Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 20 augustus 2010

Uittreksel uit arrest nr. 77/2010 van 23 juni 2010 Rolnummer 4812 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 63, § 4, van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 16 maart 1968, g Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechter(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2010204271
pub.
20/08/2010
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 77/2010 van 23 juni 2010 Rolnummer 4812 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 63, § 4, van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 16 maart 1968, gesteld door de Politierechtbank te Leuven.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechters R. Henneuse, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey en P. Nihoul, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 30 oktober 2009 in zake het openbaar ministerie tegen Kristiaan Maenen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 26 november 2009, heeft de Politierechtbank te Leuven de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 63, § 4, van de wet betreffende de politie over het wegverkeer van 16 maart 1968 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet nu de rechter in toepassing van deze bepaling verplicht is van steeds - dus ook in die gevallen waarin een ademanalyse om medische redenen niet mogelijk is - de kosten van het nemen van de (bloed)proef en van de bloedanalyse ten laste te leggen van de onderzochte persoon (onder meer) indien de overtreding bepaald in artikel 34, § 2, 1°, bewezen is, terwijl er aan de vaststelling van het alcoholgehalte aan de hand van een ademanalyse geen kosten verbonden zijn en er bijgevolg door de onderzochte persoon in dat geval ook geen kosten dienen gedragen te worden ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 63, § 4, van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 16 maart 1968, (hierna : Wegverkeerswet) dat bepaalt : « De kosten van het nemen van de proef en van de bloedanalyse komen ten laste van de onderzochte persoon : - indien de overtreding bepaald in artikel 34, § 2, 1°, bewezen is, of - indien de overtreding bepaald in artikel 37bis, § 1, 1°, bewezen is ».

B.2. De verwijzende rechter ondervraagt het Hof over de bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepalingen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij de rechter verplichten steeds - ook in de gevallen waarin een ademanalyse om medische redenen niet mogelijk is - de kosten van het nemen van een bloedstaal en van de bloedanalyse ten laste van de onderzochte persoon te leggen, indien de overtreding bepaald in artikel 34, § 2, 1°, van de Wegverkeerswet bewezen is, terwijl aan de vaststelling van het alcoholgehalte aan de hand van een ademanalyse geen kosten voor de betrokkene zijn verbonden.

Luidens voormeld artikel 34, § 2, 1°, is strafbaar : « hij die op een openbare plaats een voertuig of een rijdier bestuurt of een bestuurder begeleidt met het oog op de scholing, terwijl de ademanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht meet of de bloedanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,8 gram per liter bloed aangeeft ».

B.3.1. Artikel 63 van de Wegverkeerswet werd vervangen bij de wet van 18 juli 1990. Een van de doelstellingen van die wet bestond erin rijden onder invloed tegen te gaan, dat in de memorie van toelichting wordt beschouwd als een van de belangrijkste ongevalsoorzaken (Parl.

St., Kamer, 1989-1990, nr. 1062/1, pp. 5 en 6). Daartoe werd niet alleen het strafbare alcoholpercentage verlaagd en werden niet enkel de controles op dat percentage versterkt, maar werden eveneens de straffen verzwaard in geval van overtreding.

B.3.2. Wat de bloedproef betreft, wordt in de parlementaire voorbereiding van de voormelde wet van 18 juli 1990 vermeld : « Aangezien het bloedmonster slechts mag genomen worden door een geneesheer, levert de huidige procedure in de praktijk heel wat moeilijkheden op; zij betekent onder meer een enorm tijdverlies en omslachtigheid voor de politie en de rijkswacht.

Daarom wordt voorgesteld om de bloedproef te vervangen door een ademanalyse door middel van elektronische apparatuur. [...] De bloedproef zal in bijkomende orde worden behouden voor de gevallen waarin er niet kan worden overgegaan tot een ademanalyse, bv. wegens de toestand van de gewonden.

Politie of rijkswacht zullen geen keuze kunnen maken tussen de ademanalyse en de bloedproef. Zij moeten tot de analyse van de uitgeademde lucht overgaan en kunnen enkel de bloedproef opleggen in de gevallen die uitdrukkelijk worden vermeld. Wat de bloedproef zelf betreft, wordt de huidige procedure behouden » (Parl. St., Kamer, 1989-1990, nr. 1062/1, pp. 7 en 8; zie ook : ibid., nr. 1062/17, pp. 16 en 17).

B.3.3. Wat de kosten van de bloedproef betreft, wordt in dezelfde parlementaire voorbereiding gesteld : « Volgens de huidige wetgeving - waarin geen sprake is van de ademanalyse-methode - komen de kosten van het nemen van het bloedmonster en van de bloedanalyse (wat de eerste analyse vormt) slechts ten laste van de onderzochte persoon indien de overtreding bewezen is; de kosten van een tweede analyse (dus een tegenexpertise) komen daarentegen steeds ten laste van de betrokkene.

Dat argument wordt door heel wat leden betwist. Er wordt opgemerkt dat het onbillijk zou zijn dat de betrokken persoon zelf de kosten van het nemen van het bloedmonster en van de bloedanalyse moet betalen in geval de bloedanalyse de resultaten van de ademproef zou teniet doen.

Indien de kosten van het nemen van een bloedmonster en van de bloedanalyse stelselmatig ten laste van de betrokkene komen, kan zulks overigens ontradend werken, waardoor de uitoefening van de rechten van de verdediging in het gedrang komt. Thans bestaat die ontrading echter niet omdat de overheid beslist of er monsters worden genomen en een tweede analyse op basis van het genomen monster automatisch mogelijk is.

De Minister sluit zich bij de argumenten van de Commissie aan. Door een aanpassing van het alcoholgehalte dat in aanmerking komt [...], handhaaft [...] het ontwerp derhalve de bepaling die thans regelt wie de kosten van het nemen van het bloedmonster en van de bloedanalyse moet betalen (amendement nr. 80 van de Regering - Stuk nr. 1062/5) » (Parl. St., Kamer, 1989-1990, nr. 1062/7, p. 127).

B.4.1. Overeenkomstig de eerste paragraaf van artikel 63 van de Wegverkeerswet moeten de in artikel 59, § 1, van dezelfde wet bedoelde overheidspersonen, de personen, bedoeld in 1° en 2° van dezelfde paragraaf, een bloedproef laten ondergaan door een daartoe opgevorderde arts, in de gevallen die in dat artikel 63, § 1, limitatief zijn opgesomd, onder meer in het geval waarin noch de ademtest, noch de ademanalyse konden worden uitgevoerd en de betrokkene zich blijkbaar bevindt in een toestand van dronkenschap of in een soortgelijke staat ten gevolge van het gebruik van drugs of van geneesmiddelen.

De wetgever vermag, met het oog op de verkeersveiligheid, in zulk een regeling te voorzien, des te meer nu het opleggen van een bloedproef aan strikte voorwaarden is onderworpen en als een uitzondering op de algemene regel van de ademtest of de ademanalyse is bedoeld.

B.4.2. Het nemen van het bloedstaal en de bloedanalyse brengen, anders dan bij een ademtest of een ademanalyse, specifieke kosten mee ten gevolge van het optreden van een arts en van een erkend laboratorium.

Die kosten komen evenwel enkel ten laste van de onderzochte persoon, indien de overtredingen bepaald in artikel 34, § 2, 1°, of in artikel 37bis, § 1, 1°, van de Wegverkeerswet zijn bewezen. Indien die overtredingen niet zijn bewezen, kunnen die kosten niet ten laste van de onderzochte persoon worden gelegd.

Bovendien verantwoorden het aantal verkeersongevallen en de gevolgen daarvan dat diegenen die de verkeersveiligheid in het gedrang brengen, het voorwerp uitmaken van daartoe geëigende procedures en dat zij zelf bepaalde kosten dienen te dragen die rechtstreeks in verband staan met bewezen overtredingen, veeleer dan dat die kosten ten laste van de gemeenschap worden gelegd.

Ten slotte zijn de kosten voor het nemen van een bloedstaal en voor een bloedanalyse niet dermate aanzienlijk dat de in het geding zijnde maatregel onevenredige gevolgen zou hebben.

B.4.3. Uit wat voorafgaat volgt dat de keuze van de wetgever om de beoordelingsvrijheid van de rechter ten aanzien van een bepaalde categorie van personen uit te sluiten, wat de kosten voor het nemen van een bloedstaal en voor een bloedanalyse betreft, in redelijkheid niet onverantwoord is.

B.5. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 63, § 4, van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 16 maart 1968, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 23 juni 2010.

De griffier, De voorzitter, P.-Y. Dutilleux. M. Bossuyt.

^