Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 18 februari 2010

Uittreksel uit arrest nr. 199/2009 van 17 december 2009 Rolnummer 4702 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 2 van de wet van 24 juli 2008 « ter bekrachtiging van de vestiging van sommige aanvullende gemeentebelastingen en de a Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Martens en M. Bossuyt, en de rechters(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2010200024
pub.
18/02/2010
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 199/2009 van 17 december 2009 Rolnummer 4702 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 2 van de wet van 24 juli 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/07/2008 pub. 08/08/2008 numac 2008003322 bron federale overheidsdienst financien Wet ter bekrachtiging van de vestiging van sommige aanvullende gemeentebelastingen en de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007 en tot wijziging, met ingang van aanslagjaar 2009, van artikel 468 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 24/07/2008 pub. 06/02/2009 numac 2008001022 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet ter bekrachtiging van de vestiging van sommige aanvullende gemeentebelastingen en de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007 en tot wijziging, met ingang van aanslagjaar 2009, van artikel 468 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. - Duitse vertaling sluiten « ter bekrachtiging van de vestiging van sommige aanvullende gemeentebelastingen en de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007 en tot wijziging, met ingang van aanslagjaar 2009, van artikel 468 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 », gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Luik.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Martens en M. Bossuyt, en de rechters M. Melchior, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen en E. Derycke, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter P. Martens, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 5 mei 2009 in zake Marie Thonnard en André Fraikin tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 11 mei 2009, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 2 van de wet van 24 juli 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/07/2008 pub. 08/08/2008 numac 2008003322 bron federale overheidsdienst financien Wet ter bekrachtiging van de vestiging van sommige aanvullende gemeentebelastingen en de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007 en tot wijziging, met ingang van aanslagjaar 2009, van artikel 468 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 24/07/2008 pub. 06/02/2009 numac 2008001022 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet ter bekrachtiging van de vestiging van sommige aanvullende gemeentebelastingen en de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007 en tot wijziging, met ingang van aanslagjaar 2009, van artikel 468 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. - Duitse vertaling sluiten (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 8 augustus 2008) ter bekrachtiging van de vestiging van sommige aanvullende gemeentebelastingen en de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007 en tot wijziging, met ingang van aanslagjaar 2009, van artikel 468 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het beginsel van rechtszekerheid en het beginsel van het recht op een goede rechtsbedeling, zoals gewaarborgd bij artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens alsook bij de artikelen 13, 144, 146 en 159 van de Grondwet, en de bescherming van het eigendomsrecht, zoals gewaarborgd bij artikel 16 van de Grondwet alsook bij artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre die wet : - de rechtszekerheid van de belastingplichtigen in het gedrang brengt, die ervan konden uitgaan dat de aanvullende gemeentebelastingen op de personenbelasting, die bindend zijn geworden bij een reglement dat niet tijdig is goedgekeurd, namelijk na 31 december van het jaar dat overeenstemt met het belastbare tijdperk, onwettig waren, rekening houdend met de vaste rechtspraak van het Grondwettelijk Hof inzake retroactiviteit (zie met name het arrest nr. 109/2004 van 23 juni 2004) en met het arrest van het Hof van Cassatie van 14 maart 2008, zonder dat uitzonderlijke omstandigheden die het retroactieve karakter van de wet verantwoorden, door de wetgever kunnen worden aangevoerd; - het recht op een goede rechtsbedeling en het eigendomsrecht in het gedrang brengt doordat aan de rechtzoekenden die, op het ogenblik van de aanneming van de wet van 24 juli 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/07/2008 pub. 08/08/2008 numac 2008003322 bron federale overheidsdienst financien Wet ter bekrachtiging van de vestiging van sommige aanvullende gemeentebelastingen en de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007 en tot wijziging, met ingang van aanslagjaar 2009, van artikel 468 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 24/07/2008 pub. 06/02/2009 numac 2008001022 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet ter bekrachtiging van de vestiging van sommige aanvullende gemeentebelastingen en de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007 en tot wijziging, met ingang van aanslagjaar 2009, van artikel 468 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. - Duitse vertaling sluiten, reeds een procedure tegen de Staat hadden ingesteld die nog niet was beslecht bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing, een jurisdictionele waarborg wordt ontzegd aangezien het wetgevend optreden tot gevolg heeft dat de afloop van de ingestelde procedures wordt beïnvloed ten voordele van de Staat of dat het rechtscollege wordt verhinderd zich uit te spreken over de rechtsvraag met betrekking tot de wettigheid van het belastingreglement, zonder dat uitzonderlijke omstandigheden die het retroactieve karakter van de wet verantwoorden, te dezen kunnen worden aangevoerd; - een ongelijke behandeling invoert die niet redelijk is verantwoord tussen een belastingplichtige die voor een rechtbank de wettigheid van een niet tijdig goedgekeurd gemeentelijk reglement heeft betwist en in het gelijk is gesteld en daarbij de aanvullende gemeentebelastingen terugbetaald heeft gekregen, en een belastingplichtige die, voor hetzelfde belastbare tijdperk, namelijk tussen de aanslagjaren 2001 tot 2007, voortaan, ingevolge de nieuwe wet, via gerechtelijke weg geen uitvoerbare titel tot terugbetaling van aanvullende gemeentebelastingen meer kan verkrijgen ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over de grondwettigheid van artikel 2 van de wet van 24 juli 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/07/2008 pub. 08/08/2008 numac 2008003322 bron federale overheidsdienst financien Wet ter bekrachtiging van de vestiging van sommige aanvullende gemeentebelastingen en de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007 en tot wijziging, met ingang van aanslagjaar 2009, van artikel 468 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 24/07/2008 pub. 06/02/2009 numac 2008001022 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet ter bekrachtiging van de vestiging van sommige aanvullende gemeentebelastingen en de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007 en tot wijziging, met ingang van aanslagjaar 2009, van artikel 468 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. - Duitse vertaling sluiten « ter bekrachtiging van de vestiging van sommige aanvullende gemeentebelastingen en de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007 en tot wijziging, met ingang van het aanslagjaar 2009, van artikel 468 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ».

Dat artikel bepaalt : « Voor de toepassing van artikel 465 en volgende van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt, vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet, bij de vestiging van de personenbelasting voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007, rekening gehouden met de aanvullende gemeentebelasting en de aanvullende agglomeratiebelasting die ten laatste op 31 december van het jaar waarnaar het voornoemde aanslagjaar, zoals bepaald in artikel 359 van hetzelfde Wetboek, wordt genoemd, bindend zijn geworden.

De aanvullende gemeentebelastingen en de aanvullende agglomeratiebelasting die zijn opgenomen in aanslagen in de personenbelasting die voor de inwerkingtreding van deze wet zijn gevestigd voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007 en die rekening hebben gehouden met de aanvullende gemeentebelasting en de aanvullende agglomeratiebelasting die bindend zijn geworden in de loop van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd, worden bekrachtigd, voor zover die aanvullende belastingen het voorwerp uitmaken of nog kunnen uitmaken van een geschil dat steunt op de grief die de terugwerkende kracht aanvoert van de genoemde belastingen omwille van het feit dat zij bindend zijn geworden in de loop van het jaar waarnaar het voornoemde aanslagjaar wordt genoemd.

Onder aanvullende gemeentebelasting en aanvullende agglomeratiebelasting wordt verstaan de belastingen waarvan het tarief dat van toepassing is voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007, is opgenomen in de tabellen per gewest die de bijlage bij deze wet vormen, tegenover de naam van de gemeente of de agglomeratie ».

B.2.1. De verwijzende rechter vraagt het Hof de grondwettigheid van artikel 2 te onderzoeken op drie punten : a) Is de bekrachtiging, door de wetgever, van aanvullende gemeentebelastingen die zijn geïnd op grond van te laat goedgekeurde reglementen een ongerechtvaardigde aantasting, wegens de terugwerkende kracht ervan, van het recht op rechtszekerheid van de belastingplichtigen, die erop konden rekenen dat die aanvullende belastingen onwettig werden bevonden op grond van de rechtspraak van het Hof en van het arrest van het Hof van Cassatie van 14 maart 2008 ? b) Is diezelfde bekrachtiging een ongerechtvaardigde aantasting van het recht op een goede rechtsbedeling en van het eigendomsrecht van de belastingplichtigen die de genoemde aanvullende belastingen gerechtelijk hebben bestreden, doordat het in het geding zijnde artikel 2 de rechter verhindert zich uit te spreken over de wettigheid van die aanvullende belastingen ? c) Is er een onverantwoord verschil in behandeling tussen de belastingplichtigen die, doordat zij de wettigheid van aanvullende belastingen die op grond van een te laat goedgekeurd belastingreglement zijn geïnd gerechtelijk hebben aangevochten, die aanvullende belastingen terugbetaald hebben gekregen, en de belastingplichtigen die dat recht verliezen, als gevolg van artikel 2 van de wet van 24 juli 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/07/2008 pub. 08/08/2008 numac 2008003322 bron federale overheidsdienst financien Wet ter bekrachtiging van de vestiging van sommige aanvullende gemeentebelastingen en de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007 en tot wijziging, met ingang van aanslagjaar 2009, van artikel 468 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 24/07/2008 pub. 06/02/2009 numac 2008001022 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet ter bekrachtiging van de vestiging van sommige aanvullende gemeentebelastingen en de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007 en tot wijziging, met ingang van aanslagjaar 2009, van artikel 468 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. - Duitse vertaling sluiten ? De normen ten aanzien waarvan het Hof door de verwijzende rechter wordt verzocht zijn toetsing uit te voeren, zijn « de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het beginsel van rechtszekerheid en het beginsel van het recht op een goede rechtsbedeling, zoals gewaarborgd bij artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, alsook bij de artikelen 13, 144, 146 en 159 van de Grondwet, en de bescherming van het eigendomsrecht, zoals gewaarborgd bij artikel 16 van de Grondwet en bij artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens ». B.2.2. Uit de prejudiciële vraag blijkt dat alleen het tweede lid van artikel 2 in het geding is.

Wat de exceptie betreft die door de Waalse Regering is opgeworpen B.3.1. De Waalse Regering betwist het nut van het tweede onderdeel van de prejudiciële vraag. Volgens die partij beoogt het onderdeel de hypothese van een optreden van de wetgever in lopende gerechtelijke procedures, wat niet het geval zou zijn : de wet van 24 juli 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/07/2008 pub. 08/08/2008 numac 2008003322 bron federale overheidsdienst financien Wet ter bekrachtiging van de vestiging van sommige aanvullende gemeentebelastingen en de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007 en tot wijziging, met ingang van aanslagjaar 2009, van artikel 468 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 24/07/2008 pub. 06/02/2009 numac 2008001022 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet ter bekrachtiging van de vestiging van sommige aanvullende gemeentebelastingen en de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007 en tot wijziging, met ingang van aanslagjaar 2009, van artikel 468 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. - Duitse vertaling sluiten zou in werking zijn getreden voordat de verzoekende partijen hun beroep instelden bij de Rechtbank van eerste aanleg te Luik, op 15 september 2008. Het tweede onderdeel van de prejudiciële vraag zou dan ook geen antwoord behoeven. B.3.2. Het staat aan de rechter die een prejudiciële vraag stelt, na te gaan of het antwoord op die vraag dienend is om het hem voorgelegde geschil te beslechten. Slechts wanneer dit klaarblijkelijk niet het geval is, vermag het Hof te beslissen dat de vraag geen antwoord behoeft.

Artikel 2 van de wet van 24 juli 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/07/2008 pub. 08/08/2008 numac 2008003322 bron federale overheidsdienst financien Wet ter bekrachtiging van de vestiging van sommige aanvullende gemeentebelastingen en de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007 en tot wijziging, met ingang van aanslagjaar 2009, van artikel 468 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 24/07/2008 pub. 06/02/2009 numac 2008001022 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet ter bekrachtiging van de vestiging van sommige aanvullende gemeentebelastingen en de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007 en tot wijziging, met ingang van aanslagjaar 2009, van artikel 468 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. - Duitse vertaling sluiten heeft tot gevolg dat het aan de aanvullende gemeentebelasting die wordt betwist door de belastingplichtigen die de verwijzende rechter hebben aangezocht, een wetgevende waarde verleent; het dekt de onwettigheid van de belasting en maakt dus « de grief inzake de terugwerkende kracht zonder voorwerp », die wordt aangevoerd door de tegen die onwettige belasting ingeleide voorzieningen (Parl. St., Kamer, 2007-2008, DOC 52-1276/001, pp. 6 en 8). Door de retroactieve draagwijdte ervan verhindert de in het geding zijnde bepaling de verwijzende rechter dus de onwettigheid van de bestreden belasting vast te stellen. Het antwoord op de vraag die door de verwijzende rechter is gesteld, is niet klaarblijkelijk zonder nut voor de oplossing van het geschil dat hem is voorgelegd.

Het Hof wijst daarnaast erop dat uit de prejudiciële vraag blijkt dat de verzoekende partijen voor de verwijzende rechter hun bezwaarschrift voor de gewestelijke directeur der belastingen hebben ingediend - procedure die moet worden gevolgd voordat de justitiële rechter kan worden aangezocht - op 18 april 2008, dus voordat de wet van 24 juli 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/07/2008 pub. 08/08/2008 numac 2008003322 bron federale overheidsdienst financien Wet ter bekrachtiging van de vestiging van sommige aanvullende gemeentebelastingen en de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007 en tot wijziging, met ingang van aanslagjaar 2009, van artikel 468 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 24/07/2008 pub. 06/02/2009 numac 2008001022 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet ter bekrachtiging van de vestiging van sommige aanvullende gemeentebelastingen en de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007 en tot wijziging, met ingang van aanslagjaar 2009, van artikel 468 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. - Duitse vertaling sluiten werd aangenomen.

B.3.3. De exceptie wordt verworpen.

Ten aanzien van de eerste twee onderdelen van de prejudiciële vraag B.4. Naar aanleiding van een beroep tot vernietiging van de in het geding zijnde bepaling, heeft het Hof in zijn arrest nr. 186/2009 van 26 november 2009 geoordeeld : « B.8. [...] De bij de bestreden bepaling doorgevoerde bekrachtiging heeft tot gevolg dat ze aan de aanvullende gemeentebelasting, die door de belastingplichtigen van de eerste categorie wordt betwist, een wetgevende waarde verleent op de datum van de inwerkingtreding ervan.

Ze dekt de onwettigheid van de belasting en maakt dus ' de grief inzake de terugwerkende kracht zonder voorwerp ' in de tegen die onwettige belasting ingeleide voorzieningen (Parl. St., Kamer, 2007-2008, DOC 52-1276/001, pp. 6 en 8).

Door de retroactieve draagwijdte ervan verhindert de bestreden bepaling de belastingplichtigen van de eerste categorie dus om van de beroepsinstantie waarbij zij de zaak aanhangig hebben gemaakt een vaststelling van ongrondwettigheid van de bestreden belasting te verkrijgen.

B.9.1. De terugwerkende kracht van een wetsbepaling kan enkel worden verantwoord wanneer zij onontbeerlijk is voor de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang.

Indien bovendien blijkt dat de terugwerkende kracht tot doel heeft de afloop van een of meer gerechtelijke procedures in een bepaalde zin te beïnvloeden of de rechtscolleges te verhinderen zich uit te spreken over een rechtsvraag, vergt de aard van het in het geding zijnde beginsel dat uitzonderlijke omstandigheden of dwingende motieven van algemeen belang een verantwoording bieden voor het optreden van de wetgever, dat ten nadele van een categorie van burgers inbreuk maakt op de jurisdictionele waarborgen die aan allen worden geboden.

B.9.2.1. Artikel 2 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : ' De wet beschikt alleen voor het toekomende; zij heeft geen terugwerkende kracht '.

Die bepaling verzet zich tegen de aanneming, op grond van artikel 465 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 van een gemeentereglement dat een terugwerkende kracht zou hebben.

B.9.2.2. De rechtspraak van het Hof van Cassatie vermocht de gemeenten lange tijd te laten denken dat een reglement dat voor een welbepaald aanslagjaar het tarief van de aanvullende belasting op de personenbelasting vaststelt in werking kon treden, zonder daarom afbreuk te doen aan het verbod om een retroactief gemeentereglement aan te nemen, terwijl de belastbare periode die met dat aanslagjaar overeenstemt - dit wil zeggen de periode tijdens welke de inkomsten werden verkregen die de belastbare grondslag van die belasting vormen - reeds was voltooid (Cass., 29 juni 1998, Pas., 1998, I., nr. 349;

Cass., 8 juni 2006, A.R. nr. F.03.0054.N).

Talrijke gemeenten hebben bijgevolg voor de aanslagjaren 2001 tot 2007 een reglement aangenomen dat het tarief van de genoemde belasting vaststelt, terwijl de overeenstemmende belastbare periode reeds was beëindigd (Parl. St., Kamer, 2007-2008, DOC 52-1276/001, p. 4). Zulks is met name het geval voor de belastingen waarvan de wettigheid door de verzoekende partijen wordt betwist.

Het Hof van Cassatie heeft hieromtrent een ommekeer in zijn rechtspraak gemaakt door te stellen dat de belastingschuld in verband met een aanvullende belasting op de personenbelasting definitief ontstaat wanneer de belastbare periode met betrekking tot die belasting is voltooid (Cass., 14 maart 2008, Pas., 2008, nr. 184;

Cass., 14 maart 2008, A.R. nr. F.07.0068.F; zie ook het arrest van het Hof nr. 115/2000 van 16 november 2000, B.7.1). Daaruit vloeit voort dat het voormelde artikel 2 van het Burgerlijk Wetboek de gemeentereglementen onwettig maakt waarbij het tarief van een dergelijke belasting wordt vastgelegd voor een welbepaald aanslagjaar en die in werking zijn getreden toen de met dat aanslagjaar overeenstemmende belastbare periode reeds was voltooid.

B.9.2.3. In die omstandigheden heeft de bestreden bepaling tot doel te vermijden dat talrijke gemeenten zich ' in een delicate financiële situatie ' bevinden waarbij ' hun financiële toestand in gevaar wordt gebracht en [...] hun vermogen om de continuïteit van hun werking te verzekeren ', om reden van de verplichting de onwettige aanvullende belastingen op de personenbelasting terug te betalen (Parl. St., Kamer, 2007-2008, DOC 52-1276/001, pp. 4-5).

De bestreden bepaling strekt ook ertoe te verhinderen dat in de betrokken gemeenten discriminerende situaties ontstaan die nadelig zijn voor de belastingplichtigen die niet de nodige stappen hebben gezet of hebben kunnen zetten teneinde de vernietiging van hun aanslag betreffende een dergelijke aanvullende gemeentebelasting te verkrijgen, maar die, zoals de belastingplichtigen die de terugbetaling van die aanslag hebben kunnen genieten of zullen kunnen genieten naar aanleiding van de vernietiging ervan, ook ertoe gehouden zullen zijn de last van een eventuele latere stijging van die belasting te dragen, die bestemd is om het verlies aan ontvangsten te compenseren dat te wijten is aan de genoemde terugbetaling, en zelfs de gevolgen van een vermindering van de overheidsuitgaven van de gemeente. Met de aanneming van de bestreden bepaling wenst de wetgever meer in het bijzonder te vermijden dat ' een zeer klein aantal van betrokken belastingplichtigen - de meest geïnformeerde of best bijgestane - die nog de terugbetaling van hun aanvullende gemeentebelasting zouden kunnen bekomen ', worden bevoordeeld (ibid., DOC 52-1276/001, p. 6; ibid., DOC 52-1276/002, p. 6; I.V., Kamer, 10 juli 2008, pp. 5, 8 en 9).

B.9.2.4. De bestreden bepaling wijzigt niet het tarief van de erin bekrachtigde aanvullende belastingen.

B.9.3. Uit wat voorafgaat blijkt dat de bestreden retroactieve bepaling onontbeerlijk is voor de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang en dat zij op uitzonderlijke omstandigheden berust en beantwoordt aan dwingende motieven van algemeen belang ».

B.5. Wat betreft een eventuele aantasting van het eigendomsrecht dat is gewaarborgd bij artikel 16 van de Grondwet en bij artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, heeft het Hof in hetzelfde arrest nr. 186/2009 geoordeeld : « B.10.2. Artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt : ' Alle natuurlijke of rechtspersonen hebben recht op het ongestoord genot van hun eigendom. Niemand zal van zijn eigendom worden beroofd behalve in het algemeen belang en met inachtneming van de voorwaarden neergelegd in de wet en in de algemene beginselen van het internationaal recht.

De voorgaande bepalingen zullen echter op geen enkele wijze het recht aantasten dat een Staat heeft om die wetten toe te passen welke hij noodzakelijk oordeelt om toezicht uit te oefenen op het gebruik van eigendom in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen en boeten te verzekeren '.

B.10.3. In de veronderstelling dat de bedragen van de teruggevorderde belastingen voor de verzoekende partijen schuldvorderingen zouden zijn die overeenkomen met het begrip ' eigendom ' in de zin van artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, zou de inmenging van de wetgever in die schuldvorderingen gerechtvaardigd zijn door de in B.9.3 uiteengezette omstandigheden en motieven ».

B.6. Uit hetgeen voorafgaat volgt dat de eerste twee onderdelen van de prejudiciële vraag ontkennend dienen te worden beantwoord.

Ten aanzien van het derde onderdeel van de prejudiciële vraag B.7. Aan het Hof wordt gevraagd of er een onverantwoord verschil in behandeling wordt doorgevoerd tussen de belastingplichtigen die, doordat zij de wettigheid van aanvullende belastingen die waren gegrond op een te laat aangenomen belastingreglement gerechtelijk hebben betwist, de terugbetaling van die aanvullende belastingen hebben verkregen, en de belastingplichtigen die dat recht verliezen als gevolg van artikel 2 van de wet van 24 juli 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/07/2008 pub. 08/08/2008 numac 2008003322 bron federale overheidsdienst financien Wet ter bekrachtiging van de vestiging van sommige aanvullende gemeentebelastingen en de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007 en tot wijziging, met ingang van aanslagjaar 2009, van artikel 468 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 24/07/2008 pub. 06/02/2009 numac 2008001022 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet ter bekrachtiging van de vestiging van sommige aanvullende gemeentebelastingen en de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007 en tot wijziging, met ingang van aanslagjaar 2009, van artikel 468 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. - Duitse vertaling sluiten.

B.8. Zelfs wanneer hij met terugwerkende kracht optreedt en die terugwerkende kracht gerechtvaardigd is, komt het de wetgever niet toe, op straffe van schending van een van de essentiële beginselen van de rechtsstaat, definitief geworden rechterlijke beslissingen opnieuw in het geding te brengen. Hij vermocht dus niet de in het geding zijnde bepaling toepasselijk te maken op diegenen die ter uitvoering van een rechterlijke beslissing de terugbetaling van de aanvullende belastingen hebben verkregen.

B.9. Vermits het in B.7 omschreven verschil in behandeling is verantwoord, dient het derde onderdeel van de prejudiciële vraag ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 2 van de wet van 24 juli 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/07/2008 pub. 08/08/2008 numac 2008003322 bron federale overheidsdienst financien Wet ter bekrachtiging van de vestiging van sommige aanvullende gemeentebelastingen en de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007 en tot wijziging, met ingang van aanslagjaar 2009, van artikel 468 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 24/07/2008 pub. 06/02/2009 numac 2008001022 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet ter bekrachtiging van de vestiging van sommige aanvullende gemeentebelastingen en de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007 en tot wijziging, met ingang van aanslagjaar 2009, van artikel 468 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. - Duitse vertaling sluiten « ter bekrachtiging van de vestiging van sommige aanvullende gemeentebelastingen en de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007 en tot wijziging, met ingang van aanslagjaar 2009, van artikel 468 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 » schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 13, 144, 146 en 159 van de Grondwet, met het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag.

Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten, op de openbare terechtzitting van 17 december 2009.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, P. Martens.

^