Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 21 oktober 2013

Uittreksel uit arrest nr. 109/2013 van 31 juli 2013 Rolnummer : 5466 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 24 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie, gesteld door het Arbeidshof te Brussel. H samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en M. Bossuyt, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2013204859
pub.
21/10/2013
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 109/2013 van 31 juli 2013 Rolnummer : 5466 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 24 van de wet van 26 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/05/2002 pub. 31/07/2002 numac 2002022559 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie sluiten betreffende het recht op maatschappelijke integratie, gesteld door het Arbeidshof te Brussel.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en M. Bossuyt, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Moerman, P. Nihoul en F. Daoût, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 6 augustus 2012 in zake het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Brussel tegen J.R. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 10 augustus 2012, heeft het Arbeidshof te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 24 van de wet van 26 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/05/2002 pub. 31/07/2002 numac 2002022559 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie sluiten betreffende het recht op maatschappelijke integratie de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het wezenlijk verschillende situaties op gelijke wijze behandelt : die waarbij een OCMW voorschotten op uitkeringen uitbetaalt aan een begunstigde met alleen minderjarige kinderen, zodat de achterstallige bedragen die via de subrogatie verhaalbaar zijn, alle uitgaven ervan zullen dekken, en die waarbij dat OCMW voorschotten op uitkeringen uitbetaalt aan een begunstigde met een of meer meerderjarige kinderen of die met een levenspartner samenwoont, zodat hij slechts een tarief ' samenwonende ' geniet, hetgeen het OCMW derhalve zou beletten te worden gesubrogeerd voor het integrale bedrag van de uitgekeerde sommen ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Artikel 24 van de wet van 26 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/05/2002 pub. 31/07/2002 numac 2002022559 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie sluiten betreffende het recht op maatschappelijke integratie bepaalt : « § 1. Het leefloon uitgekeerd met toepassing van deze wet wordt op de betrokkene verhaald : 1° in geval van een herziening met terugwerkende kracht, bedoeld in artikel 22, § 1. In geval van een vergissing vanwege het centrum kan het centrum ofwel het onverschuldigde terugvorderen, ofwel op eigen initiatief, of op aanvraag van de betrokkene geheel of gedeeltelijk afzien van de terugvordering; 2° indien hij de beschikking krijgt over inkomsten krachtens rechten die hij bezat tijdens de periode waarvoor hem een leefloon werd uitbetaald.In dit geval is de terugvordering beperkt tot beloop van het bedrag waarvoor die inkomsten bij de berekening van het leefloon in aanmerking hadden moeten worden genomen indien hij er te dien tijde reeds de beschikking over zou hebben gehad. In afwijking van artikel 1410 van het Gerechtelijk Wetboek treedt het centrum van rechtswege en tot beloop van dat bedrag in de rechten die de begunstigde op de hierboven bedoelde inkomsten kan doen gelden. § 2. Buiten de gevallen bedoeld in § 1 is geen terugvordering van het leefloon bij de betrokkene mogelijk. Elke hiermee tegenstrijdige overeenkomst is nietig. § 3. De in § 1 vermelde beslissing moet conform zijn aan de bepalingen van artikel 21, §§ 2, 3 en 4. § 4. De onverschuldigd betaalde bedragen brengen van rechtswege intrest op vanaf de betaling, indien de onverschuldigde betaling het gevolg is van arglist, bedrog of bedrieglijke handelingen van de belanghebbende persoon ».

B.2. De verwijzende rechter vraagt aan het Hof of die bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij wezenlijk verschillende situaties op gelijke wijze behandelt : die waarbij een OCMW voorschotten op uitkeringen uitbetaalt aan een begunstigde met alleen minderjarige kinderen, zodat de achterstallige bedragen die via de subrogatie kunnen worden teruggevorderd, alle uitgaven ervan zullen dekken, en die waarbij dat OCMW voorschotten op uitkeringen uitbetaalt aan een begunstigde met een of meer meerderjarige kinderen of die met een levenspartner samenwoont, zodat hij slechts een tarief « samenwonende » geniet, hetgeen het OCMW derhalve zou beletten te worden gesubrogeerd voor het integrale bedrag van de uitgekeerde sommen.

Uit de motieven van de verwijzingsbeslissing en de feiten waarop die beslissing steunt, blijkt dat de appellant, naast het aan de betrokkene toegekende leefloon, de maatschappelijke dienstverlening wil terugvorderen die aan zijn meerderjarige kinderen is toegekend op grond van de organieke wet van 8 juli 1976Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/07/1976 pub. 18/04/2016 numac 2016000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. - Officieuze coördinatie in het Duits van de versie toepasselijk op de inwoners van het Duitse taalgebied sluiten betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, omdat de betrokkene later tegemoetkomingen als persoon met een handicap heeft ontvangen.

B.3. Zoals de geïntimeerde partijen voor de verwijzende rechter en de Ministerraad opmerken, heeft de prejudiciële vraag betrekking op de terugvordering van het leefloon en niet op de terugvordering van maatschappelijke dienstverlening. Die terugvordering is geregeld bij artikel 99 van de wet van 8 juli 1976Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/07/1976 pub. 18/04/2016 numac 2016000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. - Officieuze coördinatie in het Duits van de versie toepasselijk op de inwoners van het Duitse taalgebied sluiten, dat bepaalt : « § 1. Wanneer een persoon de beschikking krijgt over inkomsten krachtens rechten die hij bezat tijdens de periode waarvoor hem hulp werd verleend door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, vordert dit laatste de kosten van de hulpverlening van hem terug tot beloop van het bedrag van de bovenbedoelde inkomsten, rekening houdende met de vrijgestelde minima. § 2. Met afwijking van artikel 1410 van het Gerechtelijk Wetboek, treedt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, dat een voorschot toekent op een pensioen of op enige andere sociale uitkering, van rechtswege en tot het bedrag van dat voorschot, in de rechten op de achterstallen die de gerechtigde kan doen gelden ».

B.4. Daar het verschil in behandeling zijn oorsprong niet vindt in de in het geding zijnde bepaling, behoeft de prejudiciële vraag geen antwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De prejudiciële vraag behoeft geen antwoord.

Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 31 juli 2013.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, J. Spreutels

^