Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 07 juli 2006

Uittreksel uit arrest nr. 60/2006 van 26 april 2006 Rolnummer 3702 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 1675/7, §§ 1, 2 en 4, 1675/12, §§ 1 en 2, en 1675/13, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters R. Henn(...)

bron
arbitragehof
numac
2006202082
pub.
07/07/2006
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Uittreksel uit arrest nr. 60/2006 van 26 april 2006 Rolnummer 3702 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 1675/7, §§ 1, 2 en 4, 1675/12, §§ 1 en 2, en 1675/13, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen, gesteld door de vrederechter van het tweede kanton Namen.

Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, J.-P. Snappe en E. Derycke, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 26 april 2005 in zake de NV « Dexia, Kredietmaatschappij » tegen J.P. Dumortier, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 12 mei 2005, heeft de vrederechter van het tweede kanton Namen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Doordat zij een bescherming verzekeren aan de schuldenaar die een collectieve schuldenregeling geniet, meer bepaald doordat zij het ontstaan van een toestand van samenloop tussen de schuldeisers en de opschorting van de loop van de intresten mogelijk maken (artikel 1675/7, § 1), alsmede de schorsing van de middelen van tenuitvoerlegging die strekken tot betaling van een geldsom (artikel 1675/7, § 2) tot de verwerping, het einde of de herroeping van de aanzuiveringsregeling (artikel 1675/7, § 4), het uitstel of de herschikking van betaling van de schulden in hoofdsom, intresten en kosten, de vermindering van de conventionele rentevoet tot de wettelijke rentevoet, de opschorting, voor de duur van de gerechtelijke aanzuiveringsregeling, van de gevolgen van de zakelijke zekerheden, zonder dat die maatregel de grondslag kan schaden, alsmede de opschorting van de uitwerking van de overdrachten van schuldvordering, de gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de moratoire intresten, vergoedingen en kosten (artikel 1675/12, § 1), de verlenging van de terugbetalingstermijn van de kredietovereenkomsten (artikel 1675/12, § 2), de gedeeltelijke kwijtschelding van schulden (artikel 1675/13, § 1), schenden de voormelde bepalingen van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van de verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen, in samenhang of afzonderlijk gelezen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat zij de rechter op geen enkele manier toestaan dezelfde beschermingsmaatregelen te laten gelden voor de echtgenoot of de ex-echtgenoot van de schuldenaar die schuldbemiddeling heeft genoten, en derhalve een onverantwoorde discriminatie invoeren in het lot van twee schuldenaars die hoofdelijk aansprakelijk zijn voor dezelfde schuld ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Aan het Hof wordt gevraagd of de artikelen 1675/7, §§ 1, 2 en 4, 1675/12, §§ 1 en 2, en 1675/13, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schenden, in zoverre de bescherming die zij toekennen aan de schuldenaar niet-handelaar met overmatige schuldenlast, niet wordt uitgebreid tot zijn echtgenoot of ex-echtgenoot die hoofdelijk gehouden is tot dezelfde schuld.

B.2. Artikel 19 van de wet van 13 december 2005 « houdende bepalingen betreffende de termijnen, het verzoekschrift op tegenspraak en de procedure van collectieve schuldregeling » stelt de rechter in staat de natuurlijke personen die kosteloos een persoonlijke zekerheid hebben gesteld ten behoeve van een persoon die het voordeel van een collectieve schuldenregeling vordert volledig of gedeeltelijk te bevrijden. Artikel 7 van dezelfde wet schorst, ten aanzien van die persoonlijke zekerheden, de middelen van tenuitvoerlegging tot de homologatie van de minnelijke aanzuiveringsregeling, tot de neerlegging van het in artikel 1675/11, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde proces-verbaal of tot de verwerping van de aanzuiveringsregeling.

Die wet is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 21 december 2005.

Het staat niet aan het Hof maar aan de verwijzende rechter om te onderzoeken of de nieuwe wet al dan niet gevolgen kan hebben voor het hem voorgelegde geschil en of, om reden van dat element, de door hem gestelde vraag nog steeds relevant is.

B.3. Bijgevolg dient de zaak te worden teruggezonden naar de verwijzende rechter.

Om die redenen, het Hof zendt de zaak terug naar de verwijzende rechter.

Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 26 april 2006.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, M. Melchior.

^