gepubliceerd op 20 maart 2009
Uittreksel uit arrest nr. 38/2009 van 4 maart 2009 Rolnummer 4583 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 1 juni 2008 tot wijziging van artikel 682 van het Gerechtelijk Wetboek en van de wet van 1 juni 2008 tot invoering van ar Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter M. Melchior en de rechters-verslaggevers J.-(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 38/2009 van 4 maart 2009 Rolnummer 4583 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 1 juni 2008 tot wijziging van artikel 682 van het Gerechtelijk Wetboek en van de wet van 1 juni 2008 tot invoering van artikel 682bis in het Gerechtelijk Wetboek, ingesteld door Marc Jodrillat.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter M. Melchior en de rechters-verslaggevers J.-P. Moerman en A. Alen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 16 december 2008 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 17 december 2008, is beroep tot vernietiging van de wet van 1 juni 2008 tot wijziging van artikel 682 van het Gerechtelijk Wetboek en van de wet van 1 juni 2008 tot invoering van artikel 682bis in het Gerechtelijk Wetboek (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 16 juni 2008, tweede editie) ingesteld door Marc Jodrillat, die keuze van woonplaats doet te 1390 Graven, avenue Félix Lacourt 153/3.
Op 8 januari 2009 hebben de rechters-verslaggevers J.-P. Moerman en A. Alen, met toepassing van artikel 71, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989, de voorzitter ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht aan het Hof, zitting houdend in beperkte kamer, voor te stellen een arrest te wijzen waarbij wordt vastgesteld dat het beroep tot vernietiging klaarblijkelijk niet ontvankelijk is. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de memorie met verantwoording ingediend door de verzoekende partij B.1.1. Bij beschikking van het Hof van 8 januari 2009 werd de verzoekende partij uitgenodigd een memorie met verantwoording in te dienen naar aanleiding van de conclusies van de rechters-verslaggevers waarin zij van mening zijn dat zij, gelet op de inhoud van het verzoekschrift, ertoe zouden kunnen worden gebracht aan het Hof, zitting houdend in beperkte kamer, voor te stellen een arrest te wijzen waarbij wordt vastgesteld dat het beroep tot vernietiging klaarblijkelijk niet ontvankelijk is.
De verzoekende partij heeft op 31 januari 2009 een memorie ingediend, zijnde buiten de termijn die is voorgeschreven in artikel 71 van de bijzondere wet van 6 januari 1989.
B.1.2. Daaruit vloeit voort dat de ingediende memorie niet ontvankelijk is.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep tot vernietiging B.2.1. Om te voldoen aan de vereisten van artikel 6 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, moeten de middelen van het verzoekschrift te kennen geven welke van de regels waarvan het Hof de naleving waarborgt, zouden zijn geschonden alsook welke de bepalingen zijn die deze regels zouden schenden, en uiteenzetten in welk opzicht die regels door de bedoelde bepalingen zouden zijn geschonden.
B.2.2. De verzoekende partij geeft in haar verzoekschrift niet aan hoe de bepalingen van de bestreden wetten de in het verzoekschrift bedoelde grondwettelijke regels zouden hebben geschonden. Aldus is het niet mogelijk met de vereiste nauwkeurigheid en zonder risico van een vergissing het onderwerp van de grieven te omschrijven.
B.3. Daaruit volgt dat het beroep tot vernietiging klaarblijkelijk niet ontvankelijk is.
Om die redenen : het Hof, beperkte kamer, met eenparigheid van stemmen uitspraak doende, stelt vast dat het beroep tot vernietiging niet ontvankelijk is.
Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare terechtzitting van 4 maart 2009.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, M. Melchior.