gepubliceerd op 17 juni 2005
Uittreksel uit arrest nr. 101/2005 van 1 juni 2005 Rolnummer 3075 In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van artikel 1bis, § 5, eerste lid, 2°, van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder, z Het Arbitragehof, samengesteld uit rechter P. Martens, waarnemend voorzitter, voorzitter A. Arts(...)
Uittreksel uit arrest nr. 101/2005 van 1 juni 2005 Rolnummer 3075 In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van artikel 1bis, § 5, eerste lid, 2°, van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder, zoals gewijzigd bij het decreet van het Waalse Gewest van 29 april 2004, ingesteld door P. Thiry en anderen.
Het Arbitragehof, samengesteld uit rechter P. Martens, waarnemend voorzitter, voorzitter A. Arts en de rechters R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van rechter P. Martens, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 2 september 2004 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 6 september 2004, hebben P. Thiry, wonende te 4400 Flémalle, rue des Béguines 34, P. Deneye, wonende te 4470 Saint-Georges-sur-Meuse, rue Vingt Ponts 59/A, en Y. Oly, wonende te 4400 Flémalle, rue de la Reine 48/6, beroep tot gedeeltelijke vernietiging ingesteld van artikel 1bis, § 5, eerste lid, 2°, van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder, zoals gewijzigd bij het decreet van het Waalse Gewest van 29 april 2004 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 4 juni 2004, tweede uitgave).
De vordering tot gedeeltelijke schorsing van dezelfde wetsbepaling, ingediend door dezelfde verzoekende partijen, is verworpen bij het arrest nr. 172/2004 van 28 oktober 2004, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 14 december 2004. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepaling en het onderwerp van het beroep B.1. De verzoekende partijen vorderen de gedeeltelijke vernietiging van artikel 1bis, § 5, eerste lid, 2°, van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder, zoals gewijzigd bij het decreet van het Waalse Gewest van 29 april 2004.
Artikel 1 van het voormelde decreet bepaalt : « Artikel 1bis van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder wordt gewijzigd als volgt : [...] 7. Tussen § 3, die § 4 wordt, en § 4, die § 7 wordt, wordt een § 5 ingevoegd, luidend als volgt : ' § 5.In de zones A', B' en C' van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder van de luchthaven van Luik-Bierset zijn de volgende principes van toepassing : 1° wanneer de isolatiewerken in de voornaamste nachtruimte(n) van de woningen gelegen binnen zone A van het ontwikkelingsplan op lange termijn worden uitgevoerd, wordt via geschikte technieken gezorgd voor een geluidsvermindering van minimum 42 dB (A);2° wanneer de isolatiewerken in de voornaamste nachtruimte(n) van de woningen gelegen buiten zone A van het ontwikkelingsplan op lange termijn worden uitgevoerd, wordt via geschikte technieken gezorgd voor een voldoende geluidsvermindering om een geluidsniveau van hoogstens 45 dB (A) te waarborgen zonder dat deze maximale geluidsniveaus meer dan tien keer gedurende een periode van 24 uur worden overschreden voor zover deze overschrijdingen te wijten zijn aan een overschrijding van het in § 7 bedoelde externe maximale geluidsniveau. [...] ' [...] ».
De verzoekende partijen vorderen meer in het bijzonder de vernietiging van het zinsdeel « zonder dat deze maximale geluidsniveaus meer dan tien keer gedurende een periode van 24 uur worden overschreden voorzover deze overschrijdingen te wijten zijn aan een overschrijding van het in § 7 bedoelde externe maximale geluidsniveau ». Het Hof beperkt het onderzoek van het beroep tot dat gedeelte van de bepaling.
Ten gronde B.2.1. Het enig middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 22 en 23 van de Grondwet. Die artikelen bepalen : «
Art. 22.Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé-leven en zijn gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de wet bepaald.
De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de bescherming van dat recht ». «
Art. 23.Ieder heeft het recht een menswaardig leven te leiden.
Daartoe waarborgen de wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de economische, sociale en culturele rechten, waarvan ze de voorwaarden voor de uitoefening bepalen.
Die rechten omvatten inzonderheid : 1° het recht op arbeid en op de vrije keuze van beroepsarbeid in het raam van een algemeen werkgelegenheidsbeleid dat onder meer gericht is op het waarborgen van een zo hoog en stabiel mogelijk werkgelegenheidspeil, het recht op billijke arbeidsvoorwaarden en een billijke beloning, alsmede het recht op informatie, overleg en collectief onderhandelen;2° het recht op sociale zekerheid, bescherming van de gezondheid en sociale, geneeskundige en juridische bijstand;3° het recht op een behoorlijke huisvesting;4° het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu;5° het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing ». B.2.2. In de uiteenzetting van het middel voeren de verzoekende partijen aan dat beide bepalingen dienen te worden geïnterpreteerd in het licht van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, wat de eerste betreft, en van artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, wat de tweede betreft. In verband met die laatste bepaling leggen zij de nadruk op het standstill -beginsel verbonden aan alle bepalingen van het Verdrag, waarbij België aan die bepalingen uitdrukkelijk een dergelijk effect heeft toegekend.
Op grond van artikel 1, 2°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, gewijzigd bij de bijzondere wet van 9 maart 2003, is het Hof bevoegd om wetsnormen te toetsen aan de artikelen van titel II « De Belgen en hun rechten » en aan de artikelen 170, 172 en 191 van de Grondwet.
B.2.3. Wanneer evenwel een verdragsbepaling die België bindt, een draagwijdte heeft die analoog is aan die van een of meer van de voormelde grondwetsbepalingen, vormen de waarborgen vervat in die verdragsbepaling een onlosmakelijk geheel met de waarborgen die in de betrokken grondwetsbepalingen zijn opgenomen. De schending van een grondrecht houdt overigens ipso facto een schending in van het gelijkheids- en niet-discriminatiebeginsel.
B.2.4. Daaruit volgt dat, wanneer een schending wordt aangevoerd van een bepaling van titel II of van de artikelen 170, 172 of 191 van de Grondwet, het Hof bij zijn onderzoek rekening houdt met de internationaalrechtelijke bepalingen die analoge rechten of vrijheden waarborgen.
Uit de parlementaire voorbereiding van artikel 22 van de Grondwet blijkt bovendien dat de Grondwetgever een zo groot mogelijke concordantie heeft willen nastreven « met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), teneinde betwistingen over de inhoud van dit Grondwetsartikel respectievelijk artikel 8 EVRM te vermijden » (Parl.
St., Kamer, 1993-1994, nr. 997/5, p. 2).
B.3. Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens bepaalt : « 1. Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé leven, zijn gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling. 2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan met betrekking tot de uitoefening van dit recht dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving nodig is in het belang van 's lands veiligheid, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen ». B.4.1. Het decreet van 8 juni 2001 bepaalde dat in de voornaamste nachtruimten van de woningen gelegen in de zones B, C en D van het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder van de luchthaven Luik-Bierset op kosten van het Waalse Gewest isolatiewerken worden uitgevoerd waarbij via geschikte technieken gezorgd wordt voor een geluidshindervermindering van - 42 dB (A) voor de woningen van zone B, van - 37 dB (A) voor de woningen van zone C en van - 32 dB (A) voor de woningen van zone D (artikel 1bis, § 6, van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder). De mate van geluidsvermindering in de onderscheiden zones werd vastgesteld rekening houdend met de voor de diverse zones vastgestelde drempels voor het op de grond voortgebrachte geluid, die, uitgedrukt in Lmax, vastgesteld werden op respectievelijk 87 dB (A) in zone B, 82 dB (A) in zone C en 77 dB (A) in zone D (§ 4 van voormeld artikel). Het decreet voorzag niet in de mogelijkheid van overschrijding van die geluidsdrempels; de Regering kon wel lagere drempels vaststellen dan die bepaald bij het decreet (§ 9 van voormeld artikel).
B.4.2. In het aangevochten onderdeel van § 5 van artikel 1bis van de wet, zoals gewijzigd bij het decreet van 29 april 2004, is bepaald dat wanneer isolatiewerken worden uitgevoerd in de voornaamste nachtruimten van de woningen gelegen buiten zone A van het ontwikkelingsplan op lange termijn, via geschikte technieken wordt gezorgd voor een voldoende geluidsvermindering om een geluidsniveau van hoogstens 45 dB (A) te waarborgen « zonder dat deze maximale geluidsniveaus meer dan tien keer gedurende een periode van 24 uur worden overschreden voor zover deze overschrijdingen te wijten zijn aan een overschrijding van het in § 7 bedoelde externe maximale geluidsniveau ». In artikel 1bis, § 7, zijn voor de zones B, C en D, voor wat de nacht betreft, geluidsdrempels bepaald van respectievelijk 87 dB (A), 82 dB (A) en 77 dB (A) Lmax en, voor wat de dag betreft, van respectievelijk 93 dB (A), 88 dB (A) en 83 dB (A) Lmax.
B.5. De bij het decreet van 29 april 2004 ingevoerde bestreden maatregel gaat ervan uit dat de in § 7 bepaalde geluidsdrempels tot tien keer gedurende een periode van 24 uur kunnen worden overschreden en dat in die omstandigheden het maximale geluidsniveau in de voornaamste nachtruimten niet zou moeten worden gewaarborgd. De bestreden maatregel waarborgt niet dat de uitgevoerde isolatie bescherming zal bieden tegen geluidsoverschrijdingen waarvan de intensiteit niet bepaald is, zelfs wanneer die alle tijdens de nacht zouden zijn geconcentreerd. Een dergelijke maatregel kan van die aard zijn dat hij onevenredige gevolgen heeft die een ernstige inbreuk inhouden op het recht van de bewoners van de woningen gelegen in de zones B, C en D op eerbiediging van hun privé-leven en hun gezinsleven, gewaarborgd bij artikel 22 van de Grondwet.
Het middel, afgeleid uit de schending van artikel 22 van de Grondwet, is gegrond, zodat het middel, in zoverre het tevens is afgeleid uit de schending van artikel 23 van de Grondwet, niet meer dient te worden onderzocht.
B.6. Teneinde de decreetgever ertoe in staat te stellen alle hierbij betrokken belangen opnieuw af te wegen, dienen, met toepassing van artikel 8, tweede lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, de gevolgen van de vernietigde bepaling te worden gehandhaafd tot 31 december 2005.
Om die redenen, het Hof - vernietigt in artikel 1bis, § 5, eerste lid, 2°, van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder, zoals zij is gewijzigd bij het decreet van het Waalse Gewest van 29 april 2004, de woorden « zonder dat deze maximale geluidsniveaus meer dan tien keer gedurende een periode van 24 uur worden overschreden voorzover deze overschrijdingen te wijten zijn aan een overschrijding van het in § 7 bedoelde externe maximale geluidsniveau »; - handhaaft de gevolgen van de vernietigde bepaling tot 31 december 2005.
Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 1 juni 2005.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.
De wnd. voorzitter, P. Martens.