gepubliceerd op 08 april 2005
Uittreksel uit arrest nr. 64/2005 van 23 maart 2005 Rolnummers 2981 en 3019 In zake : de beroepen tot vernietiging van artikel 58 van het programmadecreet van het Waalse Gewest van 18 december 2003 « houdende verschillende maatregelen inza Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Mart(...)
Uittreksel uit arrest nr. 64/2005 van 23 maart 2005 Rolnummers 2981 en 3019 In zake : de beroepen tot vernietiging van artikel 58 van het programmadecreet van het Waalse Gewest van 18 december 2003 « houdende verschillende maatregelen inzake gewestelijke fiscaliteit, thesaurie en schuld, organisatie van de energiemarkten, leefmilieu, landbouw, plaatselijke en ondergeschikte besturen, erfgoed, huisvesting en ambtenarenzaken », ingesteld door A. Cools en door A. Adam.
Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen en J.-P. Snappe, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging a. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 19 april 2004 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 20 april 2004, heeft A.Cools, wonende te 4102 Ougrée, rue Salomon Deloye 3/3, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 58 van het programmadecreet van het Waalse Gewest van 18 december 2003 « houdende verschillende maatregelen inzake gewestelijke fiscaliteit, thesaurie en schuld, organisatie van de energiemarkten, leefmilieu, landbouw, plaatselijke en ondergeschikte besturen, erfgoed, huisvesting en ambtenarenzaken » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 6 februari 2004). b. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 9 juni 2004 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 11 juni 2004, heeft A.Adam, wonende te 4680 Oupeye, rue Tollet 41, beroep tot vernietiging ingesteld van dezelfde decretale bepaling.
De vordering tot schorsing van dezelfde decretale bepaling, ingediend door dezelfde verzoekende partij, is verworpen bij het arrest nr. 142/2004 van 22 juli 2004, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 5 oktober 2004.
Die zaken, ingeschreven onder de nummers 2981 en 3019 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de ontvankelijkhei B.1.1. De Waalse Regering trekt de bewering van de verzoekende partijen in twijfel volgens welke zij statutaire ambtenaren zouden zijn, terwijl artikel 159 van de Waalse Huisvestingscode bepaalt dat de openbare huisvestingsmaatschappijen, in de regel, contractueel personeel in dienst nemen.
Uit de door de beide verzoekende partijen bij het dossier gevoegde elementen blijkt dat zij zich in een statutaire situatie bevinden ten aanzien van de huisvestingsmaatschappij die hen tewerkstelt.
B.1.2. De exceptie wordt verworpen.
B.1.3. De Waalse Regering betoogt verder dat het beroep laattijdig zou zijn om reden dat de bekritiseerde regel vervat is in artikel 159 van de Waalse Huisvestingscode.
Uit de tegen de in het geding zijnde bepaling gerichte middelen blijkt dat het niet de door de decreetgever gemaakte keuze van de contractuele regeling is die, wat betreft het beginsel ervan, wordt betwist maar de regel die de openbare huisvestingsmaatschappijen ertoe aanzet enkel contractueel personeel in dienst te nemen, door te voorzien in de intrekking van hun erkenning indien die doelstelling niet wordt verwezenlijkt. Die regel is vervat in artikel 58 van het betwiste programmadecreet.
B.1.4. De exceptie afgeleid uit het laattijdige karakter van het beroep wordt verworpen.
B.1.5. De Waalse Regering beweert ten slotte dat de verzoekende partijen geen belang zouden hebben bij de vernietiging van de aangevochten bepaling vermits zij voorziet in het behoud van de verworven rechten.
Aangezien de aangevochten bepaling tot gevolg kan hebben dat ze de juridische regeling wijzigt waaraan de verzoekende partijen zijn onderworpen, doen de verzoekende partijen blijken van een voldoende belang om in rechte te treden, ook al is bepaald dat zij hun verworven rechten behouden.
B.1.6. De exceptie wordt verworpen.
Ten gronde B.2. Artikel 159 van de Waalse Huisvestingscode bepaalt in verband met het personeel van de openbare huisvestingsmaatschappijen : « Het personeel van de maatschappij wordt bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen ».
B.3. Het aangevochten artikel 58 van het programmadecreet van het Waalse Gewest van 18 december 2003 « houdende verschillende maatregelen inzake gewestelijke fiscaliteit, thesaurie en schuld, organisatie van de energiemarkten, leefmilieu, landbouw, plaatselijke en ondergeschikte besturen, erfgoed, huisvesting en ambtenarenzaken » bepaalt : « Er wordt een artikel 13, luidend als volgt, ingevoegd in het decreet van 29 oktober 1998 tot invoering van de Waalse Huisvestingscode : '
Art. 13.- De openbare huisvestingsmaatschappij die in aanmerking komt voor een erkenning van de "Société wallonne du Logement" toegekend op grond van de artikelen 88, § 1, en 130, § 1, van de Waalse Huisvestingscode, blijft enkel voor die erkenning in aanmerking komen als op 31 december 2004 al haar personeelsleden in dienst genomen zijn op grond van een arbeidsovereenkomst.
De maatschappij vergewist zich ervan dat de voormalig statutaire personeelsleden die in dienst worden genomen op grond van een arbeidsovereenkomst, binnen perken die door de Regering verder aangegeven kunnen worden, hun verworven rechten [behouden] ' ».
B.4. De aangevochten maatregel wordt in de parlementaire voorbereiding van het programmadecreet van 18 december 2003 als volgt verantwoord : « Momenteel bevinden zich in de openbare huisvestingsmaatschappijen een aantal personeelsleden in een zogenaamde statutaire situatie.
Bijgevolg is er, op het hele grondgebied van het Waalse Gewest, geen eenvormige en niet-discriminerende toepassing van artikel 159 van de Waalse Huisvestingscode, dat bepaalt dat ' het personeel van de [huisvestingsmaatschappijen] bij arbeidsovereenkomst in dienst [wordt] genomen '.
Teneinde die situatie te verhelpen wordt voorgesteld om in het decreet van 29 oktober 1998 tot invoering van de Waalse Huisvestingscode een artikel in te voegen dat erin voorziet de erkenning in te trekken van de maatschappijen die op 31 december 2004 niet uitsluitend personeelsleden zouden tellen die op basis van een arbeidsovereenkomst zijn aangeworven.
Voor het overige moet het behoud van de verworven rechten van het vroegere statutaire personeel van de betrokken huisvestingsmaatschappijen door de genoemde maatschappijen worden gegarandeerd.
De Regering dient echter ertoe te worden gemachtigd desgewenst de draagwijdte van het begrip verworven rechten te preciseren » (Parl.
St., Waals Parlement, 2003-2004, nr. 603/1, pp. 13, 55, 110 en 111).
B.5.1. Het eerste onderdeel van het enige middel in beide zaken is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre de aangevochten bepaling de statutaire ambtenaren van de openbare huisvestingsmaatschappijen zou discrimineren ten opzichte van de statutaire ambtenaren van andere openbare diensten.
B.5.2. Het staat aan de bevoegde overheid de meest geschikte weg te kiezen teneinde de opdrachten van openbare dienst te verwezenlijken waarmee ze is belast. De keuze om de openbare huisvestingsmaatschappijen de verplichting op te leggen om contractueel personeel in dienst te nemen, is door de decreetgever gemaakt toen hij het voormelde artikel 159 van de Waalse Huisvestingscode heeft aangenomen. Doordat de decreetgever de huisvestingsmaatschappijen ertoe aanzet hun statutair personeel om te vormen tot contractueel personeel, heeft hij niet het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie geschonden. Dat beginsel legt immers niet de verplichting op dat aan elke persoon die in overheidsdienst werkt een identiek juridisch statuut moet worden toegekend.
B.5.3. De decreetgever heeft overigens ervoor gezorgd dat de maatregel geen onevenredige gevolgen heeft ten aanzien van de betrokken ambtenaren, vermits elke maatschappij ervoor dient te zorgen dat het vroegere statutaire personeel zijn « verworven rechten » behoudt.
De Regering is wellicht ertoe gemachtigd te preciseren binnen welke perken dat behoud van de verworven rechten wordt verzekerd. Er kan echter niet worden vermoed dat de Regering van die machtiging op een onwettige manier gebruik zal maken.
B.6. Het enige middel kan, in het eerste onderdeel ervan, niet worden aangenomen.
B.7.1. Het tweede onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 2981 is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de aangevochten bepaling eveneens een « schending van de gelijkheid onder de werknemers van de openbare huisvestingsmaatschappijen » zou doen ontstaan vermits « er geen enkele wijziging wordt gepland wat betreft de contractuele personeelsleden ».
B.7.2. Wanneer een wetgever een maatregel neemt opdat het in openbare maatschappijen tewerkgestelde statutaire personeel contractueel wordt, spreekt het voor zich dat hij geen maatregelen dient te nemen ten aanzien van het personeel dat reeds in contractueel verband is aangeworven.
B.8. Het enige middel, tweede onderdeel, in de zaak nr. 2981 kan niet worden aangenomen.
B.9.1. In het tweede onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 3019 wordt de decreetgever verweten zelf een aangelegenheid te regelen die in beginsel aan de Regering is toegewezen, waarbij aldus de enkele statutaire ambtenaren van de openbare huisvestingsmaatschappijen verscheidene waarborgen worden ontzegd : advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State; bescherming waarin is voorzien bij de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel; mogelijkheid om beroep in te stellen bij de Raad van State.
B.9.2. Krachtens artikel 78 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen heeft de Regering geen andere macht dan die welke de Grondwet en de wetten en decreten krachtens de Grondwet uitgevaardigd, haar uitdrukkelijk toekennen.
Geen enkele bepaling behoudt aan de Regering de bevoegdheid voor om het statuut te regelen van het personeel van de openbare huisvestingsmaatschappijen waarin de Waalse Huisvestingscode voorziet.
B.9.3. In zoverre het middel niet betwijfelt dat de decreetgever bevoegd was om de erkenningsvoorwaarden van de openbare huisvestingsmaatschappijen aan te nemen, faalt het in rechte : een wetsnorm kan niet worden verweten dat hij de adressaten ervan de adviezen die voorafgaan aan een besluit en de beroepen die daartegen kunnen worden ingesteld, ontzegt, aangezien niet wordt aangevoerd dat die wetgever buiten zijn bevoegdheden zou hebben gehandeld.
B.10. Het enige middel, tweede onderdeel, in de zaak nr. 3019 kan niet worden aangenomen.
Om die redenen, het Hof verwerpt de beroepen.
Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 23 maart 2005.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, M. Melchior.