Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 27 maart 2006

Uittreksel uit arrest nr. 24/2006 van 15 februari 2006 Rolnummer 3793 In zake : de vordering tot gehele of gedeeltelijke schorsing van de wet van 17 februari 2005 « tot wijziging van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 janu Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Mart(...)

bron
arbitragehof
numac
2006200976
pub.
27/03/2006
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Uittreksel uit arrest nr. 24/2006 van 15 februari 2006 Rolnummer 3793 In zake : de vordering tot gehele of gedeeltelijke schorsing van de wet van 17 februari 2005 « tot wijziging van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973 en van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen », ingesteld door L. Lamine en M. Weemaes.

Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, E. De Groot, A. Alen en J.-P. Moerman, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Arts, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 13 december 2005 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 14 december 2005, is een vordering tot gehele of gedeeltelijke schorsing ingesteld van de wet van 17 februari 2005 « tot wijziging van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973 en van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 13 oktober 2005, tweede uitgave) door L. Lamine en M. Weemaes, wonende te 3110 Rotselaar, Steenweg op Wezemaal 90.

Bij verzoekschrift dat aan het Hof werd toegezonden bij op 19 oktober 2005 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 20 oktober 2005, werd beroep tot gehele of gedeeltelijke vernietiging ingesteld van dezelfde wet door voornoemde en andere verzoekende partijen. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden wet B.1.1. De verzoekende partijen vorderen de gehele of gedeeltelijke schorsing van de wet van 17 februari 2005 (Belgisch Staatsblad van 13 oktober 2005) « tot wijziging van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973 en van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen » (hierna : de wet van 4 juli 1989). Voordien hadden zij, samen met drie andere partijen, een beroep tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de voormelde wet ingesteld.

B.1.2. Artikel 15 van de wet van 4 juli 1989 bepaalt dat een politieke partij die in één van de federale wetgevende kamers door ten minste één rechtstreeks verkozen parlementslid is vertegenwoordigd, aanspraak kan maken op een jaarlijkse dotatie.

Artikel 15ter van de dezelfde wet, zoals ingevoegd bij de wet van 12 februari 1999, voorziet in een stelsel dat ertoe strekt die dotatie te onttrekken aan een politieke partij die « door eigen toedoen of door toedoen van haar componenten, lijsten, kandidaten of gekozenen, duidelijk en door middel van verscheidene, met elkaar overeenstemmende tekenen, aantoont dat ze vijandig staat » tegenover de rechten en vrijheden die worden gewaarborgd door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, en dit volgens een procedure waarvan de aangevochten bepalingen modaliteiten regelen.

De bestreden wet valt in essentie uiteen in twee delen, waarbij een eerste deel wijzigingen aanbrengt in de gecoördineerde wetten op de Raad van State (hoofdstuk II) en een tweede deel artikel 15ter van de wet van 4 juli 1989 wijzigt (hoofdstuk III).

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de vordering tot schorsing B.2. Aangezien de ontvankelijkheid van de vordering tot schorsing ondergeschikt is aan die van het beroep tot vernietiging, moet de ontvankelijkheid van het beroep, en inzonderheid het voorhanden zijn van het vereiste belang, reeds bij het onderzoek van de vordering tot schorsing worden betrokken.

B.3. In hun vordering tot schorsing verwijzen de verzoekende partijen, wat hun belang betreft, naar hun uiteenzetting dienaangaande in hun verzoekschrift tot vernietiging van de wet van 17 februari 2005.

Hierin voeren zij hun hoedanigheid aan van tweede opvolger voor de gemeenteraad van het Vlaams Belang, respectievelijk gemeenteraadslid van het Vlaams Belang te Rotselaar.

B.4. Artikel 15ter van de wet van 4 juli 1989 regelt de voorwaarden en de modaliteiten om als politieke partij in aanmerking te komen voor een overheidsdotatie.

De bestreden wet strekt ertoe de uitvoering mogelijk te maken van het bepaalde in artikel 15ter van de wet van 4 juli 1989, door de beginselen van de rechtspleging voor de Raad van State nader te regelen. Met dat doel past de bestreden wet de gecoördineerde wetten op de Raad van State aan en wijzigt zij tevens het voormelde artikel 15ter teneinde hetzij een aantal procedureaspecten te regelen, hetzij aan andere bepalingen een wettelijke basis te geven. Hierbij worden geen fundamentele wijzigingen aangebracht in het bepaalde in artikel 15ter van de wet van 4 juli 1989, wat de politieke partijen zelf betreft.

B.5. De dotatie bedoeld in hoofdstuk III van de wet van 4 juli 1989 komt de politieke partijen toe en niet de individuele leden ervan.

Te dezen blijkt uit het verzoekschrift tot vernietiging en uit de vordering tot schorsing duidelijk dat de verzoekende partijen uit eigen naam optreden.

Bijgevolg, en mede gelet op hetgeen in B.4 is uiteengezet, lijken de verzoekende partijen in hun hoedanigheid van tweede opvolger voor de gemeenteraad te Rotselaar respectievelijk gemeenteraadslid te Rotselaar niet rechtstreeks door de bestreden wet te worden geraakt.

B.6. In deze stand van de rechtspleging en rekening houdend met de grenzen van het onderzoek waartoe het Hof kan overgaan binnen het kader van een vordering tot schorsing doen de verzoekende partijen niet voldoende blijken van het rechtens vereiste belang om het beroep tot vernietiging in te stellen.

B.7. De vordering tot schorsing is onontvankelijk.

Om die redenen, het Hof verwerpt de vordering tot schorsing.

Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 15 februari 2006.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, A. Arts.

^