Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 19 mei 2009

Uittreksel uit arrest nr. 58/2009 van 19 maart 2009 Rolnummer 4572 In zake : het beroep tot vernietiging van het Vlaamse decreet van 10 oktober 2008 « houdende instemming met het Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffend Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechter(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2009201448
pub.
19/05/2009
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 58/2009 van 19 maart 2009 Rolnummer 4572 In zake : het beroep tot vernietiging van het Vlaamse decreet van 10 oktober 2008 « houdende instemming met het Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en de Slotakte, ondertekend in Lissabon op 13 december 2007 », ingesteld door Jef Sleeckx en anderen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechters P. Martens, E. De Groot, J.-P. Moerman, E. Derycke en T. Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 9 december 2008 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 10 december 2008, is beroep tot vernietiging ingesteld van het Vlaamse decreet van 10 oktober 2008 « houdende instemming met het Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en de Slotakte, ondertekend in Lissabon op 13 december 2007 » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 5 november 2008), door Jef Sleeckx, wonende te 2400 Mol, Vinkenstraat 7, Natan Hertogen, wonende te 9000 Gent, Frans Van Ryhovelaan 101, Raf Verbeke, wonende te 9000 Gent, Spitaalpoortstraat 84, Pascal Debruyne, wonende te 9000 Gent, Sint-Kristoffelstraat 24, en Frans Leens, wonende te 1180 Brussel, Stanleystraat 79.

Op 7 januari 2009 hebben de rechters-verslaggevers E. Derycke en J.-P. Moerman, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989, het Hof ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht voor te stellen een arrest van onmiddellijk antwoord te wijzen. (...) II. In rechte (...) B.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van het Vlaamse decreet van 10 oktober 2008 « houdende instemming met het Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en de Slotakte, ondertekend in Lissabon op 13 december 2007 ». De artikelen 2 en 3 van dat decreet bepalen : «

Art. 2.Het verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en de Slotakte, ondertekend in Lissabon op 13 december 2007, zullen volkomen gevolg hebben.

Art. 3.De handelingen die aangenomen zullen worden op basis van artikel 15ter, hernummerd tot artikel 31, § 3, en artikel 48, § 7, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, zullen volkomen gevolg hebben.

De wijzigingen aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan de bijgevoegde protocollen die aangenomen zullen worden op basis van : - artikel 65, § 3, hernummerd tot artikel 81, § 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; - artikel 69B, § 1, hernummerd tot artikel 83, § 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; - artikel 69E, § 4, hernummerd tot artikel 86, § 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; - artikel 78, hernummerd tot artikel 98, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; - artikel 87, § 2, c), hernummerd tot artikel 107, § 2, c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; - artikel 104, § 14, hernummerd tot artikel 126, § 14, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; - artikel 107, § 5, hernummerd tot artikel 129, § 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; - artikel 137, § 2, hernummerd tot artikel 153, § 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; - artikel 175, § 2, hernummerd tot artikel 192, § 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; - artikel 245, hernummerd tot artikel 281, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; - artikel 256bis, § 5, hernummerd tot artikel 300, § 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; - artikel 266, hernummerd tot artikel 308, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; - artikel 270bis, § 2, hernummerd tot artikel 312, § 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; - artikel 280H, hernummerd tot artikel 333, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; zullen volkomen gevolg hebben ».

Wat het eerste middel betreft B.2. In het eerste middel voeren de verzoekende partijen aan dat het bestreden decreet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet zou schenden in zoverre het instemt met het Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, waardoor een verschil in behandeling zou ontstaan tussen twee categorieën van personen, zonder dat hiervoor een objectieve en redelijke verantwoording bestaat : enerzijds, de onderdanen van lidstaten van de Europese Unie die voormeld Verdrag « door de burgers laten goed- of afkeuren bij referendum », en, anderzijds, de onderdanen van lidstaten van de Europese Unie die het Verdrag « goedkeuren door de nationale parlementen ».

B.3. Artikel 167, § 4, van de Grondwet bepaalt : « Een wet aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid, stelt de nadere regelen vast voor het sluiten van de verdragen bedoeld in § 3 en van de verdragen die niet uitsluitend betrekking hebben op de aangelegenheden waarvoor de gemeenschappen of de gewesten door of krachtens de Grondwet bevoegd zijn ».

Ter uitvoering hiervan bepaalt artikel 92bis, § 4ter, eerste lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen dat de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten een samenwerkingsakkoord dienen te sluiten over de nadere regelen voor het sluiten van de verdragen die niet uitsluitend betrekking hebben op de aangelegenheden waarvoor de gemeenschappen of de gewesten bevoegd zijn.

Artikel 9 van het samenwerkingsakkoord van 8 maart 1994 « tussen de federale overheid, de Gemeenschappen en de Gewesten over de nadere regelen voor het sluiten van gemengde verdragen » bepaalt : « Van zodra de Minister van Buitenlandse Zaken, over het voor België bestemde origineel of eensluidend afschrift van een gemengd verdrag beschikt, maakt hij met het oog op de instemming door de diverse [Parlementen], aan de betrokken Gewest en/of Gemeenschapsoverheden de tekst hiervan over, alsook aan de Raad van State ».

Artikel 16, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, ten slotte, bepaalt : « Instemming met de verdragen in de aangelegenheden waarvoor [de Gemeenschap of het Gewest] bevoegd is, wordt verleend door het betrokken Parlement ».

Overeenkomstig die bepalingen stemt het bestreden decreet in met het Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

B.4. Dat in een andere lidstaat van de Europese Unie bij wijze van referendum wordt ingestemd met voormeld Verdrag, wordt bepaald door de grondwettelijke orde van de lidstaat in kwestie. Bijgevolg vloeit het in het middel aangeklaagde verschil in behandeling voort uit het recht van de lidstaat in kwestie, waarover het Hof zich niet kan uitspreken.

B.5. Het eerste middel is niet gegrond.

Wat het tweede middel betreft B.6. In het tweede middel voeren de verzoekende partijen aan dat het bestreden decreet artikel 195 van de Grondwet zou schenden in zoverre het instemt met het Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap zonder dat voorafgaandelijk de grondwetsbepalingen « die vanuit het oogpunt van het Verdrag van Lissabon relevant zijn » voor herziening vatbaar werden verklaard.

B.7. Krachtens artikel 142, tweede lid, van de Grondwet en artikel 1 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 is het Hof bevoegd om, bij wege van arrest, uitspraak te doen op de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van een wet, een decreet of een in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel, wegens schending van de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de Staat, de gemeenschappen en de gewesten, of van de artikelen van titel II « De Belgen en hun rechten », en van de artikelen 170, 172 en 191 van de Grondwet.

B.8. Artikel 195 van de Grondwet bepaalt : « De federale wetgevende macht heeft het recht te verklaren dat er redenen zijn tot herziening van zodanige grondwettelijke bepaling als zij aanwijst.

Na deze verklaring zijn beide Kamers van rechtswege ontbonden.

Twee nieuwe Kamers worden overeenkomstig artikel 46 bijeengeroepen.

Deze Kamers beslissen, in overeenstemming met de Koning, over de punten die aan herziening zijn onderworpen.

In dit geval mogen de Kamers niet beraadslagen wanneer niet ten minste twee derden van de leden waaruit elke Kamer bestaat, aanwezig zijn; en een verandering is alleen dan aangenomen, indien zij ten minste twee derden van de stemmen heeft verkregen ».

Aangezien die grondwetsbepaling niet een regel is die ertoe strekt de onderscheiden bevoegdheid van de Staat, de gemeenschappen en de gewesten te bepalen, noch één van de artikelen van titel II van de Grondwet, is het Hof niet bevoegd om rechtstreeks uitspraak te doen over de bestaanbaarheid van het decreet met die grondwetsbepaling.

B.9. Het Hof is niet bevoegd om kennis te nemen van het tweede middel.

Wat het derde middel betreft B.10. In het derde middel voeren de verzoekende partijen de schending aan van artikel 77, 6°, van de Grondwet en van artikel 1 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, in zoverre het bestreden decreet instemt met het Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap zonder dat voorafgaandelijk een samenwerkingsakkoord werd gesloten tussen de federale wetgevende Kamers en de Gemeenschaps- en Gewestparlementen waarin die wetgevende vergaderingen zouden regelen hoe het protocol bij het voormelde Verdrag « betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid » zou worden uitgevoerd.

B.11. Uit de uiteenzetting van het middel blijkt dat het in werkelijkheid is gericht tegen het ontbreken van een voorafgaand samenwerkingsakkoord tussen de federale wetgevende Kamers en de Gemeenschaps- en Gewestparlementen waarin die wetgevende vergaderingen zouden regelen hoe het protocol « betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid » zou worden uitgevoerd.

B.12. Zonder dat er aanleiding toe bestaat zich uit te spreken over de vraag of het al dan niet noodzakelijk is dienaangaande een samenwerkingsakkoord af te sluiten, is de ontstentenis ervan niet van dien aard dat de geldigheid van het bestreden instemmingsdecreet hierdoor wordt aangetast. Het protocol « betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid », dat in de mogelijkheid voorziet met betrekking tot een ontwerp van wetgevingshandeling aan de voorzitters van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een gemotiveerd advies toe te zenden waarin wordt uiteengezet waarom het betrokken ontwerp niet zou stroken met het subsidiariteitsbeginsel, vermag te worden toegepast nadat het bestreden decreet instemming heeft verleend met het Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

B.13. Het derde middel is niet gegrond.

Wat het vierde middel betreft B.14. In het vierde middel voeren de verzoekende partijen aan dat het bestreden decreet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet « alsmede de artikelen 20 en 21 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie » zou schenden in zoverre het Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, waarmee het decreet instemt, niet gelijk zou gelden ten aanzien van alle lidstaten van de Europese Unie.

B.15. Daar het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie niet is opgenomen in een normatieve tekst met bindende kracht ten aanzien van België, is het middel niet ontvankelijk in zoverre het is afgeleid uit de schending van de artikelen 20 en 21 van het Handvest.

B.16. In zoverre de verzoekende partijen de schending aanvoeren van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet dient te worden vastgesteld dat het in het middel aangeklaagde verschil in behandeling voortvloeit uit het feit dat in sommige lidstaten van de Europese Unie andere rechtsregels zullen gelden dan in andere lidstaten. Over dat verschil in behandeling kan het Hof zich niet uitspreken.

B.17. Het vierde middel is niet gegrond.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.

Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare terechtzitting van 19 maart 2009.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, M. Bossuyt.

^