gepubliceerd op 05 oktober 2006
Uittreksel uit arrest nr. 142/2006 van 20 september 2006 Rolnummers 3808 en 3809 In zake : de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de wet van 7 april 2005 tot invoeging van de artikelen 187bis, 187ter, 191bis, 191ter, 194b Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Mart(...)
ARBITRAGEHOF
Uittreksel uit arrest nr. 142/2006 van 20 september 2006 Rolnummers 3808 en 3809 In zake : de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de wet van 7 april 2005 tot invoeging van de artikelen 187bis, 187ter, 191bis, 191ter, 194bis en 194ter in het Gerechtelijk Wetboek en tot wijziging van de artikelen 259bis -9 en 259bis -10 van hetzelfde Wetboek, ingesteld door K. Castermans en anderen en door C. Anthonissen en anderen.
Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Arts, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging a. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 10 november 2005 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 14 november 2005, is beroep tot gedeeltelijke vernietiging ingesteld van de wet van 7 april 2005 tot invoeging van de artikelen 187bis, 187ter, 191bis, 191ter, 194bis en 194ter in het Gerechtelijk Wetboek en tot wijziging van de artikelen 259bis -9 en 259bis -10 van hetzelfde Wetboek (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 13 mei 2005), door K.Castermans, wonende te 3700 Tongeren, Plein 21, K. Van Schel, wonende te 1860 Meise, Oppemkerkstraat 8A, T. Peeters, wonende te 3000 Leuven, Kapucijnenvoer 24, E. De Witte, wonende te 9100 Sint-Niklaas, Eduard Prissestraat 94, D. Vandenbossche, wonende te 9050 Gent, Maurice Verdoncklaan 32, R. De Craen, wonende te 1700 Dilbeek, Kloosterstraat 161, C. Defossez, wonende te 1190 Brussel, Victor Rousseaulaan 54, V. Kempeneers, wonende te 2600 Berchem, Strijdhoflaan 190, B. Wens, wonende te 2480 Dessel, Gemeentedijk 22, P. Geerkens, wonende te 9000 Gent, Coupure Links 603, M. Libbrecht, wonende te 8000 Brugge, Stoofstraat 2A, M. Manderick, wonende te 8000 Brugge, Balsemboomstraat 31, S. Carpentier, wonende te 3001 Heverlee, Tervuursesteenweg 298, K. Wouters, wonende te 3001 Heverlee, Hertogstraat 141, F. Renier, wonende te 1080 Brussel, Tijmlaan 20, M. Knuts, wonende te 3590 Diepenbeek, Lutselusstraat 185, B. Coppin, wonende te 3450 Geetbets, Steenstraat 6, T. Ringoir, wonende te 1861 Wolvertem, Platanenlaan 39, A. Colla, wonende te 3480 Borgloon, Astridlaan 9, E. Lambrechts, wonende te 3128 Baal-Tremelo, Nobelstraat 45, H. De Vrij, wonende te 2960 Sint-Job-in-'t-Goor, Vijfhoeklaan 4, N. Lokermans, wonende te 2600 Berchem, Sint-Hubertusstraat 49, E. Hofkens, wonende te 2930 Brasschaat, Mollei 3, E. Van Kerkhoven, wonende te 2600 Berchem, Frans Beckersstraat 46, K. Bruyninckx, wonende te 3300 Tienen, Daalstraat 57, M. Groven, wonende te 3724 Kortessem, Kersendaelstraat 5, S. Delbroek, wonende te 3010 Kessel-Lo, Lindensestraat 17, V. Guyonnaud, wonende te 8800 Roeselare, Kardinaal Cardijnlaan 28, J. Vanaudenhoven, wonende te 2120 Tremelo, Schrieksebaan 52, F. Vermeersch, wonende te 9880 Aalter, Steenweg op Deinze 208, H. Van Driessche, wonende te 9600 Ronse, Fostierlaan 36, B. Mabilde, wonende te 9688 Maarkedal, Bosgatstraat 15, N. L'Abbe, wonende te 3293 Kaggevinne-Diest, Steyneveld 25, H. Van Petegem, wonende te 1640 Sint-Genesius-Rode, Irisstraat 38, K. Haesendonck, wonende te 3052 Blanden, Interleuvenstraat 11, S. Naudts, wonende te 9820 Melsen-Merelbeke, Gaverse Steenweg 624B, S. Lievens, wonende te 3000 Leuven, Mgr. Van Waeyenberghlaan 58, K. Beeckmans, wonende te 1750 Lennik, Frans Devoghellaan 40, I. Caplier, wonende te 1000 Brussel, Cellebroersstraat 57, A. Bouflette, wonende te 3700 Tongeren, Luikersteenweg 661, P. Gryspeerdt, wonende te 8755 Ruiselede, Planterijstraat 18, C. D'Have, wonende te 8300 Knokke, Piers de Raveschootlaan 82, N. Barzeele, wonende te 8000 Brugge, Calvariebergstraat 92, E. Zwijsen, wonende te 2490 Balen, Gemeentestraat 3, K. Blomme, wonende te 2930 Brasschaat, Max Hermanlei 37, V. Roelants, wonende te 2018 Antwerpen, Grote Beerstraat 52, G. De Poortere, wonende te 2500 Koningshooikt, Mechelbaan 31, M. Van Bockhaven, wonende te 9100 Sint-Niklaas, Uilenstraat 69, L. Vanhelmont, wonende te 3012 Leuven, Mechelsesteenweg 41, A. Mertens, wonende te 1030 Brussel, Albert Giraudlaan 20, C. Popeye, wonende te 8630 Veurne, Knollestraat 31, J.-F. Absil, wonende te 5500 Dinant, rue de Wépion 54, N. Arbib, wonende te 6717 Nothomb, rue de l'Or 298, M.-A. Baeten, wonende te 1190 Brussel, Albertlaan 13, C. Baudenelle, wonende te 4801 Verviers, avenue Jules Destrée 62, F. Bernard, wonende te 4020 Luik, avenue de Cologne 15, M. Borguet, wonende te 1180 Brussel, Langeveldstraat 133, S. Bosmans, wonende te 7134 Epinois, chemin de l'Indicateur 13, C. Brouwers, wonende te 1180 Brussel, Vossegatlaan 12, C. Calicis, wonende te 1060 Brussel, Garibaldistraat 72, P. Carlier, wonende te 1301 Bierges, rue Biernaux 30, F. Claessen, wonende te 4367 Crisnée, rue Joseph Wauters 12, F. Claeys, wonende te 1150 Brussel, Sint-Michielscollegestraat 49, V. Clerin, wonende te 4800 Verviers, rue de Liège 38, F. Collard, wonende te 5100 Jambes, chaussée de Marche 244, V. Collignon, wonende te 1640 Sint-Genesius-Rode, Meeuwenlaan 9, M.-A. Dagnely, wonende te 1060 Brussel, Vorstsesteenweg 2, S. Dalessendro, wonende te 7700 Moeskroen, Bloemenstraat 65, P. Dascotte, wonende te 7000 Bergen, boulevard Sainctelette 17, C. De Maeseneire, wonende te 1970 Wezembeek-Oppem, Gergelstraat 9, C. Dechevre, wonende te 7060 Zinnik, square de Savoye 5, N. Degand, wonende te 6567 Fontaine-Valmont, rue Dejean 1, P. Dereppe, wonende te 6001 Marcinelle, rue Henri Dunant 27, J. Devaux, wonende te 1050 Brussel, Jaargetijdenlaan 7, S. Dombret, wonende te 4000 Luik, rue Louvrex 67A, N. Dony, wonende te 1180 Brussel, Hermelijnlaan 14, C. Dubois, wonende te 7830 Zullik, rue Cavée 30, L. Emmelinckx, wonende te 1332 Genval, drève du Val Saint-Pierre 9, P. Freteur, wonende te 1210 Brussel, Haachtsesteenweg 61, C. Ghysbrecht, wonende te 1180 Brussel, Langeveldstraat 125, J. Goransson, wonende te 1180 Brussel, Dodonéestraat 119, E. Guisset, wonende te 6032 Mont-sur-Marchienne, rue Saint-Jacques 91, F. Heenen, wonende te 1410 Waterloo, avenue Wellington 34, F. Hertay, wonende te 4800 Verviers, rue des Chapeliers 108, P.-Henry Koemoth, wonende te 4800 Verviers, avenue du Chêne 173, V. Lafargue, wonende te 5000 Namen, rue Henri Blès 96A, Y. Lachman, wonende te 1180 Brussel, Roberts-Jonesstraat 28, J. Lannoy, wonende te 1180 Brussel, J. en P. Carsoellaan 124, F. Lefevre-Bauthiere, wonende te 4031 Angleur, rue de Rénory 104, F. Lejeune, wonende te 4190 Ferrières, Le Houpet 4 A, S. Malengreau, wonende te 1060 Brussel, Jean Voldersstraat 9A, S. Malteste, wonende te 8670 Koksijde, Pierre Sorellaan 27, A. Mannaert, wonende te 1190 Brussel, Jupiterlaan 95, J. Marchal, wonende te 6870 Hatrival, rue de Vesqueville 14, V. Marchand, wonende te 1460 Itter, Ferme Barnage 1B, B. Mareschal, wonende te 4000 Luik, rue Cromhaire 123, G. Mathieu, wonende te 3078 Everberg, Blokstraat 1B, A.-S. Mathot, wonende te 1140 Brussel, Frans Léonstraat 21, I. Michel, wonende te 1473 Glabais, chemin de la Bruyère 3, F. Morez, wonende te 4000 Luik, rue Simenon 2, V. Namur, wonende te 7062 Naast, rue de Flandre 129, M.-A. Noel, wonende te 4300 Borgworm, rue Luciflore 19, Y. Ooms, wonende te 1180 Brussel, Ruststraat 157, R. Parrondo, wonende te 1190 Brussel, de Fierlantstraat 78A, M. Quadflieg, wonende te 4652 Xhendelesse, Martinsart 19, F. Renier, wonende te 4950 Weismes, rue du Vivier 22, M.-P. Rezette, wonende te 5150 Franière, rue de Floreffe 20, N. Robijns, wonende te 1000 Brussel, Langehaagstraat 45, C. Schampaert, wonende te 1180 Brussel, Beersellaan 92, M. Swinnen, wonende te 4900 Spa, avenue Astrid 54, J. Trokay, wonende te 5300 Bonneville, rue de Bruyère 85, M.-E. Trussart, wonende te 7130 Binche, rue Haute 1, A. van der Linden d'Hooghvorst, wonende te 1470 Bousval, rue Bois de Conins 17, M. Van Dingenen, wonende te 2170 Merksem, Kroonplein 18, A. Vullo, wonende te 7050 Masnuy-Saint-Jean, rue de Brocqueroy 70, R. Waroquier, wonende te 7030 Saint-Symphorien, chemin d'Havré 68bis, M.-A. Witrouw, wonende te 4550 Nandrin, rue Croix-André 112, D. Antona, wonende te 7012 Jemappes, avenue Foch 827, V. Avaux, wonende te 6534 Gozée, rue des Bouvreuils 51, H. Bauters, wonende te 2440 Geel, Pas 301, C. Bayard, wonende te 1080 Brussel, Vrijheidslaan 155, G. Decoster, wonende te 9030 Mariakerke, Mahoniestraat 2, E. Pieters, wonende te 1000 Brussel, Air Marshal Coninghamlaan 4, D. Chauwet, wonende te 4633 Melen, rue Campagne 12, en E. Crampe, wonende te 2650 Edegem, Archimedeslaan 11. b. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 14 november 2005 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 16 november 2005, is beroep tot vernietiging ingesteld van voormelde wet door C.Anthonissen, wonende te 1390 Graven, rue du Lambais 82, I. Arnauts, wonende te 2840 Rumst, Veertstraat 105, V. Baert, wonende te 7870 Lombise, rue du Tambour 1, L. Baetens, wonende te 1070 Brussel, Maurice Carêmelaan 10C, F. Bariseau, wonende te 7110 Houdeng-Goegnies, rue du Tir 51, A. Bijnens, wonende te 1000 Brussel, Hoogstraat 53, F. Bleyen, wonende te 3920 Lommel, Voermansstraat 31, F. Blockx, wonende te 2610 Wilrijk, Sorbenlaan 22, S. Boogers, wonende te 2240 Zandhoven, Langestraat 209, M. Bouche, wonende te 9040 Gent, Scaldisstraat 12, B. Bouckaert, wonende te 1020 Brussel, Pannenhuisstraat 22, S. Bouckaert, wonende te 3040 Neerijse, Langestraat 35, T. Broeckx, wonende te 2550 Kontich, Reepkenslei 30, K. Brys, wonende te 1740 Ternat, P. Van Cauwelaertstraat 91, I. Camerlynck, wonende te 2600 Berchem, Waterloostraat 55, K. Carlens, wonende te 1701 Itterbeek, Kerkstraat 42, O. Coene, wonende te 1083 Brussel, Maria van Hongarijelaan 19, I. Croene, wonende te 1000 Brussel, Sint-Annastraat 13, A.-C. Damar, wonende te 5000 Namen, rue de la Prévoyance 17, S. Dautrebande, wonende te 1180 Brussel, Edith Cavellstraat 11, W. De Bus, wonende te 4630 Soumagne, avenue Jean Jaurès 41, S. De Buysscher, wonende te 2018 Antwerpen, Haantjeslei 46, A. De Cauwer, wonende te 9100 Sint-Niklaas, Nieuwe Molenstraat 11, J. De Ridder, wonende te 3090 Overijse, Korenarenstraat 74, V. De Schrijver, wonende te 1070 Brussel, Van Souststraat 129, S. De Winter, wonende te 2500 Lier, Nieuwpoortstraat 54, M. Debaere, wonende te 3000 Leuven, Arnould Nobelstraat 19, R. Deckmyn, wonende te 3370 Kerkom, Kerkomsesteenweg 254, J. Decoker, wonende te 9000 Gent, De Pintelaan 237, K. Deconinck, wonende te 3052 Blanden, Kartuizersstraat 23, K. Delaet, wonende te 2000 Antwerpen, Scheldestraat 23, F. Demeester, wonende te 8310 Sint-Kruis, De Tuintjes 13, C. Denoyelle, wonende te 1830 Machelen, Dorpsplein 1, D. Desaive, wonende te 4000 Luik, rue Grandgagnage 16/18, C. Desmet, wonende te 9000 Gent, Drongensesteenweg 241, S. Desmet, wonende te 8790 Waregem, Stationsstraat 46, K. Dewachter, wonende te 8900 Ieper, Lange Torhoutstraat 32, P. Dhaeyer, wonende te 1000 Brussel, Stormklokstraat 9, L. Dreser, wonende te 8000 Brugge, Leopold I-laan 66, V. Dumont, wonende te 1180 Brussel, Roetaertstraat 11, J. Embrechts, wonende te 2650 Edegem, Andreas Vesaliuslaan 5, F. Frenay, wonende te 4180 Hamoir, rue du Pont 23, J. Geurts, wonende te 3010 Leuven, Karekietenlaan 70, J. Geysen, wonende te 1020 Brussel, Neerleest 4, F. Gheeraert, wonende te 8450 Bredene, Duinhelmlaan 7, A. Goegebuer, wonende te 1980 Zemst, Kapelstraat 9, S. Goeman, wonende te 9200 Appels, Kapellestraat 13, W. Haelewyn, wonende te 9000 Gent, Ottergemsesteenweg 450, J. Haelterman, wonende te 9040 Gent, Johannes Hartmannlaan 8, V. Hameeuw, wonende te 8640 Oostvleteren, Burgweg 6, V. Hansenne, wonende te 4400 Awirs, rue Louis Mestrez 5, B. Hauben, wonende te 3830 Wellen, Zonneveldweg 85, B. Herregodts, wonende te 2000 Antwerpen, Steenbergstraat 7, P. Jans, wonende te 3590 Diepenbeek, Binnenveldstraat 7, F. Jodts, wonende te 8850 Ardooie, Polenplein 25, D. Karadseh, wonende te 1932 Sint-Stevens-Woluwe, Batticelaan 32, C. Lambert, wonende te 1180 Brussel, Blücherlaan 186, A. Lecocq, wonende te 3500 Hasselt, Melkvoetstraat 37, O. Leroux, wonende te 1000 Brussel, Franklinstraat 78, O. Lins, wonende te 2000 Antwerpen, Stoofstraat 9, T. Loquet, wonende te 2850 Boom, Europastraat 43, F. Lykops, wonende te 4351 Hodeige, rue de Momalle 25, G. Mary, wonende te 1070 Brussel, Prins van Luiklaan 7, M. Mathys, wonende te 6000 Charleroi, boulevard Joseph Tirou 14, A. Misonne, wonende te 1040 Brussel, Generaal Capiaumontstraat 68, M. Nolet de Brauwere, wonende te 1200 Brussel, Julilaan 25, M. Oosterlinck, wonende te 9000 Gent, Sportstraat 340, A. Plaskie, wonende te 8510 Rollegem, Eikendreef 2, V. Remy, wonende te 8500 Kortrijk, Schaapsdreef 25, C. Reynders, wonende te 9000 Gent, Eedverbondkaai 69, P. Robert, wonende te 4032 Luik, boulevard de l'Ourthe 84, W. Roggen, wonende te 9400 Ninove, Fonteinstraat 33, H. Rogghe, wonende te 1600 Sint-Pieters-Leeuw, Mekingenweg 66, O. Ruysschaert, wonende te 9000 Gent, Maagdestraat 17, I. Soenen, wonende te 1150 Brussel, Vander Meerschenlaan 91, K. Stangherlin, wonende te 1060 Brussel, Willem Tellstraat 59B, X. Stevenaert, wonende te 8000 Brugge, Leopold I-laan 66, S. Steylemans, wonende te 2970 's-Gravenwezel, Gilles de Pelichylei 70, J. Sury, wonende te 1340 Ottignies, rue de la Chapelle 102, T. Suykerbuyk, wonende te 1050 Brussel, Snoekstraat 8, J.-H. Tasset, wonende te 1380 Lasne-Chapelle-Saint-Lambert, Grand Chemin 3, W. Terrijn, wonende te 8570 Anzegem, Statiestraat 16, W. Thiery, wonende te 1650 Beersel, Ukkelsesteenweg 301, D. Torfs, wonende te 2140 Antwerpen, Baggenstraat 30, S. Uhlig, wonende te 4032 Chênée, rue de Gaillarmont 504, S. Urbain, wonende te 6001 Marcinelle, rue Neuve 11, J. Van Broeck, wonende te 3454 Rummen, Ketelstraat 87, I. Van Daele, wonende te 2460 Lichtaart, Lage Rielen 8, G. Van Den Bossche, wonende te 1730 Relegem-Asse, Poverstraat 33, N. Van Den Brande, wonende te 2820 Bonheiden, Kleine Heidelaan 7, K. Van Der Borght, wonende te 8500 Kortrijk, Groeningelaan 60, K. Van Hoecke, wonende te 9000 Gent, Sophie Van Akenstraat 58, I. Van Orshaegen, wonende te 2140 Antwerpen, Arthur Matthijslaan 66, R. Van Ransbeeck, wonende te 1081 Brussel, Pantheonlaan 76/15, A. Vancutsem, wonende te 2350 Vosselaar, Kardinaal Cardijnlaan 47, P. Vandaele, wonende te 2600 Berchem, Uitbreidingstraat 476, I. Vandenbroucke, wonende te 9000 Gent, Vina Bovypark 27, I. Vandenbroucke, wonende te 8020 Ruddervoorde, Sint-Elooistraat 38, A. Vanderheyden, wonende te 1030 Brussel, Thomas Vinçottestraat 70, E. Vanderstraeten, wonende te 3110 Rotselaar, Elzendreef 18, S. Vanhoonacker, wonende te 1730 Mollem, Kasteelstraat 26, H. Vanparys, wonende te 3010 Kessel-Lo, Eenmeilaan 62, C. Vanschuytbroeck, wonende te 1340 Ottignies, avenue du Bois Claude 2D, M. Verbruggen, wonende te 2801 Mechelen, Heidestraat 11, M. Verleysen, wonende te 9040 Sint-Amandsberg, Klinkkouterstraat 69, E. Vermeulen, wonende te 1780 Wemmel, Vierwindenlaan 62, R. Vinckx, wonende te 2328 Hoogstraten, Hazenweg 18, A. Vyverman, wonende te 2820 Bonheiden, Kapelweg 4, B. Willocx, wonende te 9200 Dendermonde, Hamsesteenweg 79, en P. Wyckaert, wonende te 2018 Antwerpen, Mechelsesteenweg 209.
Die zaken, ingeschreven onder de nummers 3808 en 3809 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepalingen B.1.1. Het verzoekschrift, ingediend door K. Castermans en anderen (zaak nr. 3808), is gericht tegen de artikelen 2, 4, 6, 8 en 9 van de wet van 7 april 2005 « tot invoeging van de artikelen 187bis, 187ter, 191bis, 191ter, 194bis en 194ter in het Gerechtelijk Wetboek en tot wijziging van de artikelen 259bis -9 en 259bis -10 van hetzelfde Wetboek ».
B.1.2. Het verzoekschrift, ingediend door C. Anthonissen en anderen (zaak nr. 3809), is gericht tegen alle artikelen van de wet van 7 april 2005.
B.1.3. De artikelen 2, 4 en 6 van de wet van 7 april 2005 voegen in het Gerechtelijk Wetboek respectievelijk een artikel 187bis, 191bis en 194bis in, krachtens welke, onder de in artikel 191bis, § 2, bepaalde voorwaarden en voor de in paragraaf 3 bepaalde duur, vrijstelling van het examen inzake (later) beroepsbekwaamheid wordt verleend aan « eenieder die gedurende ten minste twintig jaar als voornaamste beroepsactiviteit het beroep van advocaat heeft uitgeoefend of die gedurende ten minste vijftien jaar deze activiteit als voornaamste beroepsactiviteit heeft uitgeoefend en gedurende ten minste vijf jaar een functie heeft uitgeoefend die een gedegen kennis van het recht vereist ». Indien hun kandidatuur ontvankelijk werd verklaard door de bevoegde benoemings- en aanwijzingscommissie met een meerderheid van drie vierde van de stemmen, worden die personen opgeroepen voor een mondeling evaluatie-examen waarna diezelfde commissie, met een meerderheid van drie vierde van de stemmen, beslist of zij voor dat examen geslaagd zijn en, gedurende drie jaar, worden gemachtigd om zich kandidaat te stellen voor een benoeming.
B.1.4. De mogelijkheid om zich kandidaat te stellen, via de derde toegangsweg, wordt, in tegenstelling tot datgene waarin de wet van 15 juni 2001 voorzag, niet langer beperkt tot het ambt van rechter in de rechtbank van eerste aanleg, de rechtbank van koophandel of de arbeidsrechtbank (artikel 191bis ), maar uitgebreid tot het ambt van vrederechter, rechter in de politierechtbank (artikel 187bis ) en de ambten van substituut-procureur des Konings en substituut-arbeidsauditeur (artikel 194bis ).
B.1.5. De artikelen 187bis, 191bis en 194bis van het Gerechtelijk Wetboek stellen een limiet op het aantal personen dat in dergelijke betrekkingen kan worden benoemd : dat aantal mag niet meer bedragen dan 12 pct. van het totale aantal, respectievelijk, vrederechters en politierechters van het rechtsgebied van het hof van beroep, rechters in de rechtbanken van eerste aanleg, de rechtbanken van koophandel en de arbeidsrechtbanken gelegen in het rechtsgebied van het hof van beroep of het arbeidshof en de substituten-procureur des Konings en de substituten-arbeidsauditeur van het rechtsgebied van het hof van beroep of het arbeidshof.
B.1.6. Artikel 10 van de bestreden wet voorziet erin dat de wet geleidelijk aan zal worden toegepast : het percentage van 12 pct. wordt teruggebracht tot 4 pct. voor het eerste jaar dat volgt op de dag van inwerkingtreding van de wet en tot 8 pct. voor het tweede jaar.
B.1.7. De bestreden artikelen 8 en 9 van de wet van 7 april 2005 wijzigen bepalingen in verband met de bevoegdheid van de verenigde benoemingscommissie en van de benoemingscommissies van de Hoge Raad voor de Justitie om ze aan te passen aan de aldus gecreëerde derde toegangsweg tot de magistratuur. Hiervoor voorzien zij in de organisatie van een mondeling evaluatie-examen.
Ten slotte bepaalt artikel 191bis, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek dat, voorafgaandelijk aan dat examen, door een vertegenwoordiger van de balie aangewezen door de bevoegde Orde van advocaten een met redenen omkleed schriftelijk advies wordt gegeven, dat met name betrekking heeft op de nuttige beroepservaring die de kandidaat als advocaat kan doen gelden, met het oog op het uitoefenen op een functie als magistraat.
B.2. De aangevochten bepalingen werden tijdens de parlementaire voorbereiding verantwoord als volgt : « De wet van 15 juni 2001 voerde een derde toegangsweg tot de magistratuur in namelijk het mondeling evaluatie-examen.
Bij arrest nr. 14/2003 van het Arbitragehof van 28 januari 2003 werden de artikelen 3, 5 en 6 die betrekking hadden op deze derde toegangsweg vernietigd.
Het Arbitragehof was van oordeel dat deze derde toegangsweg slechts in zeer beperkte mate mag opengesteld worden om te vermijden dat de doelstellingen van de wetgever niet worden nagekomen en dat diegenen die zich aan de proeven van het vergelijkend examen of het examen onderwerpen, niet in hun terechte verwachtingen worden teleur gesteld.
Dit wetsontwerp heeft tot doel om deze derde toegangsweg tot de magistratuur te herstellen, rekening houdend met de opmerkingen van het Arbitragehof.
De creatie van een derde toegangsweg werd door het Arbitragehof niet in vraag gesteld. Huidig wetsontwerp maakt deze nieuwe toegangsweg eveneens toepasselijk op de vrederechters, de politierechter en op leden van de parketten van de rechtbanken van eerste aanleg en de arbeidsrechtbanken, maar door het aantal magistraten die volgens deze derde toegangsweg kunnen worden benoemd te beperken tot 12 % van het kader van de magistraten per rechtsgebied van het hof van beroep, dit teneinde te beantwoorden op de eis die het Arbitragehof stelde » (Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-1247/1, p. 3). « Dit ontwerp beantwoordt aan een grote vraag afkomstig van de rechtspractici. Deze derde weg biedt aan potentieel waardevolle elementen, die op een aanzienlijke juridische carrière kunnen bogen, de mogelijkheid om de magistratuur te versterken. Aangezien zij in hun leven en carrière al een niveau behaald hebben dat het moeilijk maakt om hen nog te motiveren om deel te nemen aan het traditionele schriftelijke examen, diende een andere manier van selecteren uitgewerkt te worden, teneinde deze personen aan te zetten om zich bij de magistratuur te voegen » (Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-1247/007, p. 5).
Ten aanzien van de grondwettelijke bepalingen waarvan de schending wordt aangevoerd B.3. De middelen zijn in de beide zaken afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 151, § 4, en 153 van de Grondwet.
Artikel 151, § 4, van de Grondwet bepaalt : « De vrederechters, de rechters in de rechtbanken, de raadsheren in de hoven en in het Hof van Cassatie worden door de Koning benoemd onder de voorwaarden en op de wijze bepaald bij de wet.
Deze benoeming geschiedt op gemotiveerde voordracht van de bevoegde benoemings- en aanwijzingscommissie, bij een tweederde meerderheid overeenkomstig de modaliteiten bij de wet bepaald en na afweging van de bekwaamheid en geschiktheid. Deze voordracht kan enkel worden geweigerd op de wijze bij de wet bepaald en mits motivering.
In geval van benoeming tot raadsheer in de hoven en in het Hof van Cassatie, geven de betrokken algemene vergaderingen van deze hoven, voorafgaandelijk aan de voordracht bedoeld in het vorige lid, een gemotiveerd advies op de wijze bij de wet bepaald ».
Artikel 153 van de Grondwet bepaalt : « De Koning benoemt en ontslaat de ambtenaren van het openbaar ministerie bij de hoven en rechtbanken ».
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de beroepen en de tussenkomst B.4.1. De verzoekende partijen in de zaak nr. 3808 zijn parketjuristen en referendarissen bij een rechtbank of een hof van beroep. Zij doen blijken van een voldoende belang om de grondwettigheid te betwisten van bepalingen die een derde toegangsweg tot de magistratuur openstellen waarvan zij worden uitgesloten.
B.4.2. Onder de verzoekende partijen in de zaak nr. 3809 zijn er parketjuristen die, zoals wordt gezegd in B.4.1, doen blijken van een belang bij hun beroep. Verscheidene verzoekende partijen zijn gerechtelijke stagairs. Zij doen blijken van een voldoende belang om de grondwettigheid te betwisten van bepalingen die tot gevolg zullen hebben dat zij met een groter aantal kandidaten in concurrentie zullen moeten treden wanneer zij op het einde van hun stage een benoeming zullen postuleren. Het is niet noodzakelijk te onderzoeken of de verzoekende partijen die reeds magistraat zijn bovendien doen blijken van een belang bij hetzelfde beroep.
B.5. De « Ordre des barreaux francophones et germanophone » (O.B.F.G.) die, luidens artikel 495 van het Gerechtelijk Wetboek, met name tot doel heeft initiatieven en maatregelen te nemen die nuttig zijn voor de behartiging van de belangen van de advocaat en van de rechtzoekende, doet blijken van een belang bij de tussenkomst in een procedure die is gericht tegen bepalingen die betrekking hebben op de voorwaarden waaraan de advocaten moeten voldoen om toe te treden tot de magistratuur.
Ten gronde Wat betreft het enige middel in de zaak nr. 3808 en het derde middel in de zaak nr. 3809 B.6.1. Het enige middel in de zaak nr. 3808 is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11, in samenhang gelezen met de artikelen 151, § 4, en 153, van de Grondwet, doordat de derde toegangsweg tot de magistratuur wordt voorbehouden aan personen die het beroep van advocaat hebben uitgeoefend en dus niet wordt opengesteld voor diegenen die, gedurende hetzelfde aantal jaren als het aantal vereist in de aangevochten bepalingen, andere beroepen hebben uitgeoefend dankzij welke zij relevante ervaring hebben verworven, zoals de beroepen van parketjurist of referendaris bij een rechtbank van eerste aanleg of een hof van beroep. In het derde middel in de zaak nr. 3809 wordt dezelfde kritiek uiteengezet doordat de derde toegangsweg niet wordt opengesteld voor alle personen die een juridische functie hebben uitgeoefend in een openbare of private dienst.
B.6.2. Doordat de wetgever de derde toegangsweg enkel openstelt voor personen die een loopbaan als advocaat hebben doorgemaakt, vermocht hij rekening te houden met het feit dat de ervaring aan de balie specifieke kenmerken heeft die men niet aantreft in om het even welke ervaring opgedaan in andere juridische beroepen. Die specifieke kenmerken houden verband met het feit dat ervaring aan de balie bij uitstek de kennis meebrengt van een aantal werkelijkheden waarmee ook een magistraat in zijn ambtsuitoefening wordt geconfronteerd, wat de advocaat onder meer een beter inzicht verleent in het verloop van de gerechtelijke procedure en in de rol van de medewerkers van het gerecht, een betere kennis van de rechtsonderhorigen, een beter aanvoelen van het begrip van het contradictoir debat en van het beginsel van de rechten van de verdediging.
De wetgever die de derde toegangsweg slechts voor een zeer klein percentage wilde openstellen, kon beslissen om die niet uit te breiden tot personen die niet de specifieke ervaring hebben verworven die de praktijk aan de balie verschaft.
B.7. De middelen kunnen niet worden aangenomen.
Wat betreft de eerste twee middelen in de zaak nr. 3809 B.8.1. De eerste twee middelen in de zaak nr. 3809 zijn afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11, in samenhang gelezen met de artikelen 151, § 4, en 153, van de Grondwet, in zoverre de aangevochten wet een discriminatie in het leven zou roepen ten nadele van de stagairs en de geslaagden voor het examen inzake beroepsbekwaamheid.
B.8.2. Het verschil in behandeling tussen, enerzijds, de van het examen inzake beroepsbekwaamheid vrijgestelde advocaten en, anderzijds, de geslaagden voor het examen inzake beroepsbekwaamheid en de gerechtelijke stagiairs, berust op een objectief criterium, namelijk het aantal jaren waarin de betrokken advocaten ervaring hebben opgedaan aan de balie, eventueel aangevuld met ervaring opgedaan in een functie die een gedegen kennis van het recht vereist.
B.9. De wetgever vermag te oordelen dat personen met een lange ervaring aan de balie moeten worden aangemoedigd om zich kandidaat te stellen voor een ambt in de magistratuur. Reeds bij de totstandkoming van de wet van 18 juli 1991, die de regels met betrekking tot de benoeming van magistraten heeft gewijzigd, blijkt dat de Regering toen reeds « er groot belang in [stelde] dat advocaten en andere juristen met een werkelijke beroepservaring toegang krijgen tot het ambt van magistraat » en dat zij zich had aangesloten bij de opvatting volgens welke een lange ervaring, onder meer bij de balie, kan « getuigen van een grote beroepsbekwaamheid, die bovendien nog eens wordt nagegaan aan de hand van een examen, terwijl de menselijke kwaliteiten van de kandidaat logischerwijze gekend zijn bij het comité dat ermee belast is vóór de benoeming bij de Minister advies uit te brengen » (Parl.
St., Senaat, 1989-1990, nr. 974-1, p. 10). Tijdens de parlementaire voorbereiding van de wet van 18 juli 1991 werd daarnaast nog gepreciseerd dat de minister « liever had gehad vooraf een stage te vereisen aan de balie, waarna wordt deelgenomen aan het examen, gevolgd door de gerechtelijke stage » maar dat hij van die oplossing heeft afgezien omdat « daartegen [...] bezwaren van sociale aard [werden] ingeroepen » (Parl. St., Senaat, 1989-1990, nr. 974-2, p. 31).
B.10. De in de wet van 18 juli 1991 aangebrachte wijzigingen hebben niettemin tot gevolg gehad dat, sedert de wet van 22 december 1998, geen praktijk aan de balie wordt geëist van de kandidaten bij het vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage, zodat stagiairs tot magistraat zullen kunnen worden benoemd na een stage te hebben volbracht in verscheidene openbare of private instellingen, maar zonder ervaring aan de balie te hebben.
B.11. De magistraten die in hun functie zijn benoemd na te zijn geslaagd voor het examen inzake beroepsbekwaamheid, zullen weliswaar vaak een ervaring aan de balie hebben gehad. Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 15 juni 2001 blijkt evenwel dat de advocaten die minstens twintig jaar balie-ervaring hebben zelden aan een dergelijk examen deelnemen en aldus afzien van toegang tot de magistratuur (Parl. St., Kamer, 2000-2001, DOC. 50-0703/001, p. 4).
B.12. Uit de parlementaire voorbereiding van de aangevochten wet blijkt dat de wetgever rekening heeft gehouden met een advies dat op 28 juni 2000 werd verleend door de Hoge Raad voor de Justitie, die onder meer van mening was dat een dergelijke maatregel verantwoord was omdat die de rekrutering naar gelang van leeftijden en professionele ervaring zou moduleren en een grotere mobiliteit zou bevorderen (Parl.
St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-1247/007, p. 5). In hetzelfde advies wordt onderstreept dat de Hoge Raad voor de Justitie tweemaal kan optreden vooraleer de advocaat zich kandidaat kan stellen : een eerste maal om de ontvankelijkheid van de kandidatuur te beoordelen, een tweede maal voor het mondeling evaluatie-examen. In hetzelfde advies wordt opgemerkt dat « de balies [...] de permanente vorming verplicht maken, zodat de kwaliteit van de kandidaten die worden benoemd, zal gegarandeerd zijn » (ibidem ).
B.13. Met de beslissing om de toegang tot de magistratuur open te stellen voor de advocaten op de wijze en om de redenen zoals hiervoor vermeld, heeft de wetgever een maatregel genomen die relevant is om de door hem nagestreefde doelstelling te bereiken.
B.14. Er moet evenwel nog worden onderzocht of de mate waarin die rekrutering wordt toegestaan, geen discriminerende gevolgen kan hebben die door de verzoekende partijen worden aangeklaagd.
B.15. In zijn arrest nr. 14/2003 heeft het Hof eraan herinnerd dat de wetgever sedert de wet van 18 juli 1991 heeft gekozen voor een rekruteringswijze in de magistratuur die ervan uitgaat dat de kandidaten zich onderwerpen aan een vergelijkend examen of aan een examen op grond waarvan op een objectieve manier kan worden geoordeeld of zij de noodzakelijke maturiteit en bekwaamheid bezitten voor de uitoefening van het ambt van magistraat (artikel 259bis -9, § 1, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek).
Het Hof heeft bij de beoordeling van de wet van 15 juni 2001 aanvaard dat de thans in B.9 herhaalde motieven de wetgever ertoe kunnen brengen van die vereisten af te wijken om het mogelijk te maken dat ervaren advocaten tot de magistratuur kunnen toetreden aangezien zij door hun lange beroepservaring kwaliteiten bezitten die het verantwoorden dat zij van het examen inzake beroepsbekwaamheid worden vrijgesteld. Het Hof heeft bij die gelegenheid evenwel geoordeeld dat die derde toegangsweg slechts in een zeer beperkte mate en onder strikte voorwaarden van het evaluatie-examen waaraan die categorie van kandidaten in ieder geval moet zijn onderworpen, kon worden opengesteld, om te vermijden dat diegenen die zich aan de proeven van het vergelijkend examen of het examen onderwerpen, in hun terechte verwachtingen zouden worden teleurgesteld. Door die verhouding niet vast te stellen, was de wetgever verder gegaan dan wat vereist was vanuit zijn bekommernis om ervaren advocaten te kunnen laten toetreden tot de magistratuur.
B.16. Om rekening te houden met het door het Hof gestelde vereiste van een sterke kwantitatieve beperking van de openstelling van de magistratuur via die derde toegangsweg, heeft de wetgever het maximumaantal magistraten dat via die weg kan worden gerekruteerd, vastgesteld op 12 pct. van het totale, in de wet vastgestelde aantal magistraten van het rechtsgebied van het hof van beroep of van het arbeidshof, voor de drie categorieën van magistraten, beschreven in B.1.5. Ofschoon eerst was overwogen om die verhouding vast te stellen op 20 pct. (Parl. St., Kamer, DOC 51-1247/001, p. 16), werd zij vastgesteld op 12 pct., waarvan de afdeling wetgeving van de Raad van State in haar advies van 3 mei 2004 heeft gesteld dat die verhouding in die zin kon worden beschouwd dat zodoende geen afbreuk wordt gedaan aan de betekenis die het Hof aan de termen « zeer beperkte mate » heeft willen geven (ibid. ).
B.17. De verzoekende partijen verwijten de wetgever dat hij dat quotum niet heeft vastgesteld in verhouding tot de in te vullen betrekkingen maar in verhouding tot het totale, in de wet vastgestelde aantal magistraten van het rechtsgebied van het hof van beroep of van het arbeidshof, voor de drie categorieën van magistraten.
B.18. Door per rechtsgebied het maximumquotum van 12 pct. toe te passen op het totale aantal magistraten die de personeelsformatie vormen van de rechtscolleges vastgesteld in de wet bedoeld in artikel 186, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, heeft de wetgever een maatregel genomen die in overeenstemming is met de door hem nagestreefde doelstelling : « de magistratuur moet een veelzijdig aangezicht hebben en alle leeftijden moeten erin vertegenwoordigd zijn » (Parl. St., Senaat, 2004-2005, nr. 3-976/4, p. 33). Door een beroepservaring van twintig jaar te eisen, opende hij de derde toegangsweg voor kandidaten die « minstens 44 jaar zijn », terwijl « de gemiddelde leeftijd van de kandidaten voor het examen inzake beroepsbekwaamheid [...] 36 jaar [is] » (ibid. ).
B.19. Tijdens de parlementaire bespreking werd, inzonderheid door de vertegenwoordigers van de gerechtelijke stagiairs, de aandacht van de wetgever gevestigd op het risico dat alle betrekkingen die worden ingevuld tijdens één gerechtelijk jaar, worden toegekend aan kandidaten uit de derde toegangsweg (ibid., pp. 10, 20 en 23). Er werden amendementen ingediend waarin werd voorgesteld, hetzij om het percentage van de aan de derde toegangsweg toegekende plaatsen te berekenen op het aantal plaatsen dat vacant wordt verklaard in de loop van elk kalenderjaar, hetzij om te voorzien in een dubbele bovengrens waarbij de ene wordt berekend op het aantal magistraten die de personeelsformatie vormen, en de andere op het aantal vacante plaatsen (Parl. St., Senaat, 2004-2005, nr. 3-975/2; nr. 3-976/3).
Die amendementen werden verworpen, maar er werd in zekere mate rekening gehouden met de erin tot uitdrukking gebrachte bekommernissen doordat werd voorzien in een geleidelijke toepassing van de wet : het maximale percentage van magistraten afkomstig uit de derde toegangsweg zal het eerste jaar 4 pct., het tweede jaar 8 pct. en vanaf het derde jaar 12 pct. bedragen (artikel 10 van de wet).
B.20. De aangevochten wet verleent aan de kandidaten die zullen zijn geslaagd voor het mondelinge evaluatie-examen geen enkele voorrang ten aanzien van diegenen die zijn geslaagd voor het vergelijkend examen of het examen inzake bekwaamheid. Het zal aan de benoemings- en aanwijzingscommissie, wier bevoegdheden hieromtrent niet zijn gewijzigd, staan om de verdiensten van de kandidaten te vergelijken en diegenen voor te dragen die het bewijs hebben geleverd van de grootste kwaliteiten.
Teneinde die vergelijking te maken, zal de commissie voor elk van de kandidaten over de in artikel 259ter van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde adviezen beschikken en, overeenkomstig artikel 151, § 4, eerste lid, van de Grondwet, zal zij haar voordrachten, die moeten worden gemotiveerd en met een tweederde meerderheid moeten worden goedgekeurd, slechts kunnen funderen « na afweging van de bekwaamheid en geschiktheid » van elke kandidaat, rekening houdend met de kenmerken van de vacant verklaarde plaats, en zulks zonder de quota van 4, 8 en 12 pct. te moeten bereiken, vermits het niet om een vereiste maar om een maximum gaat.
In voorkomend geval komt het aan de Raad van State toe om na te gaan of de benoemings- en aanwijzingscommissie bij haar voordrachten alle voormelde vereisten in acht heeft genomen.
Om al die redenen, inzonderheid het vereiste dat de benoemings- en aanwijzingscommissie bij haar voordrachten eveneens rekening houdt met de kenmerken van de vacant verklaarde plaats, heeft de wetgever het risico van massale benoemingen van kandidaten uit de derde toegangsweg redelijkerwijze als eerder theoretisch kunnen beschouwen. (Parl. St., Senaat, 2004-2005, nr. 3-976/4, pp. 35-36).
B.21. De invoering van de derde toegangsweg zou weliswaar de situatie van de stagiairs kunnen verslechteren en afbreuk doen aan hun legitieme verwachtingen doordat het risico groter wordt dat zij niet kunnen worden benoemd op het einde van hun stage om reden van de aanwezigheid van nieuwe concurrenten. Ze zouden dan het slachtoffer worden van een onverantwoord verschil in behandeling, vermits het doormaken van een stage in algemene regel aanleiding geeft tot een benoeming, behalve wanneer de stagiair een negatieve beoordeling heeft gekregen. Een dergelijke discriminatie zou echter niet te wijten zijn aan de toepassing van de aangevochten bepalingen maar aan de ontstentenis van een bevredigend statuut voor de stagiairs, in verband waarmee tijdens de parlementaire voorbereiding herhaaldelijk is gezegd dat het een van de bekommernissen van de Regering was (Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-1247/007, pp. 9 en 11).
B.22. Uit wat voorafgaat volgt dat de bekritiseerde maatregelen geen onverantwoord verschil in behandeling in het leven roepen ten nadele van de stagiairs en de geslaagden voor het examen inzake beroepsbekwaamheid.
B.23. De eerste twee middelen in de zaak nr. 3809 kunnen niet worden ingewilligd.
Om die redenen, het Hof, rekening houdend met het vermelde in B.20, verwerpt de beroepen.
Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 20 september 2006.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, A. Arts.