gepubliceerd op 06 februari 2006
Uittreksel uit arrest nr. 192/2005 van 14 december 2005 Rolnummer 3129 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 361, § 2, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Jeugdrechtbank te Brugge. Het Arbitragehof, samenges wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
ARBITRAGEHOF
Uittreksel uit arrest nr. 192/2005 van 14 december 2005 Rolnummer 3129 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 361, § 2, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Jeugdrechtbank te Brugge.
Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, E. Derycke en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter A. Arts, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 28 oktober 2004 in zake E.V., waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 9 november 2004, heeft de Jeugdrechtbank te Brugge de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 361, § 2, van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat dit artikel bepaalt dat wanneer de geadopteerde een kind of adoptief kind is van de echtgenoot van verschillend geslacht van de adoptant, de rechten van het ouderlijk gezag door beide echtgenoten worden uitgeoefend en dit gevolg dat wordt gekoppeld aan het huwelijk aangegaan door personen van verschillend geslacht, niet wordt uitgebreid tot het huwelijk gesloten tussen personen van hetzelfde geslacht ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Artikel 361, § 2, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek bepaalde tot 1 september 2005 : « Wanneer de adoptie is gedaan door twee echtgenoten of wanneer de geadopteerde een kind of adoptief kind is van de echtgenoot van verschillend geslacht van de adoptant, worden de rechten van het ouderlijk gezag door beide echtgenoten uitgeoefend overeenkomstig de regels die op de ouders van toepassing zijn ».
B.2.1. De verwijzende rechter vraagt het Hof of dat artikel de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt doordat het bepaalt dat wanneer de geadopteerde een kind of adoptief kind is van de echtgenoot van verschillend geslacht van de adoptant, de rechten van het ouderlijk gezag door beide echtgenoten worden uitgeoefend, en dat gevolg dat aan het huwelijk tussen personen van verschillend geslacht wordt gekoppeld niet wordt uitgebreid tot het huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht.
B.2.2. De rechtspleging voor de verwijzende rechter beoogt de homologatie van een gewone adoptie van een kind door de echtgenoot van de moeder, die van hetzelfde geslacht is als de moeder. Het kind heeft slechts een enkele ouder ten aanzien van wie de afstamming vaststaat, en leeft binnen een gezin dat uit die ouder en de gelijkslachtige echtgenoot bestaat.
B.3. Artikel 361, § 2, van het Burgerlijk Wetboek is thans opgeheven bij de wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie. De regels die op de adoptie van toepassing zijn, maken het voorwerp uit van de nieuwe artikelen 343 tot 368-8 van het Burgerlijk Wetboek, die op 1 september 2005 in werking zijn getreden.
B.4. De zaak dient te worden teruggezonden naar de verwijzende rechter zodat hij het aan hem voorgelegde verzoek opnieuw kan onderzoeken in het licht van de nieuwe bepalingen en kan oordelen of het antwoord op de prejudiciële vraag nog nuttig is.
Om die redenen, het Hof zendt de zaak terug naar de verwijzende rechter.
Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 14 december 2005.
De griffier, L. Potoms.
De voorzitter, A. Arts.