaamse Regering vordert de vernietiging van de basisallocaties 03.002.42.01.4510, 03.003.42.01.4510, 10.005.27.08.4322, 10.005.28.03.6321 en 10.006.64.14.6321 en, in zoverre zij op de voormelde basisallocaties betrekking hebben, van de artikelen 10 en 16 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 21 december 2012 « houdende de Algemene Uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het begrotingsjaar 2013 ».
Zij bestrijdt in het bijzonder bepalingen met betrekking tot de « subsidie om het opleidingsaanbod in Brussel in lijn met de prioriteiten en doelstellingen die in de New Deal vastgelegd zijn tot ontwikkeling te brengen », alsook de « werkingssubsidies aan gemeenten voor de uitbouw van sportopleidingen » en de « investeringssubsidies aan gemeenten voor de uitbouw van sportopleidingen » en met betrekking tot « subsidies aan de ondergeschikte besturen voor het aankopen van gebouwen en voor het bouwen, vergroten en wijzigen van de sportinfrastructuur ».
B.2.1. De bestreden basisallocaties zijn opgenomen in de bij de ordonnantie gevoegde begrotingstabellen.
Artikel 2 van de ordonnantie van 21 december 2012 bepaalt : « Voor de uitgaven van de begroting van de diensten van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het begrotingsjaar 2013 worden kredieten geopend ten bedrage van : [...] Deze kredieten worden opgesomd in de bij deze ordonnantie gevoegde tabellen, sectie I. In toepassing van artikel 14 van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, worden de uitgaven gemachtigd per programma waarvan de krediettotalen opgenomen zijn in de bij deze ordonnantie gevoegde begrotingstabellen, sectie I en sectie II. De geconsolideerde ontvangsten- en uitgavenbegroting van de gewestelijke entiteit wordt goedgekeurd en is terug te vinden in de vorm van een tabel op het einde van het beschikkende gedeelte van deze ordonnantie ».
B.2.2. Artikel 10 van de ordonnantie van 21 december 2012 bepaalt : « In afwijking van artikel 29 van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, kunnen, via een besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, de vastleggingskredieten of de vereffeningskredieten van de basisallocaties [...], 03.003.42.01.45.10, [...] naar eender welke basisallocatie van de begroting van de diensten van de Regering herverdeeld worden. [...] ».
B.2.3. Artikel 16 van de ordonnantie van 21 december 2012 bepaalt : « In afwijking van de bepalingen van artikel 13 van deze ordonnantie maken de facultatieve subsidies toegekend op de volgende basisallocaties noch het voorwerp uit van een besluit, noch van een overeenkomst : 03.003.42.01.45.10 [...] 10.006.64.14.63.21 [...] Indien echter andere wettelijke en/of reglementaire bepalingen die betrekking hebben op de uitgaven die op de basisallocaties vermeld in dit artikel worden aangerekend, uitdrukkelijk een regerings- of ministerieel besluit per begunstigde opleggen, dan dient dit besluit te worden opgesteld, behoudens afwijking toegestaan door de Minister van Begroting op basis van een gemotiveerd dossier ».
B.3.1. Artikel 4, § 7, van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, bepaalt : « De begrotingsspecialiteit beslaat drie niveaus : de wettelijke specialiteit op het niveau van de programma's, de economische specialiteit op het niveau van de hoofdgroepen qua aard en de administratieve specialiteit op het niveau van de basisallocaties ».
Artikel 9 van dezelfde ordonnantie bepaalt : « Elk jaar keurt het Parlement de begroting per programma goed ».
Artikel 14 van dezelfde ordonnantie bepaalt : « De algemene uitgavenbegroting voorziet in en verleent machtiging voor de uitgaven, per programma.
De kredieten voor de programma's onderscheiden de begrotingsmiddelen per activiteit, volgens hun bestemming, en per hoofdgroep qua aard, volgens de economische classificatie. De kredieten voor de programma's worden uitgesplitst in basisallocaties overeenkomstig de economische classificatie.
De basisallocaties worden gecodificeerd volgens de functionele classificatie.
De bedragen ingeschreven op de basisallocaties volgens het type van krediet worden administratieve kredieten genoemd ».
Artikel 29 van dezelfde ordonnantie bepaalt : « De Regering bepaalt de modaliteiten en de delegaties volgens dewelke zij tijdens het begrotingsjaar, na akkoord van het Regeringslid bevoegd voor Begroting, de kredieten tussen de basisallocaties kan herverdelen. Deze herverdeling wordt uitgevoerd : 1° binnen de perken van de vastleggingskredieten van elk van de programma's van de algemene uitgavenbegroting;2° binnen de perken van de vereffeningskredieten van elk van de programma's van de algemene uitgavenbegroting. Deze herverdelingen worden zonder verwijl aan het Parlement en aan het Rekenhof meegedeeld ».
Bovendien bepaalt artikel 5, § 2, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 juni 2006 betreffende de herverdelingen en overschrijdingen van uitgavenkredieten : « Nieuwe basisallocaties kunnen gecreëerd worden middels een herverdeling van kredieten ».
B.3.2. Uit de voormelde bepalingen blijkt dat de bestreden ordonnantie van 21 december 2012 tot doel heeft machtiging te verlenen voor uitgaven per « programma » en aan die programma's zogenaamde « administratieve » kredieten toe te wijzen, die in basisallocaties worden uitgesplitst. Aldus hebben de kredieten die zijn geopend voor de uitgaven van de begroting van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betrekking op programma's waarvoor de ordonnantiegever uitdrukkelijk machtiging heeft verleend voor uitgaven.
Het Hof onderzoekt aldus het beroep in zoverre het betrekking heeft op de programma's « 002 : Specifieke initiatieven » en « 003 : ' New Deal ' » van « Opdracht 03 : Gemeenschappelijke initiatieven van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » en op de programma's « 005 : Financiering van specifieke projecten van de gemeenten » en « 006 : Financiering van de investeringen van openbaar nut » van « Opdracht 10 : Ondersteuning en begeleiding van de plaatselijke besturen » en in zoverre die programma's kredieten raken die in de door de verzoekende partij beoogde basisallocaties zijn uitgesplitst. 1. De programma's 002 en 003 van opdracht 03 B.4.1. Basisallocatie 03.002.42.01.4510 valt onder activiteit 42 (« Inkomensoverdrachten aan andere institutionele groepen ») van programma 002 (« Specifieke initiatieven ») van opdracht 03 (« Gemeenschappelijke initiatieven van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ») van sectie I (« Uitgaven van de diensten van de Regering ») van de begrotingstabel.
B.4.2. Basisallocatie 03.003.42.01.4510 valt onder activiteit 42 (« Inkomensoverdrachten aan andere institutionele groepen ») van programma 003 (« New Deal ») van opdracht 03(« Gemeenschappelijke initiatieven van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ») van sectie I (« Uitgaven van de diensten van de Regering ») van de begrotingstabel.
B.4.3. De benaming van die allocaties is « Subsidie om het opleidingsaanbod in Brussel in lijn met de prioriteiten en doelstellingen die in de New Deal vastgelegd zijn tot ontwikkeling te brengen ». Zij betreffen de toekenning van facultatieve subsidies (artikel 12 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 21 december 2012).
Programma 003 van opdracht 03 is in de begroting 2012 in het leven geroepen. Het neemt alle aan de « New Deal » gewijde acties over die voordien voorkwamen in programma 002 van opdracht 03. Programma 002 van opdracht 03 omvat echter nog basisallocaties die gedeeltelijk aan de « New Deal » zijn gewijd, om het uitstaande bedrag van de voorgaande jaren te verzekeren. Aangezien de beroepen betrekking hebben op dezelfde actie - « Subsidie om het opleidingsaanbod in Brussel in lijn met de prioriteiten en doelstellingen die in de New Deal zijn vastgelegd tot ontwikkeling te brengen » - die in die beide programma's voorkomt, kunnen deze samen worden onderzocht. 2. De programma's 005 en 006 van opdracht 10 B.5.1. Basisallocatie 10.005.27.08.4322 valt onder activiteit 27 (« Werkingssubsidies en andere inkomensoverdrachten aan gemeenten en OCMW's ») van programma 005 (« Financiering van specifieke projecten van de gemeenten ») van opdracht 10 (« Ondersteuning en begeleiding van de plaatselijke besturen ») van sectie I (« Uitgaven van de diensten van de Regering ») van de begrotingstabel.
De benaming van die allocatie is « Werkingssubsidies aan gemeenten voor de uitbouw van sportopleidingen ». Zij betreft de toekenning van facultatieve subsidies (artikel 12 van de voormelde ordonnantie van 21 december 2012) aan de gemeenten.
B.5.2. Basisallocatie 10.005.28.03.6321 valt onder activiteit 28 (« Investeringssubsidies en andere kapitaalsoverdrachten aan gemeenten en OCMW's ») van programma 005 (« Financiering van specifieke projecten van de gemeenten ») van opdracht 10 (« Ondersteuning en begeleiding van de plaatselijke besturen ») van sectie I (« Uitgaven van de diensten van de Regering ») van de begrotingstabel.
De benaming van die allocatie is « Investeringssubsidies aan gemeenten voor de uitbouw van sportopleidingen ». Zij betreft de toekenning van facultatieve subsidies aan de gemeenten.
B.5.3. Basisallocatie 10.006.64.14.6321 valt onder activiteit 64 (« Investeringssubsidies en andere kapitaalsoverdrachten aan gemeenten en openbare instellingen in het kader van de investeringen van openbaar nut ») van programma 006 (« Financiering van de investeringen van openbaar nut ») van opdracht 10 (« Ondersteuning en begeleiding van de plaatselijke besturen ») van sectie I (« Uitgaven van de diensten van de Regering ») van de begrotingstabel.
De benaming van die allocatie is « Subsidies aan de ondergeschikte besturen voor het aankopen van gebouwen en voor het bouwen, vergroten en wijzigen van de sportinfrastructuur ». Zij betreft de toekenning van facultatieve subsidies aan de ondergeschikte besturen.
B.5.4. Aangezien de Vlaamse Regering één enkel middel tegen die beide programma's uiteenzet, worden deze samen onderzocht.
Ten gronde 1. De programma's 002 en 003 van opdracht 03 (« New Deal ») B.6. De Vlaamse Regering voert aan dat de programma's 002 en 003 van opdracht 03 niet bestaanbaar zijn met de artikelen 127 en 175 van de Grondwet en met artikel 4 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, doordat de basisallocaties 03.002.42.01.4510 en 03.003.42.01.4510 betrekking zouden hebben op culturele aangelegenheden, die tot de gemeenschapsbevoegdheden behoren.
B.7.1. Artikel 127 van de Grondwet bepaalt : « § 1. De Parlementen van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap regelen, elk voor zich, bij decreet : 1° de culturele aangelegenheden; [...] 3° de samenwerking tussen de gemeenschappen, alsook de internationale samenwerking, met inbegrip van het sluiten van verdragen, voor de aangelegenheden bedoeld in 1° en 2°. Een wet aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid, stelt de in 1° vermelde culturele aangelegenheden, de in 3° vermelde vormen van samenwerking, alsook de nadere regelen voor het in 3° vermelde sluiten van verdragen vast. § 2. Deze decreten hebben kracht van wet respectievelijk in het Nederlandse taalgebied en in het Franse taalgebied, alsmede ten aanzien van de instellingen gevestigd in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad die, wegens hun activiteiten moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de ene of de andere gemeenschap ».
B.7.2. Artikel 4 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, zoals van toepassing ten tijde van de aanneming van de bestreden ordonnantie, bepaalde : « De culturele aangelegenheden bedoeld in artikel 59bis, § 2, 1° [thans artikel 127, § 1, eerste lid, 1°], van de Grondwet zijn : [...] 12° De post- en parascolaire vorming;13° De artistieke vorming;14° De intellectuele, morele en sociale vorming;15° De sociale promotie;16° De beroepsomscholing en -bijscholing, met uitzondering van de regeling van de tegemoetkoming in de uitgaven inherent aan de selectie, de beroepsopleiding en de nieuwe installatie van het personeel door een werkgever in dienst genomen met het oog op de oprichting van een onderneming, de uitbreiding of de overschakeling van zijn onderneming ». Op grond van artikel 4 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten zijn de gemeenschappen exclusief bevoegd voor de culturele aangelegenheden.
Voor zover zij niet anders erover hebben beschikt, hebben de Grondwetgever en de bijzondere wetgever aan de gemeenschappen en de gewesten volledige bevoegdheid toegekend tot het uitvaardigen van regels die eigen zijn aan de hun toegewezen aangelegenheden, en zulks onverminderd de mogelijkheid om desnoods een beroep te doen op artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten. Behoudens andersluidende bepalingen heeft de bijzondere wetgever het gehele beleid inzake de door hem toegewezen bevoegdheden aan de gemeenschappen en de gewesten overgedragen.
Daaruit volgt dat het beleid inzake beroepsopleiding aan de gemeenschappen is toegewezen, met uitzondering van de regeling van de tegemoetkoming in de uitgaven inherent aan de selectie, de beroepsopleiding en de nieuwe installatie van het personeel door een werkgever in dienst genomen met het oog op de oprichting van een onderneming, de uitbreiding of de overschakeling van zijn onderneming.
De aan de gewestwetgever toegewezen aangelegenheden dienen strikt te worden geïnterpreteerd.
B.7.3. Artikel 175 van de Grondwet bepaalt : « Een wet aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid stelt het financieringsstelsel voor de Vlaamse en de Franse Gemeenschap vast.
De Parlementen van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap regelen, elk voor zich, de bestemming van hun ontvangsten bij decreet ».
B.7.4. In het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad worden de culturele aangelegenheden door verschillende wetgevers geregeld.
Op grond van artikel 127, § 2, van de Grondwet hebben de decreten die de culturele aangelegenheden regelen, kracht van wet respectievelijk in het Nederlandse taalgebied en in het Franse taalgebied, alsmede ten aanzien van de instellingen gevestigd in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad die wegens hun activiteiten moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de ene of de andere gemeenschap.
Op het ogenblik van de aanneming van de bestreden bepaling was enkel de federale overheid bevoegd om, in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, de culturele aangelegenheden te regelen die niet zijn geregeld door instellingen die tot de uitsluitende bevoegdheid van de ene of andere gemeenschap behoren.
B.7.5. In tegenstelling tot wat het geval is voor wat de bijstand aan personen betreft, heeft de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie geen ordonnantiegevende bevoegdheden op het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wat de beroepsopleiding betreft.
Ter uitvoering van artikel 138 van de Grondwet, bepaalt artikel 3, 3° en 4°, van het decreet II van de Franse Gemeenschap van 19 juli 1993 tot toekenning van de uitoefening van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie : « [...] de Commissie [oefent,] op het grondgebied van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, [...] de bevoegdheden van de Gemeenschap in de volgende aangelegenheden uit : [...] 3° de sociale promotie, bedoeld in artikel 4, 15°, van de bijzondere wet [van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen];4° de beroepsomscholing en -bijscholing, bedoeld in artikel 4, 16°, van [dezelfde] bijzondere wet ». Artikel 3, 3° en 4°, van het decreet II van het Waalse Gewest van 22 juli 1993 betreffende de overheveling van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie en artikel 3, 3° en 4°, van het decreet III van de Franse Gemeenschapscommissie van 22 juli 1993 tot toekenning van de uitoefening van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie hebben dezelfde inhoud.
Derhalve beschikt de Franse Gemeenschapscommissie thans, op het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, ten aanzien van de instellingen die wegens hun activiteiten moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de Franse Gemeenschap, over een decreetgevende bevoegdheid betreffende « de sociale promotie » en « de beroepsomscholing en -bijscholing ».
B.8.1. In de parlementaire voorbereiding van de bestreden ordonnantie wordt de New Deal als volgt voorgesteld : « Ook al kwamen er in Brussel sinds 2005 ruim 60.000 nieuwe arbeidsplaatsen bij, toch is het Gewest als gevolg van de sterke bevolkingsaangroei de entiteit met het grootste aantal nieuwkomers op de arbeidsmarkt per jaar.
Jonge werkzoekenden jonger dan [...] 29 jaar maken vrijwel 30 % uit van het totale aantal werkzoekenden. Bij de schoolverlaters (secundair en hoger) is één jongere op drie na een jaar nog steeds werkloos.
De middelen die ingeschreven worden op de begroting 2013 moeten dus dienen om nieuwe initiatieven op te starten in lijn met de eerste doelstelling van de New Deal, namelijk de Brusselaars aan werk te helpen, waarbij de voorkeur uitgaat naar jonge werkzoekenden.
Daartoe plant men in 2013 onder meer : - de middelen te versterken om de tewerkstelling van jongeren in structuren van algemeen belang zoals crèches te bevorderen; - in het kader van de New Deal zijn middelen rechtstreeks aan de werkingsdotatie van Actiris toegevoegd met het oog op de verbetering van de werklozenbegeleiding; - de middelen te blijven versterken voor de sociale economie in de actieterreinen die in de New Deal vastgesteld zijn; - de middelen te blijven versterken voor de referentiecentra, met inbegrip van het referentiecentrum voor de stadsberoepen; - specifieke middelen toe te wijzen voor initiatieven die de tewerkstelling van de Brusselaars bevorderen in de beroepen die verband houden met het behoud van het patrimonium » (Parl. St., Brussels Hoofdstedelijk Parlement, 2012-2013, A-327/1 (vervolg 1), p. 20).
B.8.2. De basisallocatie 03.002.42.01.4510 bevatte voor 2012 geen kredieten en bevat ook voor 2013 geen kredieten. De basisallocatie 03.003.42.01.4510, die voor 2012 nog 2 900 000 euro aan vastleggingskredieten en 2 900 000 euro aan vereffeningskredieten bevatte, bevat voor 2013 geen vastleggingskredieten, maar wel 780 000 euro aan vereffeningskredieten.
Die wijziging wordt verantwoord als « overdracht van de middelen naar opdracht 30. De vereffeningskredieten zijn bestemd om de uitstaande bedragen aan te zuiveren ». De resterende vereffeningskredieten worden verantwoord als een krediet om een uitstaand bedrag aan te zuiveren (Parl. St., Brussels Hoofdstedelijk Parlement, 2012/2013, A-327/3 p. 25).
B.8.3. Uit artikel 5, 2°, b), van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 blijkt dat de vereffeningskredieten kredieten zijn ten belope waarvan tijdens het begrotingsjaar bedragen kunnen worden vereffend uit hoofde van vastgestelde rechten voortvloeiend uit voorafgaandelijk of gelijktijdig vastgelegde verbintenissen.
Uit het beginsel van de annualiteit van de begroting en de techniek van de gesplitste kredieten vloeit voort dat een vereffeningskrediet de prognose kan zijn van een uitgave waarmee een verbintenis wordt nagekomen die is gedekt door een vastleggingskrediet van een voorgaand begrotingsjaar.
B.9.1. Bij zijn arrest nr. 13/2014 van 29 januari 2014 heeft het Hof de beroepen tot vernietiging, in zoverre zij waren gericht tegen de basisallocaties 03.002.42.01.4510 en 03.003.42.01.4510, verworpen, aangezien, hoewel de bestreden basisallocaties voorzagen in kredieten in gemeenschapsmateries, was voldaan aan de voorwaarden bepaald in artikel 83bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, dat bepaalt : « Onverminderd de artikelen 83ter en 83quater kan het Brussels Hoofdstedelijk Parlement vanaf het begrotingsjaar 1995 middelen overdragen aan de Vlaamse en de Franse Gemeenschapscommissies, die worden verdeeld volgens de verdeelsleutel van 20 pct. voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie en 80 pct. voor de Franse Gemeenschapscommissie ».
B.9.2. De vereffeningskredieten waarin voor het begrotingsjaar 2013 wordt voorzien in basisallocatie 03.003.42.01.4510, beogen de verbintenissen na te komen die zijn gedekt door de overeenkomstige vastleggingskredieten van het begrotingsjaar 2012. Bijgevolg worden ook die vereffeningskredieten gerechtvaardigd door het voormelde artikel 83bis.
B.10. In zoverre het de programma's 002 en 003 van opdracht 03 beoogt, is het middel niet gegrond. 2. De programma's 005 en 006 van opdracht 10 B.11. De Vlaamse Regering voert aan dat de programma's 005 en 006 van opdracht 10 niet bestaanbaar zijn met de artikelen 127 en 175 van de Grondwet en met artikel 4 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, doordat de basisallocaties 10.005.27.08.4322, 10.005.28.03.6321 en 10.006.64.14.6321 betrekking zouden hebben op culturele aangelegenheden, die tot de gemeenschapsbevoegdheden behoren.
B.12.1. Artikel 4 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, zoals van toepassing ten tijde van de aanneming van de bestreden ordonnantie, bepaalde : « De culturele aangelegenheden bedoeld in artikel 59bis, § 2, 1° [thans artikel 127, § 1, eerste lid, 1°], van de Grondwet zijn : [...] 9° De lichamelijke opvoeding, de sport en het openluchtleven; [...] ».
Daaruit volgt dat het beleid inzake de sportopleidingen en sportinfrastructuren aan de gemeenschappen is toegewezen.
B.12.2. Ter uitvoering van artikel 138 van de Grondwet, bepaalt artikel 3, 1°, van het decreet II van de Franse Gemeenschap van 19 juli 1993 : « [...] de Commissie [oefent,] op het grondgebied van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, [...] de bevoegdheden van de Gemeenschap in de volgende aangelegenheden uit : 1° wat de lichamelijke opvoeding, de sport en het openluchtleven, bedoeld in artikel 4, 9°, van de bijzondere wet [van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen] betreft : de gemeentelijke, provinciale, intercommunale en privé-infrastructuren ». Artikel 3, 1°, van het decreet II van het Waalse Gewest van 22 juli 1993 en artikel 3, 1°, van het decreet III van de Franse Gemeenschapscommissie van 22 juli 1993 hebben dezelfde inhoud.
Derhalve beschikt de Franse Gemeenschapscommissie thans, op het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, ten aanzien van de instellingen die wegens hun activiteiten moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de Franse Gemeenschap, over een decreetgevende bevoegdheid betreffende « de gemeentelijke, provinciale, intercommunale en privé-infrastructuren ».
De Franse Gemeenschap blijft bevoegd voor de materie van de « sportopleidingen » op het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
B.12.3. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is niet bevoegd om het beleid van de sportopleidingen te regelen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Op het ogenblik van de aanneming van de bestreden ordonnantie was het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest evenmin bevoegd om het beleid inzake gemeentelijke sportinfrastructuren te regelen.
B.12.4. De bestreden basisallocaties maken een aanvullende financiering van gemeentelijke sportopleidingen en gemeentelijke sportinfrastructuren mogelijk.
De ordonnantie van 21 december 2012 regelt in die mate culturele aangelegenheden in de zin van artikel 127, § 1, eerste lid, 1°, van de Grondwet.
B.13.1. Artikel 39 van de Grondwet bepaalt : « De wet draagt aan de gewestelijke organen welke zij opricht en welke samengesteld zijn uit verkozen mandatarissen de bevoegdheid op om de aangelegenheden te regelen welke zij aanduidt met uitsluiting van die bedoeld in de artikelen 30 en 127 tot 129 en dit binnen het gebied en op de wijze die zij bepaalt. Deze wet moet worden aangenomen met de meerderheid bepaald in artikel 4, laatste lid ».
B.13.2. Artikel 6, § 1, VIII, eerste lid, 9° en 10°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, vervangen bij artikel 4 van de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen, zoals van toepassing ten tijde van de aanneming van de bestreden ordonnantie, dat de aangelegenheden opsomt die tot de bevoegdheid van het Vlaamse en het Waalse Gewest behoren, bepaalde : « De aangelegenheden bedoeld in artikel 107quater [thans artikel 39] van de Grondwet zijn : [...] 9° de algemene financiering van de gemeenten, de agglomeraties en federaties van gemeenten en de provincies; [...] 10° de financiering van de opdrachten uit te voeren door de gemeenten, de agglomeraties en federaties van gemeenten, de provincies en door andere publiekrechtelijke rechtspersonen in de tot de bevoegdheid van de gewesten behorende aangelegenheden, behalve wanneer die opdrachten betrekking hebben op een aangelegenheid waarvoor de federale overheid of de gemeenschappen bevoegd zijn ». Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is eveneens bevoegd om die aangelegenheden te regelen (artikel 4, eerste lid, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen).
De « algemene financiering van de gemeenten » heeft betrekking op de « algemene financieringswijzen door middel waarvan de gemeenten [...] gefinancierd worden, volgens criteria die niet rechtstreeks gebonden zijn aan een specifieke taak of opdracht » (Parl. St., Kamer, 1988, nr. 516/1, p. 18).
B.13.3. Aangezien het gaat om de financiering van specifieke gemeentelijke taken, hebben de betwiste basisallocaties niets uit te staan met de aangelegenheid van de algemene financiering van de gemeenten in de zin van artikel 6, § 1, VIII, eerste lid, 9°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten.
Zij vallen, zoals aangegeven in B.12.4, onder de gemeenschapsbevoegdheden, zodat zij evenmin kunnen worden beschouwd als een maatregel in het kader van de uitoefening, door het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, van zijn bevoegdheid inzake financiering van de opdrachten uit te voeren door de gemeenten, in de zin van artikel 6, § 1, VIII, eerste lid, 10°, van dezelfde bijzondere wet.
B.14.1. Artikel 178 van de Grondwet bepaalt : « Onder de voorwaarden en op de wijze die de wet, aangenomen met de meerderheid bepaald in artikel 4, laatste lid, bepaalt, draagt het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, bij de in artikel 134 bedoelde regel, financiële middelen over aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en aan de Vlaamse en de Franse Gemeenschapscommissies ».
Die financiële overdracht heeft betrekking op « gemeenschapsaangelegenheden bedoeld in artikel 108ter, § 3, eerste lid [thans artikel 136] van de Grondwet [die de aangelegenheden zijn] welke opgedragen zijn of zullen worden aan de Vlaamse Gemeenschap en aan de Franse Gemeenschap » (artikel 61 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, zoals van toepassing ten tijde van de aanneming van de bestreden ordonnantie).
Zij kan dus betrekking hebben op het aanbod van sportopleidingen en op gemeentelijke sportinfrastructuren in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
B.14.2. Ter uitvoering van artikel 178 van de Grondwet bepaalt artikel 83bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen : « Onverminderd de artikelen 83ter en 83quater kan het Brussels Hoofdstedelijk Parlement vanaf het begrotingsjaar 1995 middelen overdragen aan de Vlaamse en de Franse Gemeenschapscommissies, die worden verdeeld volgens de verdeelsleutel van 20 pct. voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie en 80 pct. voor de Franse Gemeenschapscommissie ».
B.14.3. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is dus bevoegd om te voorzien in de financiering van de gemeenschapscommissies.
B.14.4. De bestreden programma's maken een aanvullende financiering van sportopleidingen en gemeentelijke sportinfrastructuren mogelijk.
De bij die programma's toegekende financieringen worden echter overgedragen aan de gemeenten, en niet aan de gemeenschapscommissies, onder de voorwaarden neergelegd in artikel 83bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen.
B.15. Het middel is gegrond. In zoverre zij vastleggingskredieten bevatten met betrekking tot « werkingssubsidies aan gemeenten voor de uitbouw van sportopleidingen », « investeringssubsidies aan gemeenten voor de uitbouw van sportopleidingen » en « subsidies aan de ondergeschikte besturen voor het aankopen van gebouwen en voor het bouwen, vergroten en wijzigen van de sportinfrastructuur », moeten de programma's 005 en 006 van opdracht 10 van de ordonnantie van 21 december 2012 « houdende de Algemene Uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het begrotingsjaar 2013 » worden vernietigd.
In zoverre zij vereffeningskredieten bevatten met betrekking tot dezelfde activiteiten, beogen zij evenwel de verbintenissen na te komen die zijn gedekt door de overeenkomstige vastleggingskredieten van het begrotingsjaar 2012. Bij zijn arrest nr. 13/2014 van 29 januari 2014 heeft het Hof die vastleggingskredieten vernietigd, maar heeft het de gevolgen ervan definitief gehandhaafd. Bijgevolg heeft de onderhavige vernietiging geen betrekking op de programma's 005 en 006 van opdracht 10 van de ordonnantie van 21 december 2012 « houdende de Algemene Uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het begrotingsjaar 2013 », in zoverre zij vereffeningskredieten bevatten met betrekking tot « werkingssubsidies aan gemeenten voor de uitbouw van sportopleidingen », « investeringssubsidies aan gemeenten voor de uitbouw van sportopleidingen » en « subsidies aan de ondergeschikte besturen voor het aankopen van gebouwen en voor het bouwen, vergroten en wijzigen van de sportinfrastructuur ».
B.16. Verscheidene projecten die met die programma's zijn gefinancierd, zijn reeds verwezenlijkt, terwijl andere in uitvoering zijn.
Een vernietiging met terugwerkende kracht van die programma's, in zoverre zij de in B.15 bedoelde vastleggingskredieten bevatten, zou bijgevolg verscheidene actoren die te goeder trouw een begrotingsbepaling en een op die bepaling gebaseerde beslissing van de overheid hebben kunnen aanvoeren, aan financiële problemen blootstellen.
Mede rekening houdend met artikel 4bis, 1°, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, ingevoegd bij artikel 51 van de bijzondere wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming, dienen de gevolgen van de vernietigde bepalingen definitief te worden gehandhaafd, met toepassing van artikel 8 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten. 3. De artikelen 10 en 16 van de ordonnantie van 21 december 2012 B.17.1. Artikel 10 van de ordonnantie van 21 december 2012 maakt het, buiten een ordonnantie tot aanpassing van de begroting, mogelijk om, via een besluit van de Regering, de kredieten die zijn opgenomen in basisallocatie 03.003.42.01.45.10 geheel of gedeeltelijk te herverdelen naar een basisallocatie van een ander programma.
Artikel 16 van de ordonnantie van 21 december 2012 maakt het mogelijk dat de facultatieve subsidies toegekend op de basisallocaties 03.003.42.01.45.10, 10.005.28.01.63.21 en 10.006.64.14.63.21 noch het voorwerp uitmaken van een besluit, noch van een overeenkomst.
B.17.2. De Vlaamse Regering geeft niet aan in welk opzicht een eventuele overdracht die is toegestaan bij artikel 10, noch in welk opzicht de ontstentenis van een besluit of van een overeenkomst die is toegestaan bij artikel 16, de in het middel aangevoerde bevoegdheidverdelende regels zouden schenden.
Het middel is niet gegrond.
Om die redenen, het Hof - vernietigt, in de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 21 december 2012 « houdende de Algemene Uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het begrotingsjaar 2013 », de programma's 005 en 006 van opdracht 10, in zoverre zij vastleggingskredieten bevatten met betrekking tot « werkingssubsidies aan gemeenten voor de uitbouw van sportopleidingen », « investeringssubsidies aan gemeenten voor de uitbouw van sportopleidingen » en « subsidies aan de ondergeschikte besturen voor het aankopen van gebouwen en voor het bouwen, vergroten en wijzigen van de sportinfrastructuur »; - handhaaft de gevolgen van de vernietigde bepalingen; - verwerpt het beroep voor het overige.
Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 17 juli 2014.
De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, A. Alen