gepubliceerd op 20 oktober 2014
Uittreksel uit arrest nr. 109/2014 van 17 juli 2014 Rolnummers : 5687 en 5707 In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van artikel 20, § 2, van het decreet van 21 december 2012 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vla Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters (...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 109/2014 van 17 juli 2014 Rolnummers : 5687 en 5707 In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van artikel 20, § 2, van het
decreet van 21 december 2012Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
21/12/2012
pub.
31/12/2012
numac
2012036308
bron
vlaamse overheid
Decreet houdende de Middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2013
type
decreet
prom.
21/12/2012
pub.
19/02/2013
numac
2013035167
bron
vlaamse overheid
Decreet betreffende het onderwijs XXII
type
decreet
prom.
21/12/2012
pub.
31/12/2012
numac
2012036282
bron
vlaamse overheid
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2013
sluiten houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2013, ingesteld door het Gemeenschapsonderwijs.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschriften die aan het Hof zijn toegezonden bij op 28 juni 2013 en 6 augustus 2013 ter post aangetekende brieven en ter griffie zijn ingekomen op 1 juli 2013 en 7 augustus 2013, heeft het Gemeenschapsonderwijs, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. J. Deridder, advocaat bij de balie te Antwerpen, beroep tot gedeeltelijke vernietiging ingesteld van artikel 20, § 2, van het decreet van 21 december 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/12/2012 pub. 31/12/2012 numac 2012036308 bron vlaamse overheid Decreet houdende de Middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2013 type decreet prom. 21/12/2012 pub. 19/02/2013 numac 2013035167 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het onderwijs XXII type decreet prom. 21/12/2012 pub. 31/12/2012 numac 2012036282 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2013 sluiten houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2013 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 24 juli 2013).
Die zaken, ingeschreven onder de nummers 5687 en 5707 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de ontvankelijkheid B.1. Artikel 20, § 2, van het decreet van 21 december 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/12/2012 pub. 31/12/2012 numac 2012036308 bron vlaamse overheid Decreet houdende de Middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2013 type decreet prom. 21/12/2012 pub. 19/02/2013 numac 2013035167 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het onderwijs XXII type decreet prom. 21/12/2012 pub. 31/12/2012 numac 2012036282 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2013 sluiten houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2013 bepaalt : « Het gemeenschapsonderwijs (begrotingsartikel FC0/1FK-I-5-X/IS) wordt gemachtigd verbintenissen aan te gaan voor een bedrag van 35.872.000 euro voor grote infrastructuurwerken in schoolgebouwen van het gemeenschapsonderwijs ».
B.2.1. De verzoekende partij, het Gemeenschapsonderwijs, vordert in twee verzoekschriften de vernietiging van dat artikel, in zoverre het de middelen inperkt waarop zij uit hoofde van artikel 17 van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II aanspraak maakt.
B.2.2. Volgens de Vlaamse Regering is het eerste verzoekschrift (zaak nr. 5687) niet ontvankelijk omdat het werd ingediend vooraleer de bestreden bepaling op 24 juli 2013 in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt.
B.2.3. Krachtens artikel 3, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof moet een beroep tot vernietiging worden ingesteld binnen een termijn van zes maanden na de bekendmaking van de bestreden norm.
De bekendmaking van een norm vormt een voorwaarde om die norm te kunnen tegenwerpen. Weliswaar doet de bekendmaking de termijn ingaan waarbinnen de norm kan worden bestreden, maar zij vormt geen voorwaarde voor de opening van het recht van beroep tegen een aangenomen, bekrachtigde en afgekondigde norm (vergelijk HvJ, 26 september 2013, C-626/11 P, PPG en SNF t. ECHA, punten 32-39).
B.2.4. De exceptie wordt verworpen.
B.3. De verzoekende partij heeft na de bekendmaking van de bestreden bepaling in het Belgisch Staatsblad opnieuw een verzoekschrift ingediend (zaak nr. 5707).
Aangezien beide verzoekschriften in gelijkluidende bewoordingen zijn geformuleerd, dienen zij voor het verdere onderzoek ervan als één enkel beroep tot vernietiging te worden beschouwd.
Ten gronde B.4. Het enige middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10, 11 en 24, § 4, van de Grondwet in zoverre op de kredieten vermeld in de bestreden bepaling, die betrekking hebben op de toekenning van middelen voor investeringen in schoolgebouwen, een bedrag van 4 022 000 euro in mindering is gebracht. Door die vermindering zou de verzoekende partij, wat de subsidiëring van de onroerende infrastructuur van de onderwijsinstellingen betreft, worden gediscrimineerd ten opzichte van het gesubsidieerd onderwijs.
B.5. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet waarborgen het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie. Artikel 24, § 4, van de Grondwet is een bijzondere toepassing van dat beginsel in onderwijszaken. Volgens die bepaling zijn alle onderwijsinstellingen gelijk voor de wet of het decreet.
B.6. Hoewel de gelijke behandeling van onderwijsinstellingen het beginsel is, sluit artikel 24, § 4, van de Grondwet een verschil in behandeling niet uit, op voorwaarde dat dat gegrond is op « de eigen karakteristieken van iedere inrichtende macht ». Om ten aanzien van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie een verschil in behandeling tussen de onderwijsinstellingen van de onderwijsnetten te verantwoorden, is het evenwel niet voldoende te wijzen op het bestaan van objectieve verschillen tussen die instellingen. Bovendien moet worden aangetoond dat, ten aanzien van de geregelde aangelegenheid, het aangevoerde onderscheid relevant is om een verschil in behandeling in redelijkheid te verantwoorden. Anderzijds, kan het gelijkheidsbeginsel inzake onderwijs niet los worden gezien van de andere in artikel 24 van de Grondwet vervatte waarborgen, inzonderheid de vrijheid van onderwijs.
B.7. De wijze waarop de middelen voor investeringen in schoolgebouwen worden verdeeld, is bepaald in artikel 17, § 1, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II. De eerste zin daarvan bepaalt dat de jaarlijks in het decreet houdende de begroting van de Vlaamse Gemeenschap vastgelegde middelen bestemd voor investeringen in onroerend goed in het onderwijs, over het gesubsidieerd vrij onderwijs, het gesubsidieerd officieel onderwijs en het gemeenschapsonderwijs worden verdeeld naar rato van de vervangingswaarde van de schoolgebouwen van elk vermeld net. Volgens de derde zin van de voormelde paragraaf is de « dekkingsgraad » in het gesubsidieerd onderwijs 70 % in het basisonderwijs en 60 % in de overige onderwijsniveaus en de psycho-medisch-sociale centra (centra voor leerlingenbegeleiding) tegenover, luidens de tweede zin, 100 % in het gemeenschapsonderwijs.
B.8. Bij zijn arrest nr. 27/92 van 2 april 1992 heeft het Hof het daaruit voortvloeiende verschil in behandeling verantwoord bevonden.
Het oordeelde : « 5.B.2. Het eigendomsstelsel waaraan schoolgebouwen zijn onderworpen varieert naargelang van de inrichtende macht die er eigenaar van is.
Immers, in het vrij gesubsidieerd onderwijs zijn schoolgebouwen eigendom van privaatrechtelijke rechtspersonen, terwijl zij in het gemeenschapsonderwijs aan een publiekrechtelijke rechtspersoon, de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs, die onder strikte controle van de Gemeenschap staat, toebehoren. Die eigen karakteristieken van iedere van de twee categorieën van inrichtende machten leveren een ' objectief verschil ' op dat een ' aangepaste behandeling ' verantwoordt, niet alleen wat betreft de toekenning van investeringskredieten maar ook die van kredieten voor het eigenaarsonderhoud, die beide in immobiliënwaarde worden omgezet, de eerstgenoemde door ze te benutten voor de eigendomsverwerving van onroerend goed, de laatstgenoemde door ze aan te wenden voor de instandhouding van de waarde van onroerend goed waarvan de inrichtende macht eigenaar is ».
B.9. Het bedrag van de middelen bestemd voor investeringen in onroerend goed in het gemeenschapsonderwijs dat in het decreet van 21 december 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/12/2012 pub. 31/12/2012 numac 2012036308 bron vlaamse overheid Decreet houdende de Middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2013 type decreet prom. 21/12/2012 pub. 19/02/2013 numac 2013035167 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het onderwijs XXII type decreet prom. 21/12/2012 pub. 31/12/2012 numac 2012036282 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2013 sluiten houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2013 is vastgelegd, houdt een eenmalige afwijking in van de verhoudingen zoals bepaald in artikel 17, § 1, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II. Uit de parlementaire voorbereiding van het decreet van 21 december 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/12/2012 pub. 31/12/2012 numac 2012036308 bron vlaamse overheid Decreet houdende de Middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2013 type decreet prom. 21/12/2012 pub. 19/02/2013 numac 2013035167 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het onderwijs XXII type decreet prom. 21/12/2012 pub. 31/12/2012 numac 2012036282 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2013 sluiten blijkt dat op de middelen bestemd voor investeringen in onroerend goed in het gemeenschapsonderwijs een bedrag van 4 022 000 euro in mindering werd gebracht « ter compensatie van de extra middelen nodig voor de verhuis naar een nieuw dienstgebouw », die in een ander begrotingsartikel aan het gemeenschapsonderwijs zijn toegekend (Parl.
St., Vlaams Parlement, 2012-2013, nr. 13/2-F, p. 68). Het Gemeenschapsonderwijs kreeg de opdracht naar een goedkopere locatie te verhuizen, « waarvoor binnen de begroting 2013 eenmalig extra middelen toegekend zijn » (ibid., p. 67).
B.10. Het in de bestreden bepaling vermelde bedrag van 35 872 000 euro voor grote infrastructuurwerken in schoolgebouwen van het gemeenschapsonderwijs houdt weliswaar een afwijking in van de door de decreetgever zelf vooropgestelde berekeningswijze, maar die afwijking doet door haar eenmalig karakter, door de deugdelijke reden die eraan ten grondslag ligt en door de relatief beperkte draagwijdte ervan geen afbreuk aan de « aangepaste behandeling » waarop de verzoekende partij krachtens artikel 24, § 4, van de Grondwet aanspraak maakt.
Het komt het Hof niet toe, zoals het Hof reeds bij zijn voormelde arrest nr. 27/92 heeft geoordeeld, na te gaan of de door het decreet ingevoerde maatregelen opportuun of wenselijk zijn. Voor zover die maatregelen met het nagestreefde doel niet onevenredig zijn en met de behoeften inzake schoolgebouwen objectief rekening houden, behoort de keuze van de meest geschikte financieringsmethodes tot de beoordelingsbevoegdheid van de decreetgever.
Zoals ook in hetzelfde arrest nr. 27/92 werd vastgesteld, blijkt evenmin dat het verschil in de toegekende investeringskredieten voor de gebouwen, afbreuk zou doen aan de keuzevrijheid van de ouders of aan het evenwicht tussen de onderwijsinstellingen en bijgevolg aan de schoolvrede.
B.11. Het middel is niet gegrond.
Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.
Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 17 juli 2014.
De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, A. Alen