Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 21 februari 2005

Uittreksel uit arrest nr. 28/2005 van 9 februari 2005 Rolnummer 2459 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 2 van het decreet van het Waalse Gewest van 6 december 2001 betreffende de instandhouding van de Natura 2000-gebieden al Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Mart(...)

bron
arbitragehof
numac
2005200488
pub.
21/02/2005
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Uittreksel uit arrest nr. 28/2005 van 9 februari 2005 Rolnummer 2459 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 2 van het decreet van het Waalse Gewest van 6 december 2001 betreffende de instandhouding van de Natura 2000-gebieden alsook van de wilde fauna en flora, ingesteld door H. Clerens en de b.v.b.a. Valkeniersgilde.

Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Martens, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Moerman en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter A. Arts, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 24 juni 2002 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 25 juni 2002, hebben H. Clerens, wonende te 2990 Wuustwezel, Oud Gooreind 14, en de b.v.b.a. Valkeniersgilde, met maatschappelijke zetel te 2990 Wuustwezel, Oud Gooreind 14, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 2 van het decreet van het Waalse Gewest van 6 december 2001 betreffende de instandhouding van de Natura 2000-gebieden alsook van de wilde fauna en flora (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 22 januari 2002, tweede uitgave).

Bij het arrest nr. 163/2002 van 6 november 2002 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 21 februari 2003) heeft het Hof de vordering tot schorsing van dezelfde decretale bepaling verworpen.

Bij het arrest nr. 139/2003 van 29 oktober 2003 heeft het Hof twee prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, dat erop heeft geantwoord bij beschikking van 1 oktober 2004.

Bij beschikking van 23 november 2004 heeft het Hof de zaak in gereedheid verklaard en de dag van de terechtzitting bepaald op 18 januari 2005, na de partijen verzocht te hebben te antwoorden in een aanvullende memorie op de hierna vermelde vragen : « Bevat artikel 2 van het decreet van het Waalse Gewest van 6 december 2001 betreffende de instandhouding van de Natura 2000-gebieden alsook van de wilde fauna en flora, in zoverre het van toepassing is op in gevangenschap geboren en opgekweekte vogels, bepalingen die te beschouwen zijn als maatregelen van gelijke werking als kwantitatieve invoerbeperkingen in de zin van artikel 28 van het EG-verdrag ? Kunnen die maatregelen in voorkomend geval worden gerechtvaardigd op grond van artikel 30 EG-Verdrag ? Zijn er wetenschappelijke studies voorhanden zoals bedoeld in overweging 19 van de beschikking van het Hof van Justitie van 1 oktober 2004 in zaak C-480/03 ? Werd de aanneming van de Beschikking M (99) 9 van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie tot afschaffing en vervanging van de Beschikking M (72) 18 van 30 augustus 1972 met betrekking tot de bescherming van de vogelstand voorafgegaan door zodanige studies ? » (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van het tweede middel van de eerste verzoekende partij B.1. De verzoekende partij voert aan dat artikel 2 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, zoals gewijzigd bij het decreet van het Waalse Gewest van 6 december 2001 betreffende de instandhouding van de Natura 2000-gebieden alsook van de wilde fauna en flora, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt doordat het een niet verantwoord verschil in behandeling instelt tussen de categorie van personen die zich bezighouden met het kweken van vogels en de categorie van personen die andere wilde dieren kweken, nu de beschermingsmaatregelen ten aanzien van de in gevangenschap geboren en gekweekte dieren enkel gelden voor vogels.

B.2. Het Hof heeft in zijn arrest nr. 139/2003 van 29 oktober 2003 geoordeeld dat voorafgaandelijk aan het onderzoek van het middel aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen met toepassing van artikel 234 van het E.G.-Verdrag twee prejudiciële vragen dienden te worden gesteld.

B.3. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (vijfde kamer) heeft bij beschikking van 1 oktober 2004 in de zaak C-480/03 als volgt op die vragen geantwoord : « Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand moet aldus worden uitgelegd dat zij niet van toepassing is op in gevangenschap geboren en opgekweekte vogels en dat de lidstaten derhalve, bij de huidige stand van het gemeenschapsrecht, bevoegd blijven om dienaangaande een regeling te treffen, onverminderd de artikelen 28 EG tot en met 30 EG. » B.4. Het Hof van Justitie komt tot dit besluit op grond van volgende overwegingen : « 15. Om op de eerste vraag te antwoorden, zij eraan herinnerd dat het Hof in punt 2 van het dictum van zijn arrest van 8 februari 1996, Vergy (C-149/94, Jurispr. blz. I-299) voor recht heeft verklaard dat richtlijn 79/409 niet van toepassing is op in gevangenschap geboren en opgekweekte vogels. 16. Uit de punten 12 en 13 van het reeds aangehaalde arrest Vergy blijkt dat het Hof zich met name heeft gebaseerd op de overweging dat richtlijn 79/409 de bescherming van vogelpopulaties in hun natuurlijk milieu beoogt, en dat de uitbreiding van de beschermingsverplichtingen die krachtens deze richtlijn op de lidstaten rusten, niet in overeenstemming is met de door de richtlijn nagestreefde milieudoelstellingen.17. Wat de tweede vraag betreft, moet er eveneens aan worden herinnerd dat het Hof in punt 14 van het reeds aangehaalde arrest Vergy heeft geoordeeld dat, aangezien de gemeenschapswetgever de verhandeling van in gevangenschap geboren en opgekweekte vogelsoorten niet heeft geregeld, de lidstaten bevoegd blijven om dienaangaande een regeling te treffen, onverminderd de toepasselijkheid van de artikelen 28 EG en 30 EG op uit andere lidstaten ingevoerde vogels.Hetzelfde geldt voor de regelingen van de lidstaten inzake het houden van in gevangenschap geboren en opgekweekte vogelsoorten. 18. Verder heeft het Hof in zijn arrest van 23 oktober 2001, Tridon (C-510/99, Jurispr.blz. I-7777, punten 46, 48 en 50) geoordeeld dat, voorzover een nationale dierenbeschermingsregeling van toepassing is op situaties die verband houden met het intracommunautaire handelsverkeer, onderzocht moet worden of deze regeling een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve beperking in de zin van artikel 28 EG vormt, en zo ja, of deze bepalingen mogelijkerwijs gerechtvaardigd zijn op grond van artikel 30 EG. 19. Uit punt 58 van ditzelfde arrest Tridon volgt dat voor de beoordeling van de evenredigheid van een verhandelingsverbod en in het bijzonder van de omstandigheid of het beoogde doel kan worden bereikt met maatregelen die het intracommunautaire handelsverkeer minder belemmeren, een concrete analyse nodig is welke door de verwijzende rechter moet worden verricht, met name aan de hand van wetenschappelijke studies en van de feitelijke omstandigheden van de in hoofdzaak aan de orde zijnde situatie.20. Bijgevolg dient op de gestelde vragen te worden geantwoord dat richtlijn 79/409 aldus moet worden uitgelegd dat zij niet van toepassing is op in gevangenschap geboren en opgekweekte vogels en dat de lidstaten derhalve, bij de huidige stand van het gemeenschapsrecht, bevoegd blijven om dienaangaande een regeling te treffen, onverminderd de artikelen 28 EG tot en met 30 EG.» B.5. Artikel 2, § 2, 4°, van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, vervangen bij artikel 2 van het voormelde decreet van 6 december 2001, stelt ten aanzien van de vogelsoorten bedoeld in artikel 2, § 1, in het Waalse Gewest een verbod in om die « vogels, hun eieren, hun broedsels of pluimen of enig deel van de vogel of enig gemakkelijk herkenbaar product dat uit deze vogel verkregen is of een product dat, volgens de verpakking of de reclame, specimens van één van de beschermde vogelsoorten bevat, in het bezit te hebben, af te staan, te koop aan te bieden, voor de koop te vragen, te verkopen, te kopen, te leveren, te vervoeren of door te voeren, voor het vervoer aan te bieden », met uitzondering evenwel van de verrichtingen die een invoer, een uitvoer of een doorvoer van niet-inheemse vogels uitmaken.

B.6. Dat principiële verhandelingsverbod is, in zoverre het van toepassing is op in gevangenschap geboren en opgekweekte vogels, van die aard dat het het intracommunautair handelsverkeer in dergelijke vogels, hun eieren of onderdelen, minstens onrechtstreeks en potentieel, kan belemmeren en dient bijgevolg te worden beschouwd als een bij artikel 28 van het E.G.-Verdrag in beginsel verboden maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve invoerbeperking.

Onderzocht moet evenwel worden of het principiële verhandelingsverbod niet kan worden gerechtvaardigd op grond van artikel 30 van het E.G.-Verdrag.

B.7. Met het principiële verhandelingsverbod in het Waalse Gewest van in gevangenschap geboren en opgekweekte beschermde vogelsoorten beoogt de Waalse decreetgever uitvoering te geven aan de beschikking M (99)9 van 25 oktober 1999 van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie tot afschaffing en vervanging van de beschikking M (72) 18 van 30 augustus 1972 met betrekking tot de bescherming van de vogelstand, beschikking die luidens artikel 1.1 ervan van toepassing is op « al dan niet in gevangenschap geboren vogels ».

De uitbreiding van het principiële verhandelingsverbod tot de in gevangenschap geboren en gekweekte vogels werd blijkens de toelichting bij die beschikking nodig geacht omdat het « op deze wijze [...] mogelijk [is] het bezit van en de handel in gekweekte vogels aan voorwaarden te onderwerpen, teneinde de bescherming van hun in het wild levende soortgenoten beter te waarborgen » (punt 9 van de toelichting). Punt 3 van de toelichting verduidelijkt in dit verband : « Gelet op het belang van de vogelkweek in Nederland en België en met het oog op een efficiëntere bescherming van de in het wild levende vogels werd besloten een systeem op te zetten, dat het mogelijk maakt in gevangenschap geboren vogels van wilde vogelsoorten te onderscheiden. [...] » B.8. De Waalse Regering kan luidens artikel 5 van de wet van 12 juli 1973, zoals gewijzigd bij het decreet van het Waalse Gewest van 6 december 2001, afwijkingen toestaan op de maatregelen met betrekking tot de bescherming van dier- en plantensoorten. Wat de soorten vogels betreft, mag de afwijking luidens artikel 5, § 2, enkel worden toegekend op voorwaarde dat er geen bevredigende oplossing bestaat en dat de afwijking de betrokken vogelpopulatie niet in het gevaar brengt. De afwijking mag enkel worden toegekend om een van de redenen vermeld in die bepaling, waaronder « de bescherming van wilde dier- of plantensoorten » en « om het vangen, het houden of elke andere oordeelkundige exploitatie van een beperkt aantal vogels mogelijk te maken onder strikt gecontroleerde voorwaarden en op selectieve wijze ». Artikel 5bis betreft de te volgen procedure voor het verkrijgen van een afwijkingsaanvraag en de voorwaarden waaronder de afwijkingsvergunning kan worden uitgereikt.

Die bepaling machtigt de Waalse Regering onder meer de gepaste uitvoering te geven aan het bepaalde in artikel 4 van voormelde beschikking van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie, dat luidt : « 1. De regeringen kunnen afwijkingen toestaan van het bepaalde in artikel 2 voor vogels waarvan kan worden aangetoond dat zij gekweekt zijn, alsmede voor hun eieren. 2. Met uitzondering van mutanten van kanaries, dient voor de in lid 1 genoemde vogels een ringen- en registratiesysteem te gelden dat de mogelijkheid geeft de legale oorsprong van deze vogels vast te stellen.Voor de algemeen gehouden soorten kan een vrijstelling van de registratieverplichting door de Regeringen verleend worden. 3. Over de uitvoering van dit artikel plegen de Regeringen onderling overleg.» De toelichting bij die bepaling verduidelijkt ze als volgt : « 12. Deze bepaling slaat uitsluitend op gekweekte vogels en biedt de regeringen de mogelijkheid desgewenst van de verschillende verbodsbepalingen van artikel 2 dan wel uitsluitend van een aantal daarvan af te wijken ten gunste van gekweekte vogels en in voorkomend geval hun eieren. 13. Is zulks het geval, dan verbinden de regeringen zich ertoe een ringen- en registratiesysteem voor de desbetreffende vogels te laten gelden, door middel waarvan hun wettige oorsprong kan worden aangetoond en waaromtrent een harmonisatie tussen de drie Beneluxlanden middels het in punt 2 bedoelde overleg zal worden nagestreefd.14. Het wordt nuttig geacht in de mogelijkheid van opheffing van de registratieplicht te voorzien voor vogels die behoren tot gewoonlijk gehouden soorten en die zich zonder moeite in gevangenschap voortplanten.De Regeringen kunnen ervoor kiezen voor deze vogels geen registratieplicht aan de kweker op te leggen. Een passend ringensysteem zoals het systeem dat voorziet in het verplichte aanbrengen van een gesloten voetring bij de geboorte van de vogel, die naderhand niet meer kan worden verwijderd zonder deze door te snijden of de poot van de vogel te verwonden, lijkt in dit geval immers voldoende garanties te bieden omtrent de wettige oorsprong van de vogel. » De Waalse Regering heeft van die machtiging gebruik gemaakt door middel van het besluit van de Waalse Regering van 27 november 2003 tot vaststelling van de afwijkingen van de vogelbeschermingsmaatregelen (Belgisch Staatsblad , 23 februari 2004).

B.9. Zoals de Waalse Regering in zijn aanvullende memorie aangeeft, dient het principiële verhandelingsverbod van in gevangenschap geboren en gekweekte beschermde vogelsoorten, waarop afwijkingen kunnen worden toegestaan onder de bij het decreet en door de Regering bepaalde voorwaarden, als noodzakelijk te worden beoordeeld om een doeltreffende bescherming te verzekeren van de in het wild levende beschermde vogelsoorten, inzonderheid van die soorten die het meest in hun voortbestaan zijn bedreigd. Een dergelijk verbod komt als noodzakelijk voor om elk risico van stroperij en diefstal van eieren van in het wild levende exemplaren uit te sluiten. Noch het CITES-certificaat, noch het systeem van de gesloten voetring of de microchip bieden op dat vlak voldoende waarborgen.

Alternatieve maatregelen, zoals de verificatie achteraf door middel van genetische tests, zouden niet alleen tot buitensporige kosten leiden; zij zouden het intracommunautaire handelsverkeer ook niet minder belemmeren.

Bijgevolg dient het principiële verhandelingsverbod als gerechtvaardigd te worden beschouwd op grond van artikel 30 van het E.G.-Verdrag. Het komt de gewone of administratieve rechter, naar gelang van het geval, toe te beoordelen of de wijze waarop de Waalse Regering nadere uitvoering heeft gegeven aan artikel 5 van de wet van 12 juli 1973 en aan artikel 4 van de voormelde Benelux-beschikking, de toets aan de voormelde bepalingen van het E.G.-Verdrag kan doorstaan.

B.10. Mede gelet op de verantwoording van de voormelde Benelux-beschikking is het in het middel bekritiseerde verschil in behandeling tussen de kwekers van beschermde vogelsoorten en de kwekers van andere groepen van beschermde diersoorten niet zonder redelijke verantwoording.

B.11. Het middel kan niet worden aangenomen.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.

Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 9 februari 2005.

De griffier, L. Potoms De voorzitter, A. Arts

^