Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 30 juli 2009

Uittreksel uit arrest nr. 93/2009 van 4 juni 2009 Rolnummer 4497 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 372 en 375 van het Strafwetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen. Het Grondwettelijk Hof, samenges wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2009203266
pub.
30/07/2009
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 93/2009 van 4 juni 2009 Rolnummer 4497 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 372 en 375 van het Strafwetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechters P. Martens, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij arrest van 25 juni 2008 in zake het openbaar ministerie tegen M.P. en H.M., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 9 juli 2008, heeft het Hof van Beroep te Antwerpen de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schenden de artikelen 372 en 375 Strafwetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat een meerderjarig mannelijk persoon die voltrokken geslachtsbetrekkingen (een daad van seksuele penetratie) heeft met een meisje, ouder dan 14 en jonger dan 16 jaar, én dat met haar toestemming, niet kan gestraft worden op basis van artikel 375 Sw., terwijl een meerderjarige persoon wel kan gestraft worden op basis van artikel 372 Sw. voor het stellen van bepaalde seksueel getinte aanrakingen (betasten borsten en schaamstreek) op hetzelfde meisje, die ook met haar toestemming gebeuren, welke laatste handelingen objectief als minder verregaand te beschouwen zijn ? 2. Schenden de artikelen 372 en 375 Strafwetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat een meerderjarig persoon die een daad van seksuele penetratie stelt op een minderjarige, ouder dan 14 jaar doch jonger dan 16 jaar én met toestemming van deze laatste, niet kan gestraft worden op basis van artikel 375 Strafwetboek, terwijl een meerderjarig persoon die louter seksuele aanrakingen stelt zonder penetratie op een minderjarige, ouder dan 14 jaar doch jonger dan 16 jaar én met de toestemming van deze laatste, wel kan gestraft worden terwijl de seksuele penetratie objectief als een meer verregaande daad te beschouwen is ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Sinds de wijziging ervan bij artikel 6 van de wet van 28 november 2000 betreffende de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen, bepaalt artikel 372 van het Strafwetboek : « Elke aanranding van de eerbaarheid, zonder geweld of bedreiging gepleegd op de persoon of met behulp van de persoon van een kind van het mannelijke of vrouwelijke geslacht beneden de volle leeftijd van zestien jaar, wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar.

De aanranding van de eerbaarheid, zonder geweld of bedreiging door een bloedverwant in de opgaande lijn of adoptant gepleegd op de persoon of met behulp van de persoon van een minderjarige, zelfs indien deze de volle leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, maar niet ontvoogd is door het huwelijk, wordt gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar. Dezelfde straf wordt toegepast indien de schuldige hetzij de broer of de zus van het minderjarige slachtoffer is of ieder ander persoon die een soortgelijke positie heeft in het gezin, hetzij onverschillig welke persoon die gewoonlijk of occasioneel met het slachtoffer samenwoont en die over dat slachtoffer gezag heeft ».

Sinds de wijziging ervan bij artikel 8 van de voormelde wet van 28 november 2000, bepaalt artikel 375 van dat Wetboek : « Verkrachting is elke daad van seksuele penetratie van welke aard en met welk middel ook, gepleegd op een persoon die daar niet in toestemt.

Toestemming is er met name niet wanneer de daad is opgedrongen door middel van geweld, dwang of list of mogelijk is gemaakt door een onvolwaardigheid of een lichamelijk of een geestelijk gebrek van het slachtoffer.

Met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar wordt gestraft ieder die de misdaad van verkrachting pleegt.

Wordt de misdaad gepleegd op de persoon van een minderjarige boven de volle leeftijd van zestien jaar, dan wordt de schuldige gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar.

Wordt de misdaad gepleegd op de persoon van een kind boven de volle leeftijd van veertien jaar en beneden die van zestien jaar, dan wordt de schuldige gestraft met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar.

Als verkrachting met behulp van geweld wordt beschouwd elke daad van seksuele penetratie, van welke aard en met welk middel ook, die gepleegd wordt op de persoon van een kind dat de volle leeftijd van veertien jaar niet heeft bereikt. In dat geval is de straf opsluiting van vijftien tot twintig jaar.

De straf is opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar, indien het kind geen volle tien jaar oud is ».

B.2. Ofschoon de twee prejudiciële vragen lichtjes anders zijn geformuleerd, wordt ermee in essentie beoogd te vernemen of de artikelen 372 en 375 van het Strafwetboek bestaanbaar zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat een meerderjarige die een daad van seksuele penetratie pleegt op een minderjarige die ouder is dan veertien, maar jonger dan zestien jaar, niet kan worden gestraft op grond van artikel 375 van het Strafwetboek wanneer de minderjarige heeft toegestemd met de daad, terwijl een meerderjarige voor het stellen van seksuele aanrakingen, zonder penetratie, op een minderjarige die ouder is dan veertien, maar jonger dan zestien jaar, wel kan worden gestraft op grond van artikel 372 van het Strafwetboek, zelfs wanneer de minderjarige daartoe toestemming heeft gegeven, daarbij rekening houdend met het feit dat penetratie een meer verregaande daad is dan seksuele aanrakingen.

De beide prejudiciële vragen kunnen tezamen worden beantwoord.

B.3.1. Volgens het eerste lid van artikel 372 van het Strafwetboek wordt elke aanranding van de eerbaarheid, zonder geweld of bedreiging gepleegd op de persoon of met behulp van de persoon van een kind beneden de volle leeftijd van zestien jaar gestraft met opsluiting van vijf tot tien jaar. Volgens het tweede lid, dat van toepassing is wanneer het minderjarige slachtoffer « de volle leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, maar niet ontvoogd is door het huwelijk », wordt de aanranding van de eerbaarheid, zonder geweld of bedreiging gepleegd door een dader die in een bepaalde relatie staat tot het slachtoffer, gestraft met opsluiting van tien tot vijftien jaar.

B.3.2. Uit de woorden « zonder geweld of bedreiging » volgt dat het misdrijf aanranding van de eerbaarheid kan bestaan zelfs wanneer het slachtoffer de dader toestemming heeft gegeven tot het stellen van de desbetreffende handelingen.

B.4.1. Volgens het eerste lid van artikel 375 van het Strafwetboek is verkrachting elke daad van seksuele penetratie van welke aard en met welk middel ook, gepleegd op een persoon die daar niet in toestemt.

Volgens het tweede lid is toestemming er met name niet wanneer de daad is opgedrongen door middel van geweld, dwang of list of mogelijk is gemaakt door een onvolwaardigheid of een lichamelijk of een geestelijk gebrek van het slachtoffer. De volgende leden bepalen de toepasselijke straf, die zwaarder is naar gelang van de leeftijd van het slachtoffer, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen meerderjarigen, minderjarigen boven de volle leeftijd van zestien jaar, minderjarigen boven de volle leeftijd van veertien jaar en beneden die van zestien jaar, en minderjarigen beneden de volle leeftijd van tien jaar.

Het zesde lid van artikel 375 van het Strafwetboek bepaalt bovendien dat als verkrachting met behulp van geweld moet worden beschouwd elke daad van seksuele penetratie, van welke aard en met welk middel ook, die gepleegd wordt op de persoon van een kind dat de volle leeftijd van veertien jaar niet heeft bereikt.

B.4.2. Uit artikel 375 van het Strafwetboek volgt dat het misdrijf verkrachting niet kan bestaan wanneer de betrokken persoon veertien jaar of ouder is en vrijwillig en bewust toestemt met de seksuele penetratie.

B.5.1. Het misdrijf verkrachting, zoals het op dit ogenblik wordt omschreven in het Strafwetboek, vindt zijn oorsprong in de wet van 4 juli 1989 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende het misdrijf verkrachting.

B.5.2. Volgens de parlementaire voorbereiding van die wet waren de « maatschappelijke opvattingen over verkrachting en de houding tegenover het slachtoffer » gewijzigd, in die zin dat het misdrijf voortaan diende te worden beschouwd « als een aantasting van de integriteit van de menselijke persoon en niet langer alleen als een vergrijp tegen de familiale orde en de openbare zedelijkheid » (Parl. St., Kamer, 1988-1989, nr. 702/4, p. 2). Daarom diende « de ontstentenis van toestemming van het slachtoffer als wezenlijk element van het strafbaar feit » te worden beschouwd (Parl. St., Kamer, 1981-1982, nr. 166/8, p. 4).

B.5.3. Met betrekking tot de handeling van seksuele penetratie gepleegd op een minderjarige beneden de leeftijd van zestien jaar, vermeldt de parlementaire voorbereiding : « Sexuele betrekkingen met een persoon beneden 16 jaar als verkrachting omschrijven en bijgevolg zeer zwaar bestraffen onder voorwendsel dat daarin nooit wordt toegestemd, zou te ver gaan.

Weliswaar bestraft de wet de aanranding van de eerbaarheid ook ' zonder geweld of bedreiging gepleegd ' op een slachtoffer beneden 16 jaar (art. 372). Wie daaruit besluit dat toestemming op die leeftijd niet bestaat, leeft vandaag nog meer dan vroeger buiten de realiteit.

Die irreële conclusie wordt overigens niet opgedrongen door de tekst van de wet. Uit de wet kan alleen worden afgeleid dat toestemming op die leeftijd irrelevant is, wat niet hetzelfde betekent als onbestaande. [...] Het kan gebeuren dat het werkelijk ontbreken van toestemming te maken heeft met naïviteit die min of meer verband houdt met de leeftijd, maar tussen 14 en 16 jaar moet dat gebrek aan toestemming in elk geval afzonderlijk worden aangetoond. Als het niet bewezen is en ook indien vaststaat dat er toestemming was, zullen, telkens als vervolging wenselijk wordt geacht, de bepalingen betreffende de aanranding van de eerbaarheid worden toegepast, maar niet die betreffende de verkrachting. [...] Er dient rekening te worden gehouden met de evolutie bij de jongeren van 14 tot 16 jaar en een daad waar toestemming niet afwezig was, mag niet automatisch als verkrachting worden bestempeld. Het vermoeden verdedigen dat toestemming van een minderjarige van 14 tot 16 jaar irrelevant is, is een fictie. Hier mogen trouwens verkrachting en aanranding van de eerbaarheid niet met elkaar worden verward » (Parl.

St., Kamer, 1981-1982, nr. 166/8, pp. 6-7).

B.6. De wetgever vermocht redelijkerwijze te bepalen dat de bijzonder strenge straffen ter bestraffing van verkrachting, een misdaad die in de regel een seksuele penetratie waarin niet wordt toegestemd, vereist, niet toepasselijk zijn in de gevallen waarin de minderjarige tussen veertien en zestien jaar toestemming heeft gegeven tot de seksuele penetratie.

De wetgever heeft daarentegen niet gewild dat een dergelijk gedrag niet strafbaar zou zijn. Een daad van seksuele penetratie, gepleegd op een minderjarige persoon van veertien tot zestien jaar, kan immers, naar gelang van de omstandigheden, een aanranding van de eerbaarheid vormen, zelfs indien het slachtoffer op een vrije en vrijwillige wijze daarin heeft toegestemd.

B.7. De prejudiciële vragen dienen ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De artikelen 372 en 375 van het Strafwetboek schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare terechtzitting van 4 juni 2009.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, M. Bossuyt.

^