Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 06 oktober 2004

Uittreksel uit arrest nr. 126/2004 van 7 juli 2004 Rolnummer 2792 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 361, § 2, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Jeugdrechtbank te Brugge. Het Arbitragehof, samengesteld wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging

bron
arbitragehof
numac
2004202889
pub.
06/10/2004
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Uittreksel uit arrest nr. 126/2004 van 7 juli 2004 Rolnummer 2792 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 361, § 2, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Jeugdrechtbank te Brugge.

Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters M. Bossuyt, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter A. Arts, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 14 augustus 2003 in zake E.V., waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 29 september 2003, heeft de Jeugdrechtbank te Brugge de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 361, § 2, van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat dit artikel bepaalt dat wanneer de geadopteerde een kind of adoptief kind is van de echtgenoot van de adoptant, de rechten van het ouderlijk gezag door beide echtgenoten worden uitgeoefend en dit gevolg dat aan het huwelijk wordt gekoppeld niet wordt uitgebreid tot partners van hetzelfde geslacht die een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd, terwijl gezamenlijke gezagsuitoefening door beide partners wel mogelijk is geworden voor wettelijk samenwonende partners van verschillend geslacht ingevolge het arrest nr. 154/2001 van het Arbitragehof van 28 november 2001 ? » (...) III. In rechte (...) B.1. De verwijzende rechter vraagt het Hof of artikel 361, § 2, van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt doordat dit artikel bepaalt dat wanneer de geadopteerde een kind of adoptief kind is van de echtgenoot van de adoptant, de rechten van het ouderlijk gezag door beide echtgenoten worden uitgeoefend, en dit gevolg dat aan het huwelijk wordt gekoppeld niet wordt uitgebreid tot partners van hetzelfde geslacht die een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd, terwijl gezamenlijke gezagsuitoefening door beide partners wel mogelijk is geworden voor wettelijk samenwonende partners van verschillend geslacht ingevolge het arrest nr. 154/2001 van het Arbitragehof van 28 november 2001.

B.2. De procedure voor de Jeugdrechtbank beoogt de homologatie van de adoptie van een kind door de partner van de moeder, die van hetzelfde geslacht is als de moeder. Op het ogenblik dat de prejudiciële vraag werd gesteld waren beide partners wettelijk samenwonend. Zij hebben het Hof meegedeeld dat ze intussen gehuwd zijn.

B.3. Zoals de Ministerraad opwerpt in zijn memorie van antwoord is het in die omstandigheden aangewezen de vraag terug te zenden naar de verwijzende rechter. De prejudiciële vraag beoogt immers de vergelijking van de situatie van wettelijk samenwonende partners van verschillend geslacht, met wettelijk samenwonende partners van hetzelfde geslacht. Nu de betrokkenen inmiddels gehuwd zijn, kan het antwoord op de vraag zoals zij door de verwijzende rechter is gesteld, niet meer dienstig zijn voor de behandeling van de zaak ten gronde.

B.4. Het komt aan de verwijzende rechter toe te beslissen of hij een nieuwe prejudiciële vraag dient te stellen.

Om die redenen, het Hof zendt de vraag terug naar de verwijzende rechter.

Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 7 juli 2004.

De griffier, L. Potoms.

De voorzitter, A. Arts.

^