Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 15 juli 2003

Uittreksel uit arrest nr. 88/2003 van 24 juni 2003 Rolnummer 2403 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 10, § 1, 10 o , van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 13 juli 2001 « houdende het stimuleren van ee Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters L. Fra(...)

bron
arbitragehof
numac
2003200725
pub.
15/07/2003
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Uittreksel uit arrest nr. 88/2003 van 24 juni 2003 Rolnummer 2403 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 10, § 1, 10o, van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 13 juli 2001 « houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid », ingesteld door de gemeente Sint-Genesius-Rode.

Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters L. François, P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman en E. Derycke, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Arts, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 28 maart 2002 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 29 maart 2002, heeft de gemeente Sint-Genesius-Rode beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 10, § 1, 10o, van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 13 juli 2001 « houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 29 september 2001). (...) II. In rechte (...) B.1. De verzoekende partij vordert de vernietiging van artikel 10, § 1, 10o, van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 13 juli 2001 « houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid ».

Het kwalitatief cultuurbeleid wordt omschreven als « een cultuurbeleid dat steunt op deskundigheid, strategische aanpak en participatie van alle actoren, een evenwicht tussen enerzijds de culturele behoeften en anderzijds het culturele aanbod, ondersteund door de lokale overheid » (artikel 2, 2o).

Het integraal cultuurbeleid wordt gedefinieerd als een cultuurbeleid dat uitgaat van de samenhang tussen de verschillende cultuurbeleidsdomeinen, met aandacht voor het cultureel erfgoed, het sociaal-cultureel werk en de kunsten. De Vlaamse Regering kan daaraan andere beleidsdomeinen toevoegen (artikel 2, 1o).

Het decreet heeft tot doel de gemeenten te stimuleren om te komen tot een kwalitatief en integraal cultuurbeleid. Het bepaalt ondersteuning aan gemeenten voor (1o) de opmaak en de uitvoering van een gemeentelijk cultuurbeleidsplan, (2o) de uitbouw van de werking van een cultuurcentrum en (3o) de uitbouw van de werking van een openbare bibliotheek opdat elke burger via deze voorziening gelijke en vrije toegang krijgt tot kennis, cultuur en informatie, opgeslagen in gedrukte en andere informatiedragers. De openbare bibliotheek schept een voorwaarde voor levenslang leren, culturele ontwikkeling van individuen en het democratisch functioneren van de samenleving (artikel 3).

Elke gemeente is verplicht, alleen of in een samenwerkingsverband met één of meer andere gemeenten, een openbare bibliotheek op te richten en uit te bouwen (artikel 9). Zij krijgt daarvoor subsidies volgens de voorwaarden bepaald door de Vlaamse Regering (artikel 38). Er zal met name worden nagegaan of de gemeentelijke bibliotheek voldoet aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 10 van het decreet (artikel 19, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 januari 2002 ter uitvoering van het decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid).

Krachtens artikel 10, § 1, van voormeld decreet moet elke gemeentelijke openbare bibliotheek aan de volgende voorwaarden voldoen : « 1o een onafhankelijk en pluriform informatieaanbod ter beschikking stellen, breed en zorgvuldig samengesteld, aangepast aan de behoeften van het doelpubliek en in een niet-commerciële omgeving; 2o het raadplegen in de bibliotheek van alle informatiedragers én minstens het uitlenen van gedrukte materialen uit eigen collectie is kosteloos; 3o een on-linecatalogus aanbieden die gekoppeld is aan een centraal catalogusbestand; 4o toegankelijk en open zijn voor het publiek op klantvriendelijke uren; 5o geleid worden door een voltijdse bibliothecaris in het bezit van een diploma van hoger onderwijs. Indien de gemeente 20.000 inwoners of meer telt, moet de bibliothecaris altijd op A-niveau worden ingeschaald; 6o beschikken over voldoende personeel waarbij, met uitzondering van het werklieden- en onderhoudspersoneel, minstens de helft van het A- of het B-niveau is; 7o beschikken over een beheersorgaan voor de bibliotheek, hetzij overeenkomstig artikel 9, b), van het decreet van 28 januari 1974 betreffende het cultuurpact, hetzij overeenkomstig artikel 9, b), van hetzelfde decreet waarbij het beheersorgaan ten bedrage van maximaal 1/3 van zijn ledenaantal deskundigen kan coöpteren, hetzij overeenkomstig artikel 9, c) , van hetzelfde decreet; 8o meewerken aan projecten in het kader van een streekgericht bibliotheekbeleid; 9o meewerken aan landelijke initiatieven van het VCOB; 10o van de middelen, bestemd voor de aankoop van gedrukte materialen, jaarlijks minstens 75 percent van het vastgestelde budget besteden aan Nederlandstalige publicaties. » Ten aanzien van het belang B.2.1. De Vlaamse Regering betwist het belang van de verzoekende partij bij de vernietiging van de bestreden bepaling.

B.2.2. Tot staving van haar belang voert de verzoekende gemeente aan dat zij, wanneer de gemeentelijke openbare bibliotheek niet aan de bestreden voorwaarde voldoet, geen recht heeft op subsidies van de Vlaamse Gemeenschap en zelf voor de subsidiëring van de bibliotheek moet instaan.

B.2.3. De aangevochten bepaling voorziet in een voorwaarde die de bibliotheken moeten vervullen om door de Vlaamse Gemeenschap te worden gesubsidieerd. Aangezien het voor de verzoekende gemeente budgettaire gevolgen zou kunnen hebben, indien zij die voorwaarde niet zou vervullen, heeft zij belang bij de vernietiging.

Ten aanzien van het eerste middel B.3. Het eerste middel is afgeleid uit een schending van de artikelen 10, 11 en 23 van de Grondwet, van artikel 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en van de artikelen 26 en 27 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.

De verzoekende partij voelt zich gediscrimineerd doordat de bestreden bepaling de faciliteitengemeenten op dezelfde wijze behandelt als de andere gemeenten.

B.4.1. De Vlaamse Regering werpt op dat het Hof niet bevoegd is om de bestreden bepaling rechtstreeks te toetsen aan artikel 23 van de Grondwet en de aangevoerde verdragsbepalingen.

B.4.2. Uit de uiteenzetting van het middel blijkt dat de aangevoerde grondwetsbepaling en verdragsbepalingen in samenhang met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet worden aangevoerd.

De exceptie van onbevoegdheid wordt verworpen.

B.5.1. Artikel 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten voegen niets toe aan het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Zij dienen niet in het onderzoek van het Hof te worden betrokken.

B.5.2. Artikel 23 van de Grondwet bepaalt : « Ieder heeft het recht een menswaardig leven te leiden.

Daartoe waarborgen de wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de economische, sociale en culturele rechten, waarvan ze de voorwaarden voor de uitoefening bepalen.

Die rechten omvatten inzonderheid : [...] 5o het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing. » B.5.3. Artikel 27 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten bepaalt : « In Staten waar zich etnische, godsdienstige of linguïstische minderheden bevinden, mag aan personen die tot die minderheden behoren niet het recht worden ontzegd, in gemeenschap met de andere leden van hun groep, hun eigen cultuur te beleven, hun eigen godsdienst te belijden en in de praktijk toe te passen, of zich van hun eigen taal te bedienen. » B.5.4. Het Hof dient derhalve te onderzoeken of de bestreden bepaling discriminerende voorwaarden bepaalt voor de uitoefening van het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing of op discriminerende wijze afbreuk doet aan het recht van de Franstalige inwoners van de gemeente Sint-Genesius-Rode om in gemeenschap met de andere leden van hun groep hun eigen cultuur te beleven.

B.6.1. De verzoekende partij voelt zich gediscrimineerd doordat de bestreden bepaling de faciliteitengemeenten op dezelfde wijze behandelt als de andere gemeenten.

B.6.2. Een uniforme regeling is niet in strijd met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie dan wanneer categorieën die zich in wezenlijk verschillende situaties bevinden op identieke wijze worden behandeld zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat.

B.6.3. De speciale taalregeling die op de verzoekende gemeente van toepassing is, houdt in dat de openbare bibliotheek die zij organiseert de berichten, mededelingen en formulieren die voor het publiek bestemd zijn ook in het Frans opstelt en dat zij de personen in het Frans moet antwoorden als zij zich van die taal bedienen. Die regeling heeft niet tot gevolg dat die gemeente in een situatie wordt geplaatst die zozeer verschilt van die van de andere gemeenten die tot hetzelfde eentalige taalgebied behoren, dat zij de decreetgever zou verplichten ze op een verschillende manier te behandelen wat de subsidieregeling voor de bibliotheken betreft.

B.6.4. Het gegeven dat de gemeente Sint-Genesius-Rode in het Nederlandse taalgebied is gelegen kan dus verantwoorden dat de decreetgever bepaalt dat de gemeentelijke openbare bibliotheek in die gemeente, zoals in de andere gemeenten in het Nederlandse taalgebied, een bepaald percentage van haar budget aan Nederlandstalige publicaties besteedt indien zij voor subsidiëring door de Vlaamse Gemeenschap in aanmerking wenst te komen.

Een percentage van 75 pct. kan in dat verband niet worden beschouwd als onevenredig ten opzichte van het nagestreefde doel. De bepaling laat voldoende ruimte om anderstalige publicaties te verwerven.

Bovendien blijkt noch uit de bestreden bepaling, noch uit het decreet waarvan de bestreden bepaling deel uitmaakt, dat de gemeenten met inachtneming van de vigerende taalwetgeving geen bibliotheken zouden mogen instandhouden, inrichten of subsidiëren die niet aan de voorwaarden van de bestreden bepaling zouden voldoen.

B.7. De bestreden bepaling doet niet op discriminerende wijze afbreuk aan de rechten vervat in artikel 23 van de Grondwet en artikel 27 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.

Het middel kan niet worden aangenomen.

Ten aanzien van het tweede middel B.8. Het tweede middel is afgeleid uit een schending van artikel 41, in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11, van de Grondwet, doordat de bestreden bepaling de verzoekende partij enkel toestaat om subsidies toe te kennen aan bibliotheken die jaarlijks minstens 75 pct. van de fondsen bestemd voor de verwerving van gedrukte werken besteden aan Nederlandstalige publicaties, terwijl de exclusieve gemeentelijke en provinciale belangen geregeld worden door de gemeente- of provincieraden volgens de grondwettelijke regels. Doordat zij de Franstalige bibliotheken die meer dan 25 pct. van hun fondsen besteden aan de verwerving van Franstalige publicaties niet zou mogen subsidiëren, zou de verzoekende partij verplicht worden haar Franstalige inwoners te discrimineren ten opzichte van haar Nederlandstalige inwoners.

De grief komt erop neer dat de bestreden bepaling ten aanzien van een bepaalde categorie van gemeenten afbreuk zou doen aan de waarborg waarin artikel 41 van de Grondwet voorziet.

B.9. Naar luid van artikel 41 van de Grondwet worden de uitsluitend gemeentelijke belangen door de gemeenteraden geregeld volgens de beginselen bij de Grondwet vastgesteld.

Die beginselen zijn nader omschreven in artikel 162 van de Grondwet.

Krachtens het tweede lid, 2o, van dat artikel verzekert de wet, het decreet of de ordonnantie, naar gelang van het geval, de toepassing van het beginsel dat de gemeenteraden bevoegd zijn voor alles wat van gemeentelijk belang is.

B.10. Rekening houdend met wat is uiteengezet in B.6.3 en B.6.4 en met artikel 6, § 1, VIII, eerste lid, 10o, en tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, heeft de decreetgever, door te voorzien in subsidiëringsvoorwaarden voor de bibliotheken die hij bedoelt, de gemeentelijke overheden niet belet hun eigen bevoegdheden ter zake uit te oefenen.

B.11. De bestreden bepaling doet niet op discriminerende wijze afbreuk aan de waarborg ingeschreven in artikel 41 van de Grondwet.

Het middel is niet gegrond.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.

Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 24 juni 2003.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, A. Arts.

^