Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 24 december 2007

Uittreksel uit arrest nr. 133/2007 van 24 oktober 2007 Rolnummer 4140 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 36 van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 16 maart 1968, gesteld Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, de rechters L(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2007203519
pub.
24/12/2007
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 133/2007 van 24 oktober 2007 Rolnummer 4140 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 36 van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 16 maart 1968, gesteld door de Politierechtbank te Mechelen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, E. Derycke en J. Spreutels, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989, emeritus voorzitter A. Arts, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter A. Arts, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 23 januari 2007 in zake het openbaar ministerie tegen Geeraard Haemhouts, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 2 februari 2007, heeft de Politierechtbank te Mechelen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 36 van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, daar het met betrekking tot fietsers die zich in een toestand zoals omschreven in artikel 34, § 2, of artikel 35 van voornoemde wet bevindt, een onderscheid maakt tussen fietsers die houder zijn van een geldig rijbewijs en fietsers die geen houder zijn van een geldig rijbewijs, aangezien de eerste groep zwaarder gestraft kan worden, namelijk met een geldboete of een vervangende gevangenisstraf én een verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig, terwijl de tweede groep slechts kan gestraft worden met een geldboete of een gevangenisstraf ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Wie op een openbare plaats een voertuig of een rijdier bestuurt of een bestuurder begeleidt met het oog op scholing, terwijl de ademanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht meet of de bloedanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,8 gram per liter bloed aangeeft, wordt gestraft met een geldboete. Hetzelfde geldt voor degene die een rijverbod overtreedt, voor degene die weigert zich aan een ademtest, een ademanalyse of een bloedproef te onderwerpen, voor wie weigert zijn rijbewijs af te geven en voor degene die het ingehouden voertuig of rijdier heeft bestuurd (artikel 34, § 2, van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 16 maart 1968, hierna : de wegverkeerswet).

Wie op een openbare plaats een voertuig of een rijdier bestuurt of een bestuurder begeleidt met het oog op scholing, terwijl hij in staat van dronkenschap verkeert of in een soortgelijke staat met name ten gevolge van het gebruik van drugs of van geneesmiddelen wordt gestraft met een geldboete en met het verval van het recht tot besturen van een motorvoertuig voor een duur van ten minste een maand en ten hoogste vijf jaar of voorgoed (artikel 35 van de wegverkeerswet).

Wie na een veroordeling met toepassing van de voormelde bepalingen één van die bepalingen binnen drie jaar opnieuw overtreedt, wordt gestraft met een gevangenisstraf, met een geldboete (of met één van die straffen alleen) en met het verval van het recht tot besturen van een motorvoertuig voor een duur van ten minste drie maanden en ten hoogste vijf jaar of voorgoed (artikel 36 van de wegverkeerswet).

B.2. De verwijzende rechter verzoekt het Hof twee categorieën van bestuurders te vergelijken : de bestuurders van een fiets die houder zijn van een geldig rijbewijs voor het besturen van een motorvoertuig en de bestuurders van een fiets die geen houder zijn van een dergelijk rijbewijs.

De bestuurders van de eerste categorie zouden met toepassing van artikel 36 van de wegverkeerswet zwaarder worden gestraft aangezien zij worden gestraft met een gevangenisstraf en een geldboete (of met één van die straffen alleen) en met het verval van het recht tot besturen van een motorvoertuig, terwijl de bestuurders van de tweede categorie slechts zouden worden gestraft met een gevangenisstraf en een geldboete (of met één van die straffen alleen).

B.3. De verplichting voor de rechter om het verval van het recht tot besturen van een motorvoertuig op te leggen, slaat op alle weggebruikers, ongeacht of zij houder zijn van een geldig rijbewijs voor het besturen van een motorvoertuig. Het verval betreft immers alle motorvoertuigen, ook degene waarvoor geen rijbewijs is vereist (zoals bromfietsen klasse A).

Dat neemt niet weg dat de gevolgen van die straf aanzienlijk zwaarder kunnen zijn voor de fietsers die over een geldig rijbewijs voor het besturen van een motorvoertuig beschikken, dan voor de fietsers die geen houder zijn van een dergelijk rijbewijs. Voor laatstgenoemden heeft het verval enkel tot gevolg dat zij geen rijbewijs zullen kunnen verkrijgen en dat zij niet langer een motorvoertuig mogen besturen waarvoor geen rijbewijs is vereist. De eerstgenoemden daarentegen verliezen hun recht om het motorvoertuig te besturen van de categorie waarvoor zij een rijbewijs hebben behaald, hetgeen verregaande gevolgen kan hebben, inzonderheid voor diegenen voor wie het gebruik van het voertuig onontbeerlijk is voor het verwerven van beroepsinkomsten.

B.4. Onder voorbehoud dat hij geen maatregel mag nemen die kennelijk onredelijk is, vermag de wetgever het strafrechtelijk beleid zelf vast te stellen en aldus de beoordelingsvrijheid van de rechter uit te sluiten.

B.5. De maatregel van het verval van het recht tot besturen van een motorvoertuig kan worden verantwoord door de bekommernis verkeersongevallen te verminderen en op die manier de verkeersveiligheid te bevorderen.

Motorvoertuigen kunnen redelijkerwijze worden geacht een groter gevaar voor de verkeersveiligheid te vormen. Het bezit van een geldig rijbewijs voor het besturen van een motorvoertuig is derhalve een criterium dat in verband staat met de voormelde bekommernis van de wetgever.

B.6. Het in het geding zijnde artikel 36 van de wegverkeerswet is enkel van toepassing op degene die na een veroordeling met toepassing van de voormelde bepalingen één van die bepalingen binnen drie jaar opnieuw overtreedt. Hij wordt gestraft met een gevangenisstraf, met een geldboete (of met één van die straffen alleen) en met het verval van het recht tot besturen van een motorvoertuig voor een duur van ten minste drie maanden en ten hoogste vijf jaar of voorgoed.

B.7. De vaststelling dat de strafmaatregel zwaardere gevolgen heeft voor de categorie van weggebruikers die over een geldig rijbewijs voor het besturen van een motorvoertuig beschikken, is een logisch gevolg van die maatregel en vermag derhalve geen afbreuk te doen aan het objectief en redelijk karakter van die maatregel.

De rechter beschikt bovendien over de mogelijkheid om het verval van het recht tot besturen tot bepaalde categorieën van voertuigen te beperken (artikel 45 van de wegverkeerswet), zodat de gevolgen van de maatregel voor de fietsers die houder zijn van een geldig rijbewijs en die op grond van artikel 36 van de wegverkeerswet worden gestraft, niet onevenredig zijn.

B.8. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 36 van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 16 maart 1968, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare terechtzitting van 24 oktober 2007.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, A. Arts.

^