gepubliceerd op 12 oktober 2010
Uittreksel uit arrest nr. 86/2010 van 8 juli 2010 Rolnummer 4803 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 130 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, zoals gewijzi Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechter(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 86/2010 van 8 juli 2010 Rolnummer 4803 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 130 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, zoals gewijzigd bij artikel 36 van het
decreet van 27 maart 2009Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
27/03/2009
pub.
15/05/2009
numac
2009035409
bron
vlaamse overheid
Decreet tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid
sluiten tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid, ingesteld door Stefaan Bovin en anderen.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechters R. Henneuse, E. De Groot, A. Alen, J.-P. Snappe en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 16 november 2009 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 17 november 2009, hebben Stefaan Bovin en Reinhilde Deboutte, wonende te 3000 Leuven, Heilige Geeststraat 172, Marc De Bernardin en Solvejg Wallyn, wonende te 3000 Leuven, Heilige Geeststraat 170, en Marc Neefs en Annette Holemans, wonende te 3000 Leuven, Kartuizersstraat 12, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 130 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, zoals gewijzigd bij artikel 36 van het decreet van 27 maart 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 27/03/2009 pub. 15/05/2009 numac 2009035409 bron vlaamse overheid Decreet tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid sluiten tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 15 mei 2009). (...) II. In rechte (...) B.1. Het beroep tot vernietiging is gericht tegen artikel 130 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, zoals vervangen bij artikel 36 van het decreet van 27 maart 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 27/03/2009 pub. 15/05/2009 numac 2009035409 bron vlaamse overheid Decreet tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid sluiten tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid, dat bepaalt : « In een stedenbouwkundige vergunning betreffende een bestaand hoofdzakelijk vergunde constructie die krachtens decreet definitief of voorlopig beschermd is als monument, of deel uitmaakt van een krachtens decreet definitief of voorlopig beschermd stads- of dorpsgezicht of landschap, kan worden afgeweken van stedenbouwkundige voorschriften, voor zover de betrokken handelingen gunstig worden geadviseerd vanuit het beleidsveld onroerend erfgoed.
Hetzelfde geldt voor handelingen in de omgeving van een niet ontsloten monument die noodzakelijk zijn voor de rechtstreekse ontsluiting van het monument ».
B.2.1. De verzoekende partijen zijn van oordeel dat zij doen blijken van het vereiste belang om de vernietiging van die bepaling te vorderen omdat zij nadelige gevolgen zou kunnen hebben voor de erfgoedwaarde van het beschermde monument in de buurt waarvan zij wonen en bijgevolg ook voor hun leefomgeving.
B.2.2. De Vlaamse Regering betwist het belang van de verzoekende partijen op grond van het feit dat de bestreden bepaling precies tot doel zou hebben de erfgoedwaarde van beschermde monumenten te vrijwaren. Die bepaling zou dus in geen enkel opzicht nadelig kunnen zijn voor de leefomgeving van de verzoekende partijen.
B.3. Wanneer een exceptie van niet-ontvankelijkheid die is afgeleid uit de ontstentenis van belang, betrekking heeft op de draagwijdte die dient te worden gegeven aan de bestreden bepaling, valt het onderzoek van de ontvankelijkheid samen met het onderzoek van de grond van de zaak.
B.4. Het enige middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10, 11 en 23 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met het rechtszekerheidsbeginsel en met de artikelen 4, lid 2, 7 en 10 van het Europees Verdrag ter bescherming van het bouwkundig erfgoed van Europa, opgemaakt te Granada op 3 oktober 1985 en goedgekeurd bij wet van 8 juni 1992, doordat de bestreden bepaling geen onderscheid maakt tussen vergunningaanvragende personen die een afwijking van stedenbouwkundige voorschriften nastreven, naargelang zij de erfgoedwaarde van een constructie beogen te behouden, dan wel aan te tasten.
B.5.1. Volgens de bestreden bepaling kan in een stedenbouwkundige vergunning betreffende een bestaande hoofdzakelijk vergunde constructie die definitief of voorlopig is beschermd als monument, of deel uitmaakt van een definitief of voorlopig beschermd stads- of dorpsgezicht of landschap, worden afgeweken van stedenbouwkundige voorschriften, echter enkel « voor zover de betrokken handelingen gunstig worden geadviseerd vanuit het beleidsveld onroerend erfgoed ».
B.5.2. In de parlementaire voorbereiding werd die voorwaarde toegelicht als volgt : « In het nieuw voorgestelde artikel 130 DRO [lees : decreet van 18 mei 1999Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/05/1999 pub. 08/06/1999 numac 1999035652 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening sluiten houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening] wordt een generieke basis geleverd voor soepele afwijkingen van stedenbouwkundige voorschriften ten behoeve van handelingen betreffende (definitief of voorlopig) beschermde monumenten en goederen gelegen in (definitief of voorlopig) beschermde stads- of dorpsgezichten of landschappen. Om misbruiken van dit facilitair kader te voorkomen, wordt aldaar gesteld dat dergelijke afwijkingen slechts kunnen worden toegekend voor zover de betrokken handelingen gunstig worden geadviseerd door het Agentschap RO-Vlaanderen » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2008-2009, nr. 2011/1, p. 130). « Als waarborg voor het feit dat de mogelijke afwijkingen doelstellingen moeten dienen die verband houden met de bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten, c.q. landschappen, wordt voortaan uitdrukkelijk decretaal bepaald dat de afwijking slechts kan worden toegestaan in zoverre het project gunstig geadviseerd is door het Agentschap RO-Vlaanderen, dat (ondermeer) belast is met de toepassing van het instrumentarium betreffende monumenten, stads- en dorpsgezichten en landschappen.
Dat gunstige advies is hier een absolute vereiste. Een ongunstig advies kan niet worden ' weggemotiveerd ', ook niet op grond van de nieuwe artikelen 119 en 120 DRO » (ibid., p. 142).
B.5.3. Daaruit blijkt dat de decreetgever afwijkingen van stedenbouwkundige voorschriften slechts heeft willen toestaan indien zulks kan worden verantwoord vanuit doelstellingen die verband houden met de « bescherming » van monumenten, stads- en dorpsgezichten en landschappen. De bestreden bepaling kan bijgevolg geen grondslag bieden voor afwijkingen van stedenbouwkundige voorschriften voor handelingen die de erfgoedwaarde van een constructie zouden aantasten, wat overigens ook door de Vlaamse Regering uitdrukkelijk wordt erkend.
B.6. De bestreden bepaling heeft derhalve niet de draagwijdte die de verzoekende partijen eraan verlenen en doet noch de bekritiseerde gelijke behandeling, noch een achteruitgang in het beschermingsniveau van het onroerend erfgoed ontstaan.
Het staat, in voorkomend geval, aan de ter zake bevoegde rechter om na te gaan of een stedenbouwkundige vergunning waarin wordt afgeweken van stedenbouwkundige voorschriften, al dan niet in overeenstemming met de bestreden bepaling werd uitgereikt.
B.7. Het middel is niet gegrond.
Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.
Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 8 juli 2010.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, M. Bossuyt.