gepubliceerd op 20 januari 2004
Uittreksel uit arrest nr. 173/2003 van 17 december 2003 Rolnummer 2607 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 2 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 11 juli 2002 tot verruiming van de nationaliteitsvoo Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. Fran(...)
ARBITRAGEHOF
Uittreksel uit arrest nr. 173/2003 van 17 december 2003 Rolnummer 2607 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 2 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 11 juli 2002 tot verruiming van de nationaliteitsvoorwaarden voor de toegang tot betrekkingen in het gewestelijk openbaar ambt, ingesteld door de v.z.w. GERFA. Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. François, M. Bossuyt, A. Alen, J.-P. Moerman en E. Derycke, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 20 januari 2003 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 22 januari 2003, heeft de v.z.w. Groupe d'étude et de réforme de la fonction administrative (GERFA), met maatschappelijke zetel te 1190 Brussel, Luttrebruglaan 137, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 2 van de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest van 11 juli 2002 tot verruiming van de nationaliteitsvoorwaarden voor de toegang tot betrekkingen in het gewestelijk openbaar ambt (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 23 juli 2002). (...) II. In rechte (...) B.1.1. Artikel 2 van de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest van 11 juli 2002 tot verruiming van de nationaliteitsvoorwaarden voor de toegang tot betrekkingen in het gewestelijk openbaar ambt, dat het voorwerp van het beroep uitmaakt, bepaalt : « De burgers met een andere dan Belgische nationaliteit en die geen onderdaan zijn van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte, worden toegelaten, in de diensten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen, tot de burgerlijke betrekkingen die geen rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming aan het openbaar gezag inhouden of geen werkzaamheden omvatten strekkende tot bescherming van de algemene belangen van de Staat of andere openbare instanties. » B.1.2. Artikel 10 van de Grondwet bepaalt : « Er is in de Staat geen onderscheid van standen.
De Belgen zijn gelijk voor de wet; zij alleen zijn tot de burgerlijke en militaire bedieningen benoembaar, behoudens de uitzonderingen die voor bijzondere gevallen door een wet kunnen worden gesteld.
De gelijkheid van vrouwen en mannen is gewaarborgd. » B.2.1. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering betwist het belang van de v.z.w. GERFA (Groupe d'étude et de réforme de la fonction administrative), verzoekende partij, en voert hiervoor aan dat haar statuten, die de morele en materiële belangen van alle Franstalige ambtenaren en personeelsleden van de openbare diensten beogen, het haar niet mogelijk maken de morele en materiële belangen van enkel de ambtenaren met de Belgische nationaliteit of met de nationaliteit van een lid-Staat van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte te behartigen en te bevorderen.
B.2.2. Wanneer een vereniging zonder winstoogmerk die zich op een collectief belang beroept, toegang wenst tot het Hof, is met name vereist dat haar maatschappelijk doel door de bestreden norm kan worden geraakt.
B.2.3. Luidens artikel 2 van haar statuten, gewijzigd op 28 januari 1998 (Belgisch Staatsblad van 13 augustus 1998), heeft de verzoekende vereniging tot doel « de hervorming van de openbare diensten in de ruimst mogelijke zin van het woord te bestuderen en te bevorderen, alsmede de morele en materiële belangen van alle Franstalige ambtenaren en personeelsleden van de openbare diensten te verdedigen en te bevorderen, ongeacht of zij al dan niet onder een vakbondsstatuut vallen en ongeacht de juridische aard van hun band met de publiekrechtelijke persoon (statuut, contract, weddetoelage), en de correcte toepassing van de grondwettelijke, wettelijke en verordenende normen die voor hen gelden ».
De verzoekende partij vertegenwoordigt dus niet het specifieke belang van de ambtenaren en personeelsleden van een welbepaalde nationaliteit. Zij doet niet blijken in welke zin haar maatschappelijk doel - dat « alle Franstalige ambtenaren en personeelsleden van de openbare diensten » beoogt - zou kunnen zijn geraakt door een maatregel die tot gevolg heeft dat, binnen de daarin vastgestelde perken, de nationaliteitsvoorwaarde voor de toegang tot sommige betrekkingen in overheidsdienst wordt afgeschaft. Het belang van een privaatrechtelijke vereniging mag niet worden verward met het algemeen belang dat ertoe strekt dat de Grondwet wordt nageleefd : het belang van de verzoekende partij doen steunen op de overweging dat, zoals zij aanvoert, men zou kunnen besluiten tot aanwervingen die strijdig zijn met artikel 10 van de Grondwet, zou ertoe leiden dat de actio popularis wordt aanvaard, wat de Grondwetgever niet heeft gewild.
Haar hoedanigheid van erkende vakorganisatie kent de verzoekende partij evenmin een belang bij het beroep toe, vermits de bestreden bepaling geen betrekking heeft op een aangelegenheid waarvoor zij betrokken zou zijn bij de werking van de overheidsdiensten.
B.3. Vermits het bij de bijzondere wet vereiste belang ontbreekt, is het beroep onontvankelijk.
Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.
Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 17 december 2003.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, M. Melchior.