Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 29 april 2009

Uittreksel uit arrest nr. 30/2009 van 18 februari 2009 Rolnummer 4558 In zake : de vordering tot gedeeltelijke schorsing van artikel 2244, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, zoals aangevuld bij artikel 2 van de wet van 25 juli 2008 « to Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechter(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2009201572
pub.
29/04/2009
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 30/2009 van 18 februari 2009 Rolnummer 4558 In zake : de vordering tot gedeeltelijke schorsing van artikel 2244, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, zoals aangevuld bij artikel 2 van de wet van 25 juli 2008 « tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de gecoördineerde wetten van 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit met het oog op het stuiten van de verjaring van de vordering tot schadevergoeding ten gevolge van een beroep tot vernietiging bij de Raad van State », ingesteld door Edouard Thibaut.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechters A. Alen, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels en T. Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de vordering en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 20 november 2008 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 21 november 2008, heeft Edouard Thibaut, wonende te 1348 Louvain-la-Neuve, Voie Cardijn 52, een vordering tot gedeeltelijke schorsing ingesteld van artikel 2244, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel werd aangevuld bij artikel 2 van de wet van 25 juli 2008 « tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de gecoördineerde wetten van 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit met het oog op het stuiten van de verjaring van de vordering tot schadevergoeding ten gevolge van een beroep tot vernietiging bij de Raad van State » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 22 augustus 2008).

Bij afzonderlijk verzoekschrift vordert de verzoekende partij eveneens de gedeeltelijke vernietiging van dezelfde norm. (...) II. In rechte (...) B.1. De vordering tot schorsing is gericht tegen een deel van de wet van 25 juli 2008 « tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de gecoördineerde wetten van 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit met het oog op het stuiten van de verjaring van de vordering tot schadevergoeding ten gevolge van een beroep tot vernietiging bij de Raad van State » (hierna : de wet van 25 juli 2008).

Ten aanzien van het onderwerp van het beroep B.2.1. Om te voldoen aan de vereisten van artikel 6 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 moeten de middelen van het verzoekschrift te kennen geven welke van de regels waarvan het Hof de naleving waarborgt, zouden zijn geschonden, alsook welke de bepalingen zijn die deze regels zouden schenden, en uiteenzetten in welk opzicht die regels door de bedoelde bepalingen zouden zijn geschonden.

Die bepaling vereist derhalve dat de verzoekende partijen zelf aangeven welke de artikelen zijn die volgens hen een schending uitmaken van de in de middelen uiteengezette normen waarvan het Hof de naleving verzekert.

B.2.2. Uit het verzoekschrift blijkt dat het slechts tegen één bepaling van de wet van 25 juli 2008, namelijk artikel 2, is gericht.

De omstandigheid dat de verzoeker niet het woord « vernietiging » gebruikt, maakt het verzoekschrift daarom nog niet onontvankelijk.

Het Hof beperkt derhalve zijn onderzoek tot artikel 2 van de wet van 25 juli 2008.

B.3. Artikel 2 van de wet van 25 juli 2008 bepaalt : « Artikel 2244 van het Burgerlijk Wetboek wordt aangevuld met twee leden, luidende : ' Een dagvaarding voor het gerecht stuit de verjaring tot het tijdstip waarop een definitieve beslissing wordt uitgesproken.

Voor de toepassing van deze afdeling heeft een beroep tot vernietiging van een administratieve handeling bij de Raad van State dezelfde gevolgen ten opzichte van de vordering tot herstel van de schade veroorzaakt door de vernietigde administratieve handeling als een dagvaarding voor het gerecht. ' ».

Ten aanzien van de vordering tot schorsing B.4. Naar luid van artikel 20, 1°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 dient aan twee grondvoorwaarden te zijn voldaan opdat tot schorsing kan worden besloten : - de middelen die worden aangevoerd moeten ernstig zijn; - de onmiddellijke uitvoering van de bestreden maatregel moet een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kunnen berokkenen.

Daar de twee voorwaarden cumulatief zijn, leidt de vaststelling dat één van die voorwaarden niet is vervuld tot verwerping van de vordering tot schorsing.

Ten aanzien van het moeilijk te herstellen ernstig nadeel B.5.1. De schorsing moet het mogelijk maken te vermijden dat, voor de verzoekende partijen, een ernstig nadeel voortvloeit uit de onmiddellijke toepassing van de bestreden norm, nadeel dat niet of moeilijk zou kunnen worden hersteld in geval van een eventuele vernietiging.

B.5.2. Om het bestaan van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel aan te tonen, voert de verzoeker aan dat hij eisende partij is in een burgerlijke vordering die hangende is voor de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel en betrekking heeft op een vordering tot schadevergoeding naar aanleiding van de bevordering van een collega in een post bij het ministerie van de Franse Gemeenschap waarvoor hij zich zelf kandidaat had gesteld.

Volgens de verzoeker zou het materiële en morele nadeel voortvloeien uit het verschil in wedde tussen het ambt van adjunct-adviseur en dat van directeur, alsook uit het verschil in pensioen, daar het bedrag van het pensioen van de ambtenaren wordt berekend op basis van de gemiddelde wedde van de laatste vijf jaren dienstactiviteit.

De verzoeker voert aan dat hij vreest dat zijn vordering op burgerlijk vlak in een binnenkort te verwachten vonnis onontvankelijk zal worden verklaard indien de bestreden bepaling wordt toegepast.

B.5.3. In tegenstelling tot wat de verzoeker beweert, zou het te dezen aangevoerde nadeel kunnen worden hersteld indien de bestreden bepaling wordt vernietigd. De verzoeker beschikt immers nog over rechtsmiddelen tegen de rechterlijke beslissing waarmee zijn burgerlijke vordering onontvankelijk zou worden verklaard op grond van de bestreden bepaling. Indien de beroepstermijnen zouden zijn verstreken vooraleer het Hof zijn arrest op het beroep tot vernietiging heeft gewezen, zou de verzoeker nog op grond van artikel 16 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 een vordering kunnen instellen tot intrekking van de definitieve beslissing die op de aldus door het Hof vernietigde bepaling zou zijn gegrond.

B.6. Bij ontstentenis van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel, dient niet te worden ingegaan op de vordering tot schorsing.

Om die redenen, het Hof verwerpt de vordering tot schorsing.

Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare terechtzitting van 18 februari 2009.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, M. Melchior.

^