gepubliceerd op 05 oktober 2004
Uittreksel uit arrest nr. 142/2004 van 22 juli 2004 Rolnummer 3019 In zake : de vordering tot schorsing van artikel 58 van het programmadecreet van het Waalse Gewest van 18 december 2003 « houdende verschillende maatregelen inzake gewesteli Het Arbitragehof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter M. Melchior en de rechters-verslag(...)
ARBITRAGEHOF
Uittreksel uit arrest nr. 142/2004 van 22 juli 2004 Rolnummer 3019 In zake : de vordering tot schorsing van artikel 58 van het programmadecreet van het Waalse Gewest van 18 december 2003 « houdende verschillende maatregelen inzake gewestelijke fiscaliteit, thesaurie en schuld, organisatie van de energiemarkten, leefmilieu, landbouw, plaatselijke en ondergeschikte besturen, erfgoed, huisvesting en ambtenarenzaken », ingesteld door A. Adam.
Het Arbitragehof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter M. Melchior en de rechters-verslaggevers J.-P. Moerman en E. De Groot, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de vordering en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 9 juni 2004 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 11 juni 2004, is een vordering tot schorsing ingesteld van artikel 58 van het programmadecreet van het Waalse Gewest van 18 december 2003 « houdende verschillende maatregelen inzake gewestelijke fiscaliteit, thesaurie en schuld, organisatie van de energiemarkten, leefmilieu, landbouw, plaatselijke en ondergeschikte besturen, erfgoed, huisvesting en ambtenarenzaken » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 6 februari 2004) door A. Adam, wonende te 4680 Oupeye, rue Tollet 41.
Bij afzonderlijk verzoekschrift vordert de verzoekende partij eveneens de vernietiging van dezelfde decretale bepaling.
Op 16 juni 2004 hebben de rechters-verslaggevers J.-P. Moerman en E. De Groot, met toepassing van artikel 71, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, de voorzitter ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht aan het Hof, zitting houdende in beperkte kamer, voor te stellen een arrest te wijzen waarbij wordt vastgesteld dat de vordering tot schorsing klaarblijkelijk niet ontvankelijk is. (...) II. In rechte (...) B.1. Artikel 21, tweede lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989, zoals gewijzigd bij de bijzondere wet van 9 maart 2003, bepaalt dat « in afwijking van artikel 3, [...] de verzoekschriften tot schorsing slechts ontvankelijk [zijn] wanneer zij worden ingediend binnen een termijn van drie maanden na de bekendmaking van de wet, het decreet of de in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel ».
B.2. Aangezien het aangevochten decreet bekend is gemaakt in het Belgisch Staatsblad van 6 februari 2004, is de termijn om een vordering tot schorsing in te dienen, verstreken op 6 mei 2004.
Daaruit volgt dat de vordering tot schorsing ingediend op 9 juni 2004 laattijdig is en dat zij kennelijk onontvankelijk is.
Om die redenen, het Hof, beperkte kamer, met eenparigheid van stemmen uitspraak doende, verwerpt de vordering tot schorsing.
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 22 juli 2004.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, M. Melchior.