Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 06 juni 2003

Uittreksel uit arrest nr. 73/2003 van 26 mei 2003 Rolnummers 2598, 2600, 2602, 2603, 2605, 2617 en 2621 In zake : de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de wet van 13 december 2002 « tot wijziging van het Kieswetboek eve Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters L. Fra(...)

bron
arbitragehof
numac
2003200657
pub.
06/06/2003
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Uittreksel uit arrest nr. 73/2003 van 26 mei 2003 Rolnummers 2598, 2600, 2602, 2603, 2605, 2617 en 2621 In zake : de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de wet van 13 december 2002 « tot wijziging van het Kieswetboek evenals zijn bijlage » en van de wet van 13 december 2002 houdende verschillende wijzigingen van de kieswetgeving, ingesteld door H. Vandenberghe en anderen, door G. Annemans en anderen, door B. Laeremans en H. Goyvaerts, door R. Duchatelet, door de v.z.w.

Nieuw-Vlaamse Alliantie en anderen en door J. Van den Driessche.

Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters L. François, P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman en E. Derycke, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Arts, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging a. Bij verzoekschriften die aan het Hof zijn toegezonden bij op 14, 16 en 24 januari 2003 ter post aangetekende brieven en ter griffie zijn ingekomen op 15, 17 en 27 januari 2003, zijn beroepen tot gehele of gedeeltelijke (de artikelen 2 tot 6, 9, 10 en 11) vernietiging van de wet van 13 december 2002 « tot wijziging van het Kieswetboek evenals zijn bijlage » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 10 januari 2003) ingesteld door : 1.H. Vandenberghe, wonende te 3110 Rotselaar, Walenstraat 12, H. Van Rompuy, wonende te 1640 Sint-Genesius-Rode, Hoevestraat 41, en C. Devlies, wonende te 3000 Leuven, Bondgenotenlaan 132; 2. B.Laeremans, wonende te 1850 Grimbergen, Nieuwe Schapenweg 2, en H. Goyvaerts, wonende te 3001 Heverlee, Huttenlaan 21; 3. de v.z.w. Nieuw-Vlaamse Alliantie, met zetel te 1000 Brussel, Barricadenplein 12, G. Bourgeois, wonende te 8870 Izegem, Baronnielaan 12, D. Pieters, wonende te 3000 Leuven, Brouwerstraat 33, F. Brepoels, wonende te 3500 Hasselt, Maastrichtersteenweg 144, B. Weyts, wonende te 1653 Dworp, 's Hertogenbos 15, L. Maes, wonende te 1930 Zaventem, Groenveld 16, en M. Billiau, wonende te 7780 Komen, Werviksesteenweg 431. b. Bij verzoekschriften die aan het Hof zijn toegezonden bij op 14, 16, 20 en 24 januari 2003 ter post aangetekende brieven en ter griffie zijn ingekomen op 15, 17, 21 en 27 januari 2003, zijn beroepen tot gehele of gedeeltelijke (de artikelen 6, 10, 12, 16, 29 en 30) vernietiging van de wet van 13 december 2002 houdende verschillende wijzigingen van de kieswetgeving (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 10 januari 2003) ingesteld door : 1.H. Vandenberghe, H. Van Rompuy en C. Devlies, voornoemd; 2. G.Annemans, wonende te 2050 Antwerpen, Blancefloerlaan 175, bus 91, B. Laeremans en H. Goyvaerts, voornoemd, en J. Van Hauthem, wonende te 1750 Lennik, Scheestraat 21; 3. R.Duchatelet, wonende te 2100 Deurne, E. Van Steenbergenlaan 52; 4. de v.z.w. Nieuw-Vlaamse Alliantie, G. Bourgeois, D. Pieters, F. Brepoels, B. Weyts, L. Maes en M. Billiau, voornoemd. c. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 30 januari 2003 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 31 januari 2003, heeft J.Van den Driessche, wonende te 1700 Dilbeek, Baron de Vironlaan 80, bus 25, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 5 van de wet van 13 december 2002 « tot wijziging van het Kieswetboek evenals zijn bijlage » en artikel 16 van de wet van 13 december 2002 houdende verschillende wijzigingen van de kieswetgeving.

Die zaken, ingeschreven onder de nummers 2598 (a.1.), 2600 (b.1.), 2602 (a.2.), 2603 (b.2.), 2605 (b.3.), 2617 (a.3. en b.4.) en 2621 (c.) van de rol van het Hof, zijn samengevoegd.

Bij het arrest nr. 30/2003 van 26 februari 2003 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 28 februari 2003) heeft het Hof sommige van de aangevochten bepalingen geschorst.

De Ministerraad heeft een memorie ingediend en de verzoekende partijen hebben memories van antwoord ingediend.

Op de openbare terechtzitting van 29 april 2003 : - zijn verschenen : . Mr. L. Wynant, advocaat bij de balie te Brussel, en Mr. B. Beelen, advocaat bij de balie te Leuven, voor de verzoekende partijen in de zaken nrs. 2598 en 2600; . Mr. E. Pison, advocaat bij de balie te Brussel, voor de verzoekende partijen in de zaken nrs. 2602 en 2603; . Mr. W. Niemegeers, advocaat bij de balie te Gent, voor de verzoekende partijen in de zaken nrs. 2605 en 2621; . Mr. M. Storme, advocaat bij de balie te Brussel, voor de verzoekende partijen in de zaak nr. 2617; . Mr. B. Verdegem en Mr. J.-L. Jaspar, advocaten bij de balie te Brussel, en Mr. B. Degraeve, advocaat bij de balie te Brugge, loco Mr.

B. Bronders, advocaat bij de balie te Brugge, en loco Mr. P. Peeters, advocaat bij de balie te Antwerpen, voor de Ministerraad; - hebben de rechters-verslaggevers L. Lavrysen en P. Martens verslag uitgebracht; - zijn de voornoemde advocaten gehoord; - zijn de zaken in beraad genomen.

De voorschriften van de bijzondere wet op het Arbitragehof met betrekking tot de rechtspleging en het gebruik van de talen werden in acht genomen.

II. In rechte (...) De bestreden bepalingen B.1. Het Hof dient de omvang van de beroepen tot vernietiging te bepalen aan de hand van de inhoud van de verzoekschriften.

Nu enkel tegen de artikelen 2, 3, 4, 5, 6, 9, 10 en 11 van de wet van 13 december 2002 « tot wijziging van het Kieswetboek evenals zijn bijlage » en tegen de artikelen 6, 10, 12, 16, 29 en 30 van de wet van 13 december 2002 houdende verschillende wijzigingen van de kieswetgeving middelen worden aangevoerd, beperkt het Hof zijn onderzoek tot die bepalingen.

Wanneer evenwel uit het nader onderzoek van de middelen blijkt dat enkel bepaalde onderdelen van die bepalingen worden bekritiseerd, wordt het onderzoek in voorkomend geval tot die onderdelen beperkt.

B.2.1. Artikel 2 van de wet van 13 december 2002 « tot wijziging van het Kieswetboek evenals zijn bijlage » bepaalt : « De in artikel 87 van het Kieswetboek bedoelde en bij dit Wetboek bijgevoegde tabel, die de administratieve arrondissementen in kieskringen samenvoegt, wordt vervangen door de tabel die als bijlage bij deze wet opgenomen is. » B.2.2. Artikel 3 van dezelfde wet bepaalt dat in artikel 94 van het Kieswetboek de volgende wijzigingen worden aangebracht : « 1o tussen het vierde en het vijfde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende : " In het hoofdbureau van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde moet minstens één bijzitter een magistraat zijn van de rechtbank van eerste aanleg van Brussel van de andere taalrol dan die van de voorzitter van het hoofdbureau. "; 2o de bestaande tekst, die § 1 zal vormen, wordt aangevuld met een § 2, luidende : " § 2. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen voorzien in het tweede lid en de volgende leden : 1o het hoofdbureau van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde is belast met de kiesverrichtingen voor de lijsten van de Franstalige kandidaten en voor de lijsten van de Nederlandstalige kandidaten voorgedragen in deze kieskring; 2o het hoofdbureau van de kieskring Leuven is belast met de kiesverrichtingen voor de lijsten van de kandidaten die worden voorgedragen in de kieskring Leuven.

Voor de verrichtingen die zowel op de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde betrekking hebben als op de kieskring Leuven, wordt een bureau opgericht dat de leden van elk van deze twee bureaus verenigt.

Het bureau aangeduid in het vorige lid, genaamd ' verenigd bureau ', houdt zitting in de hoofdplaats van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde. Het wordt voorgezeten door de voorzitter van de kieskring die het grootste aantal inwoners telt. In geval van staking van stemmen in de schoot van het verenigd bureau is de stem van de voorzitter doorslaggevend. Het verenigd bureau is bevoegd voor de volgende verrichtingen : 1o het opmaken en drukken van het stembiljet, zoals bepaald in de artikelen 127 tot 129; 2o de verrichtingen inzake het tellen van de stemmen, de aanwijzing en de afkondiging van de verkozenen, zoals bepaald in de artikelen 164 en 172 tot 176; 3o het opstellen van het proces-verbaal van de verkiezing, zoals bepaald in artikel 177.

Indien tussen de zittingen van het voorlopig en van het definitief afsluiten van de kandidatenlijsten, zoals bepaald in de artikelen 119 en 124, de indieners of de kandidaten van een lijst die behoort tot het geheel van lijsten van Franstalige kandidaten of tot het geheel van lijsten van Nederlandstalige kandidaten van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde een klacht hebben ingediend tegen het aanvaarden van kandidaten op een lijst die ingediend is in handen van de voorzitter van het hoofdbureau van de kieskring Leuven, of omgekeerd, indien de indieners of de kandidaten van een lijst die werd ingediend in handen van de voorzitter van het hoofdbureau in laatstgenoemde kieskring een klacht hebben ingediend tegen het aanvaarden van een kandidaat op een lijst die behoort tot het geheel van de lijsten van Franstalige kandidaten of tot het geheel van de lijsten van Nederlandstalige kandidaten van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, dan overleggen het hoofdbureau van laatstgenoemde kieskring en het hoofdbureau van de kieskring Leuven met elkaar en houden ze zitting, indien nodig, als verenigd bureau tijdens de definitieve afsluiting van de kandidatenlijsten, om elke contradictie in de beslissingen over deze klachten te vermijden. " » B.2.3. Artikel 4 van dezelfde wet bepaalt dat in artikel 115 van het Kieswetboek het tweede en het derde lid als volgt worden vervangen : « In de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, worden de Nederlandstalige kandidaten en de Franstalige kandidaten op afzonderlijke lijsten voorgedragen.

De lijsten van de Nederlandstalige kandidaten die voorgedragen worden in deze kieskring zijn gelijk aan de kandidatenlijsten die voorgedragen worden in de kieskring Leuven.

De voordrachtsakten van deze kandidaten, zoals bepaald in het vorige lid, moeten neergelegd worden in de handen van de voorzitter van het hoofdbureau, hetzij van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, hetzij van de kieskring Leuven.

De kandidaten die op een lijst staan die werd neergelegd in handen van de voorzitter van het hoofdbureau van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde moeten in de akte van bewilliging van hun kandidaatstellingen, bedoeld in artikel 116, § 4, laatste lid, verklaren dat zij Nederlandstalig of Franstalig zijn. De artikelen 119quater en 125quinquies zijn van toepassing op deze verklaring.

Voor de verkiezing van de leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers worden de in artikel 132, tweede lid, bedoelde verklaringen van lijstenverbinding overhandigd op donderdag, tiende dag vóór de stemming tussen 14 en 16 uur, in handen van de voorzitter van het hoofdbureau van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde.

Dit bureau vervult de functies die aan het ' provinciaal centraal bureau ' zijn toegewezen door de artikelen 132 tot 137 en 170 tot 171. » B.2.4. Artikel 5 van dezelfde wet bepaalt dat in artikel 116 van het Kieswetboek de volgende wijzigingen worden aangebracht : « 1o § 1 wordt aangevuld als volgt : " Voor het bepalen van het minimum aantal handtekeningen van kiezers dat vereist is voor de voordracht van Nederlandstalige kandidaten in handen van de voorzitter van het hoofdbureau van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde of voor de voordracht van kandidaten in handen van de voorzitter van het hoofdbureau van de kieskring Leuven, geldt het totale bevolkingscijfer van beide kieskringen.

Zowel de kiezers ingeschreven op de kiezerslijst van een gemeente van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde als de kiezers die ingeschreven zijn in de kiezerslijst van een gemeente van de kieskring Leuven kunnen hun handtekening plaatsen onder de voordracht van kandidaten zoals bepaald in het vorig lid. "; 2o § 5, alinea 5, wordt aangevuld als volgt : " Evenwel wordt het maximum aantal kandidaten dat toegestaan wordt op een lijst ingediend in de kieskring Leuven of in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde bepaald door het optellen van het aantal te verkiezen leden in elk van beide kieskringen. " » B.2.5. Artikel 6 van dezelfde wet bepaalt dat artikel 132, tweede lid, van het Kieswetboek als volgt wordt vervangen : « Deze verklaringen mogen enkel betrekking hebben op de verbinding tussen enerzijds lijsten voorgedragen in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en waarvan de kandidaten, in hun akte van bewilliging van hun kandidaatstellingen bedoeld in artikel 116, § 4, laatste lid, verklaard hebben dat zij Franssprekend zijn, en anderzijds, lijsten neergelegd in de kieskring Waals-Brabant. » B.2.6. Artikel 9 van dezelfde wet bepaalt dat in artikel 137 van het Kieswetboek de woorden « van de provinciehoofdplaats » worden vervangen door de woorden « van de hoofdplaats van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde ».

B.2.7. Artikel 10 van dezelfde wet bepaalt dat artikel 161bis van het Kieswetboek, waarvan de huidige tekst voortaan paragraaf 1 vormt, wordt aangevuld door een paragraaf 2, luidend als volgt : « § 2. Het hoofdbureau van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde stelt voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers twee samenvattende tabellen op : één in het Frans, waarin de uitslagen worden opgenomen die geregistreerd zijn op de tabellen, opgemaakt door de voorzitters van de kantonhoofdbureaus om de resultaten op te tekenen van de telling van de stemmen die werden uitgebracht op de lijsten van de Franstalige kandidaten; de andere in het Nederlands, waarin de uitslagen worden opgenomen die geregistreerd zijn op de tabellen, opgemaakt door de voorzitters van de kantoorhoofdbureaus om de resultaten op te tekenen van de telling van de stemmen die werden uitgebracht op de lijsten van de Nederlandstalige kandidaten. » B.2.8. Artikel 11 van dezelfde wet voegt in titel IV van het Kieswetboek een hoofdstuk Vbis in, dat de artikelen 168bis tot 168quater omvat, luidend als volgt : « HOOFDSTUK Vbis . - Zetelverdeling voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers in de kieskringen Brussel-Halle-Vilvoorde, Leuven en Waals-Brabant Art. 168bis . - Alvorens over te gaan tot de overdracht van de zetels in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, verdeelt het hoofdbureau van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde deze zetels tussen de lijsten van Nederlandssprekende kandidaten en de lijsten van Franssprekende kandidaten, op de wijze aangeduid in het volgende lid.

Het bureau stelt een kiesdeler vast door het algemeen totaal van de geldige stembiljetten te delen door het getal van de in de kieskring toe te kennen zetels. Het deelt de totalen van de stemcijfers respectievelijk verkregen door de lijsten van Nederlandssprekende kandidaten en door de lijsten van Franssprekende kandidaten, door deze deler. Het bepaalt aldus voor elke lijstengroep zijn kiesquotiënt, waarvan de eenheden het aantal behaalde zetels aanduiden; de eventueel nog beschikbare zetel wordt toegekend aan de lijstengroep waarvan het quotiënt de hoogste breuk heeft. Bij gelijkheid van breuk, wordt de resterende zetel toegekend aan de lijstengroep waarvan het stemcijfer het hoogst is.

Art. 168ter . - Met het oog op de verdeling van de zetels die toegekend moeten worden aan de lijsten van Nederlandssprekende kandidaten die voorgedragen zijn in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en in de kieskring Leuven, telt het hoofdbureau van de kieskring Leuven de stemcijfers die deze lijsten behaald hebben in Brussel-Halle-Vilvoorde en in Leuven, op.

Het verdeelt vervolgens het totaal van de zetels die toekomen aan de lijsten van Nederlandssprekende kandidaten die voorgedragen zijn in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en in de kieskring Leuven, volgens de in de artikelen 167 en 168 vastgestelde procedure.

Art. 168quater . - De verdeling van de zetels die moeten worden toegekend aan de lijsten van Franstalige kandidaten die voorgedragen zijn in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en aan de lijsten van kandidaten die voorgedragen zijn in de kieskring Waals-Brabant geschiedt overeenkomstig de artikelen 169 tot 171. » B.3.1. Artikel 6 van de wet van 13 december 2002 houdende verschillende wijzigingen van de kieswetgeving bepaalt dat artikel 118 van het Kieswetboek als volgt wordt vervangen : « Een kandidaat kan, binnen dezelfde lijst, tegelijk als kandidaat-titularis en als kandidaat-opvolger worden voorgedragen.

Een kandidaat mag niet voorkomen op meer dan één lijst.

Zonder afbreuk te doen aan de bepaling voorzien in artikel 115, derde lid, mag niemand voor de verkiezingen van de Kamer in meer dan één kieskring voorgedragen worden.

Niemand kan tegelijk kandidaat zijn voor de Kamer en voor de Senaat.

Niemand mag voor de Senaat voor meer dan één kiescollege voorgedragen worden.

Niemand kan een akte tot bescherming van een letterwoord ondertekenen en tegelijk kandidaat zijn op een lijst die een ander beschermd letterwoord gebruikt.

De bewilligende kandidaat die een van de verbodsbepalingen van de vijf vorige leden overtreedt, is strafbaar met de straffen bepaald bij artikel 202. Zijn naam wordt geschrapt van alle lijsten waarop hij voorkomt. Om die schrapping te verzekeren doet de voorzitter van het hoofdbureau van de kieskring of collegehoofdbureau, onmiddellijk na het verstrijken van de termijn voor het indienen van de kandidatenlijsten, langs de snelste weg een uittreksel uit alle ingediende lijsten toekomen aan de minister van Binnenlandse Zaken.

Dit uittreksel moet de naam, de voornaam, de geboortedatum van de kandidaten en het letterwoord van de lijst bepaald bij artikel 116, § 4, tweede lid, inhouden.

In voorkomend geval geeft de minister van Binnenlandse Zaken uiterlijk de zeventiende dag vóór de stemming, te 16 uur, aan de voorzitter van het hoofdbureau van de kieskring of collegehoofdbureau kennis van de gevallen van kandidaatstelling die een overtreding vormen van de bepalingen van dit artikel.

In afwijking van het vierde lid en bij de eerste federale parlementsverkiezingen na de inwerkingtreding van de wet van 13 december 2002 houdende verschillende wijzigingen van de kieswetgeving : 1o mag niemand tegelijk voor de Kamer en de Senaat voorgedragen worden, tenzij de voordracht voor de Kamer ingediend wordt in de kieskring van de woonplaats van de kandidaat; de kandidaten voor de Kamer in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde mogen enkel kandidaat voor de Senaat zijn voor het kiescollege dat overeenstemt met de taalgroep die zij aangeduid hebben in de akte van bewilliging van hun kandidaatstellingen, conform artikel 115, vijfde lid; 2o moet de kandidaat die tegelijk in de Kamer en in de Senaat verkozen is, tussen de twee mandaten kiezen en zijn keuze bekendmaken aan elk van de twee vergaderingen binnen drie dagen na de afkondiging van zijn verkiezing door het kieskring- of collegehoofdbureau; hij wordt vervangen in de vergadering waarin hij gekozen heeft niet te zetelen, door de eerste opvolger van de lijst waarop hij verkozen werd. » B.3.2. Artikel 10 van dezelfde wet bepaalt dat in artikel 128, § 1, van het Kieswetboek de volgende wijzigingen worden aangebracht : « 1o het vierde lid wordt vervangen als volgt : " De naam en voornaam van de kandidaat-titularissen en kandidaat-opvolgers worden in de volgorde van de voordracht vermeld in de kolom bestemd voor de lijst waartoe zij behoren. De vermelding ' opvolgers ' staat boven de naam en voornaam van de kandidaten voor de plaatsen van opvolger. "; 2o het volgende lid wordt bijgevoegd : " In de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde worden de lijsten van Nederlandssprekende kandidaten en de lijsten van Franssprekende kandidaten afzonderlijk op het stembiljet gerangschikt in de volgorde van de nummers. De lijsten van Nederlandssprekende kandidaten staan omgekeerd ten opzichte van de lijsten van Franssprekende kandidaten. " » B.3.3. Artikel 12 van dezelfde wet bepaalt dat in artikel 156 van het Kieswetboek de volgende wijzigingen worden aangebracht : « 1o in § 1 worden het tweede, derde en vierde lid vervangen door de volgende leden : " Na deze eerste indeling worden de geldige stembiljetten van elk van de lijsten per lijst verdeeld in vier subcategorieën die het volgende omvatten : 1o de stembiljetten waarop bovenaan op de lijst is gestemd; 2o de stembiljetten waarop alleen naast de naam van één of meerdere kandidaat-titularissen is gestemd; 3o de stembiljetten waarop tegelijk naast de naam van één of meerdere kandidaat-titularissen en naast de naam van één of meerdere kandidaat-opvolgers is gestemd; 4o de stembiljetten waarop alleen naast de naam van één of meerdere kandidaat-opvolgers is gestemd.

De stembiljetten waarop bovenaan op de lijst en tegelijk naast de naam van één of meerdere kandidaat-titularissen of van één of meerdere kandidaat-titularissen en kandidaat-opvolgers is gestemd, worden, naar gelang van het geval, in de tweede of derde subcategorie geplaatst.

De stembiljetten waarop bovenaan en tegelijk naast de naam van één of meerdere kandidaat-opvolgers is gestemd, worden in de vierde subcategorie geplaatst.

Op alle in de twee vorige leden bedoelde stembiljetten schrijft de voorzitter de vermelding ' geldig ' en zet hij zijn paraaf. "; 2o een § 3 wordt ingevoegd, luidende als volgt : " § 3. Voor de verkiezing van de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers rangschikt elk telbureau van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde de stembiljetten in twee categorieën : 1o de stembiljetten waarop een stem is uitgebracht voor de lijsten van Franstalige kandidaten. 2o de stembiljetten waarop een stem is uitgebracht voor de lijsten van Nederlandstalige kandidaten.

In deze kieskring wordt de model-tabel bedoeld in artikel 161, tweede lid, opgesteld in tweevoud : een eerste exemplaar, opgesteld in het Frans, vermeldt de resultaten van de telling voor wat betreft de stemmen uitgebracht op de lijsten van Franstalige kandidaten, en een tweede exemplaar, opgesteld in het Nederlands, vermeldt de resultaten van de telling voor wat betreft de stemmen uitgebracht op de lijsten van Nederlandstalige kandidaten.

In dezelfde kieskring, stelt het kantonhoofdbureau op dezelfde wijze in twee exemplaren de verzamelstaat op, bedoeld in artikel 161, achtste lid.

In afwijking van de twee vorige leden, wordt het exemplaar van de modeltabel en van de verzamelstaat die daar worden aangeduid en die de resultaten vermelden van de telling van het aantal stemmen voor de lijsten van Franstalige kandidaten, in het Nederlands vermeld in de kieskantons waarvan de hoofdplaats gelegen is in het administratief arrondissement van Halle-Vilvoorde. " » B.3.4. Artikel 16 van dezelfde wet bepaalt dat in titel IV van het Kieswetboek een hoofdstuk IVbis wordt ingevoegd, dat artikel 165bis omvat, luidend als volgt : « HOOFDSTUK IVbis . - Gemeenschappelijke bepaling voor de zetelverdeling voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers, ongeacht of er lijstenverbinding is, en van de Senaat Art. 165bis . - Worden enkel toegestaan voor de zetelverdeling : 1o voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers : a) de lijsten die minstens 5 % van het algemeen totaal van de geldig uitgebrachte stemmen in de kieskring behaald hebben, zonder afbreuk te doen aan wat in b) en c) bepaald wordt voor de kieskringen Brussel-Halle-Vilvoorde en Leuven;b) de lijsten van Franssprekende kandidaten die in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde minstens 5 % van het algemeen totaal van de geldig uitgebrachte stemmen ten gunste van al deze lijsten behaald hebben;c) de lijsten van Nederlandssprekende kandidaten en de lijsten van kandidaten die in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en in de kieskring Leuven, minstens 5 % van het algemeen totaal van de geldig uitgebrachte stemmen ten gunste van al deze lijsten behaald hebben. 2o voor de verkiezing van de Senaat, de lijsten die minstens 5 % van het algemeen totaal van de geldig uitgebrachte stemmen ten gunste van de lijsten die voorgedragen zijn voor het Nederlandse kiescollege of het Franse kiescollege, naargelang van het geval, behaald hebben. » B.3.5. Artikel 29 van dezelfde wet bepaalt dat artikel 20, tweede lid, van de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming als volgt wordt vervangen : « In de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde drukt de voorzitter van het kantonhoofdbureau bij de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers, van het Europees Parlement of van de Senaat twee stemopnemingstabellen af; de ene, in het Nederlands gesteld, bevat de uitslag van de stemmen uitgebracht op de lijsten van Nederlandstalige kandidaten of op een kandidatenlijst ingediend in het Nederlandse collegehoofdbureau, en de andere, in het Frans gesteld, bevat de uitslag van de stemmen uitgebracht op de lijsten van Franstalige kandidaten of op een kandidatenlijst ingediend in het Franse collegehoofdbureau; hij drukt telkens een apart proces-verbaal af in functie van de taalaanhorigheid van de kandidaten voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers, of in functie van het hoofdbureau van het college waar de lijst werd ingediend bij de verkiezing van het Europees Parlement of van de Senaat.

In afwijking van het vorig lid, wordt de stemopnemingstabel die de resultaten bevat van de stemmen uitgebracht op lijsten van Franstalige kandidaten of op kandidatenlijsten die ingediend werden op het Franse collegehoofdbureau, ingediend in het Nederlands in de kieskantons waarvan de hoofdplaats gelegen is in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde. » B.3.6. Artikel 30 van dezelfde wet bepaalt dat artikel 1, § 1, 2o, van de wet van 3 juli 1971 « tot indeling van de leden van de Wetgevende Kamers in taalgroepen en houdende diverse bepalingen betreffende cultuurraden voor de Nederlandse cultuurgemeenschap en voor de Franse cultuurgemeenschap » als volgt wordt vervangen : « 2o De volksvertegenwoordigers die verkozen zijn op in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde ingediende lijsten, waarvan de kandidaten hebben verklaard dat ze Franstalig zijn, maken deel uit van de Franse taalgroep.

De volksvertegenwoordigers die verkozen zijn op in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde ingediende lijsten, waarvan de kandidaten hebben verklaard dat ze Nederlandstalig zijn, maken deel uit van de Nederlandse taalgroep. » Ten aanzien van het belang van de verzoekende partijen B.4.1. De Ministerraad betwist het belang van de verzoekende partijen.

B.4.2. Het kiesrecht is het fundamenteel politiek recht in de representatieve democratie. Elke kiezer of kandidaat doet blijken van het vereiste belang om de vernietiging te vorderen van bepalingen die zijn stem of zijn kandidatuur ongunstig kunnen beïnvloeden.

B.4.3. De bestreden bepalingen hebben betrekking op de indeling van het grondgebied in kieskringen voor de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers, op de mogelijkheid tot lijstenverbinding, op het instellen van een kiesdrempel en op de mogelijkheid tot gelijktijdige kandidaatstelling voor de Kamer en de Senaat.

De verzoekende partijen die kiezers zijn of die zich voornemen kandidaat te zijn, doen blijken van het vereiste belang bij de vernietiging van de bepalingen die op algemene wijze in kieszaken van toepassing zijn. Doordat zij kiezers zijn of verkiesbaar zijn in de kieskringen Brussel-Halle-Vilvoorde of Leuven, doen zij blijken van een belang bij het aanvechten van de specifieke bepalingen voor beide kieskringen.

Er is geen aanleiding om na te gaan of andere verzoekende partijen in dezelfde zaken of dezelfde verzoekende partijen in een andere hoedanigheid het beroep op ontvankelijke wijze hebben ingesteld.

Ten aanzien van de middelen die betrekking hebben op de organisatie van de verkiezingen voor de Kamer van volksvertegenwoordigers in de kieskringen Brussel-Halle-Vilvoorde en Leuven B.5. Artikel 2 van de wet van 13 december 2002 « tot wijziging van het Kieswetboek evenals zijn bijlage », dat de bijlage bedoeld in artikel 87 van het Kieswetboek vervangt, strekt ertoe de kieskringen voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers te vergroten tot het niveau van de provincies, behalve wat de provincie Vlaams-Brabant betreft. De kieskringen Brussel-Halle-Vilvoorde en Leuven worden behouden.

Krachtens artikel 115 van het Kieswetboek, zoals gewijzigd bij artikel 4 van de wet van 13 december 2002 « tot wijziging van het Kieswetboek evenals zijn bijlage », worden in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers de Nederlandstalige en de Franstalige kandidaten op afzonderlijke lijsten voorgedragen. Die kandidaten moeten in de akte van bewilliging van hun kandidaatstelling verklaren dat zij Nederlandstalig of Franstalig zijn. De lijsten van de Nederlandstalige kandidaten die worden voorgedragen in die kieskring zijn dezelfde als die welke worden voorgedragen in de kieskring Leuven.

Het minimum aantal handtekeningen van kiezers dat is vereist voor de voordracht van kandidaten in de kieskringen Brussel-Halle-Vilvoorde en Leuven wordt krachtens artikel 116 van het Kieswetboek, zoals aangevuld door artikel 5 van de wet van 13 december 2002 « tot wijziging van het Kieswetboek evenals zijn bijlage », bepaald op basis van het totale bevolkingscijfer van beide kieskringen. Het maximum aantal kandidaten dat wordt toegestaan op een in de voormelde kieskringen ingediende lijst wordt bepaald door het optellen van het aantal te verkiezen kamerleden in elk van beide kieskringen.

De artikelen 168bis tot 168quater van het Kieswetboek, ingevoegd door artikel 11 van de wet van 13 december 2002 « tot wijziging van het Kieswetboek evenals zijn bijlage », bepalen de zetelverdeling voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers in de kieskringen Brussel-Halle-Vilvoorde, Leuven en Waals-Brabant. Voor de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde wordt eerst bepaald hoeveel zetels aan de Franstalige lijsten toekomen en hoeveel zetels aan de Nederlandstalige lijsten. De zetels die aan de groep van Franstalige lijsten toekomen worden verder verdeeld onder de lijsten en de kandidaten volgens de gebruikelijke regels. Wat de Nederlandstalige lijsten betreft, worden de verkiezingsresultaten in de kieskring Leuven toegevoegd en wordt aan het aantal toe te kennen zetels het aantal zetels toegevoegd dat aan de kieskring Leuven toekomt.

B.6. De middelen tegen de uiteengezette regeling zijn afgeleid uit een schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met verschillende andere grondwetsbepalingen en verdragsbepalingen.

In de eerste plaats voeren de verzoekende partijen aan dat de bestreden bepalingen ertoe leiden dat de zetelverdeling voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers in de kieskringen Brussel-Halle-Vilvoorde en Leuven niet op grond van het bevolkingscijfer plaatsvindt, zoals voorgeschreven door artikel 63 van de Grondwet, maar op grond van het stemgedrag, waardoor het grondwettelijk bepaalde aantal van zeven zetels voor de kieskring Leuven niet zou zijn gewaarborgd (eerste onderdeel van het eerste middel in de zaak nr. 2598, vierde middel in de zaak nr. 2602 en eerste onderdeel van het vierde middel in de zaak nr. 2617).

In de tweede plaats zien de verzoekende partijen een discriminatie in de afwijking, wat de provincie Vlaams-Brabant betreft, van de regel dat de kieskringen voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers samenvallen met de provincies (eerste onderdeel van het eerste middel in de zaak nr. 2617).

In de derde plaats voeren de verzoekende partijen aan dat enkel de Nederlandstalige kiezers in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en de kiezers in de kieskring Leuven kunnen stemmen voor kandidaten van een andere kieskring en dat enkel kandidaten in de kieskring Leuven en Nederlandstalige kandidaten in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde stemmen kunnen behalen buiten de grenzen van hun respectieve kieskring (eerste onderdeel van het middel in de zaak nr. 2598 en eerste middel in de zaak nr. 2602).

In de vierde plaats uiten de verzoekende partijen kritiek op het onderscheid tussen de Franstalige kandidaten en de Nederlandstalige kandidaten in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde. De eerste categorie kan alleen dingen naar de stemmen van de kiezers van die kieskring, terwijl de tweede categorie kan en moet dingen naar de stemmen van de kiezers die binnen de kieskring Leuven hun stem uitbrengen (eerste onderdeel van het middel in de zaak nr. 2598).

In de vijfde plaats voeren de verzoekende partijen een discriminatie aan die erin zou bestaan dat Brusselaars en Vlaams-Brabanders wel in twee kieskringen mogen opkomen en anderen niet (tweede onderdeel van het vierde middel in de zaak nr. 2617).

In de zesde plaats is het volgens de verzoekende partijen niet te verantwoorden dat kandidaten uit Brussel-Halle-Vilvoorde of Leuven, in tegenstelling tot andere kandidaten, voor de Senaat mogen kandideren en tegelijk voor de Kamer in een kieskring die niet die van hun woonplaats is, namelijk Brussel-Halle-Vilvoorde voor de Leuvenaars en Leuven voor de kandidaten uit Brussel-Halle-Vilvoorde (derde onderdeel van het vierde middel in de zaak nr. 2617).

In de zevende plaats is het volgens de verzoekende partijen discriminerend dat de regeling voor Brussel-Halle-Vilvoorde en Leuven niet toestaat te bepalen voor welke van beide kieskringen de kandidaten op de Nederlandstalige lijsten zijn verkozen. De kiezers in die kieskringen wordt derhalve het recht ontnomen om vrij te kiezen tussen de kandidaten van hun kieskring, wat in geen enkele andere kieskring het geval is (eerste onderdeel van het middel in de zaak nr. 2598).

In de achtste plaats voeren de verzoekende partijen nog een andere discriminatie aan. Door de voorafgaande zetelverdeling tussen het geheel van de Vlaamse lijsten, enerzijds, en de Franstalige lijsten, anderzijds, worden in Brussel-Halle-Vilvoorde de stemmen van alle lijsten meegeteld, ook van de lijsten die geen vijf procent van de stemmen behaalden. Op die manier zouden de Franstalige lijsten worden bevoordeeld en zou er een Vlaamse zetel verloren gaan. In Brussel-Halle-Vilvoorde zouden immers een tiental kleine Franstalige partijen bestaan die normaal de natuurlijke kiesdrempel niet halen en derhalve niet in aanmerking komen voor de zetelverdeling (eerste onderdeel van het vierde middel in de zaak nr. 2617).

In de negende plaats zien de verzoekende partijen een discriminatie in de bepaling die ertoe leidt dat, in het uitzonderlijke geval van een gelijk kiesquotiënt van de Nederlandstalige en de Franstalige lijstengroepen in Brussel-Halle-Vilvoorde, de resterende zetel steeds naar de Franstaligen gaat (vierde middel in de zaak nr. 2602).

In de tiende plaats zou, door te bepalen dat de kandidaten in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers in de akte van bewilliging moeten verklaren dat zij Nederlandstalig of Franstalig zijn, in strijd met artikel 64 van de Grondwet een bijkomende verkiesbaarheidsvoorwaarde zijn ingesteld. De bepaling zou voorts tot gevolg hebben dat iemand die Nederlandstalig noch Franstalig is, maar bijvoorbeeld Duitstalig, in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde geen kandidaat kan zijn voor de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers, zodat zij naar het oordeel van de verzoekers ook op dat punt een discriminatie in het leven roept (tweede onderdeel van het eerste middel in de zaak nr. 2598).

In de elfde plaats voeren de verzoekende partijen aan dat er geen verantwoording bestaat om in Brussel-Halle-Vilvoorde af te wijken van de regel dat er niet meer kandidaten dan te begeven zetels mogen zijn.

De Vlaamse partijen zouden daardoor worden gediscrimineerd aangezien zij hun middelen in twee kieskringen moeten inzetten (derde onderdeel van het eerste middel in de zaak nr. 2598, eerste middel in de zaak nr. 2602, vijfde middel in de zaak nr. 2617 en tweede middel in de zaak nr. 2621).

In de twaalfde plaats zou er evenmin een verantwoording bestaan voor het bepalen van het minimum aantal handtekeningen dat is vereist voor de voordracht van Nederlandstalige kandidaten in Brussel-Halle-Vilvoorde en Leuven aan de hand van het totale bevolkingscijfer van beide kieskringen. De voorwaarden voor de kandidaten uit de kieskring Leuven zouden zonder verantwoording worden verzwaard ten opzichte van de kandidaten uit andere eentalige kieskringen (tweede middel in de zaak nr. 2602).

In de dertiende plaats zou niet kunnen worden verantwoord dat in één enkel geval, namelijk in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, in een afwijkende opmaak van de samenvattende tabellen wordt voorzien (eerste onderdeel van het eerste middel in de zaak nr. 2598).

In de veertiende plaats ten slotte zouden de bestreden bepalingen ertoe leiden dat het Franstalig kiescollege voor de Senaat niet alleen uit kiezers van het Franse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad maar ook uit kiezers van het Nederlandse taalgebied is samengesteld, terwijl het Nederlandstalig kiescollege voor de Senaat uitsluitend uit kiezers van het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad is samengesteld (tweede onderdeel van het eerste middel in de zaak nr. 2617).

B.7. De laatstvermelde grief heeft betrekking op de organisatie van de verkiezingen voor de Senaat. Aangezien de bestreden bepalingen uitsluitend de organisatie van de verkiezingen voor de Kamer van volksvertegenwoordigers betreffen, is het tweede onderdeel van het eerste middel in de zaak nr. 2617 niet ontvankelijk.

B.8.1. De eerste grief van de verzoekende partijen steunt op de artikelen 10 en 11, in samenhang gelezen met artikel 63, van de Grondwet.

B.8.2. De bestreden wet stelt diverse kieskringen in, waaronder de « kieskring » Brussel-Halle-Vilvoorde en de « kieskring » Leuven.

Bovendien heeft de wetgever met de bestreden wet voor de Nederlandstalige lijsten een kiesgebied ingesteld dat beide voormelde kieskringen omvat.

Artikel 63, § 2, eerste lid, van de Grondwet bepaalt : « Elke kieskring telt zoveel keren een zetel als de federale deler in het cijfer van de bevolking van de kieskring begrepen is. De federale deler wordt verkregen door het bevolkingscijfer van het Rijk te delen door honderdvijftig. » Die bepaling vereist dat elke kieskring het aantal zetels krijgt dat hem op grond van zijn bevolkingscijfer toekomt.

B.8.3. Volgens het standpunt van de Regering, zoals in de parlementaire voorbereiding uiteengezet, zou de omstandigheid dat voor de Nederlandstalige kandidaten in Brussel-Halle-Vilvoorde en Leuven eenzelfde lijst wordt neergelegd niet verhinderen dat de zetels die aan die kieskringen worden toegewezen in verhouding staan met het bevolkingsaantal. « Een kandidaat die wordt verkozen op de gemeenschappelijke lijst voor Brussel-Halle-Vilvoorde en Leuven is kandidaat in beide kieskringen en kan, als dusdanig, niet worden beschouwd als een verkozene van ofwel Brussel-Halle-Vilvoorde ofwel Leuven » (Parl. St. , Kamer, 2001-2002, DOC 50 1806/8, p. 173).

Dat standpunt komt erop neer alsof Brussel-Halle-Vilvoorde en Leuven voor de zetelverdeling onder de Nederlandstalige kandidaten één kieskring zou zijn, hetgeen evenwel niet verzoenbaar is met het uitgangspunt van de wetgever zelf, dat erin bestond twee afzonderlijke kieskringen in te stellen.

B.8.4. Doordat het aantal kandidaten dat wordt verkozen in de kieskringen Brussel-Halle-Vilvoorde en Leuven niet afhangt van de respectieve bevolkingscijfers van die kieskringen wordt aan de kiezers en de kandidaten van twee van de kieskringen van het Rijk op discriminerende wijze de waarborg ontzegd waarin artikel 63 van de Grondwet voorziet.

B.8.5. De middelen die zijn afgeleid uit een schending van de artikelen 10 en 11, in samenhang gelezen met artikel 63, van de Grondwet, zijn gegrond.

De artikelen 3, 4, 5, 9, 10 en 11 van de wet van 13 december 2002 « tot wijziging van het Kieswetboek evenals zijn bijlage » en de artikelen 10, 2o, 12, 2o, 16, 29 en 30 van de wet van 13 december 2002 houdende verschillende wijzigingen van de kieswetgeving dienen te worden vernietigd zoals aangegeven in het beschikkend gedeelte.

Bij wege van gevolgtrekking dienen de niet aangevochten artikelen 25 en 28 van de laatstgenoemde wet eveneens te worden vernietigd zoals aangegeven in het beschikkend gedeelte.

B.9.1. De tweede grief heeft betrekking op het feit dat de provincie Vlaams-Brabant, in tegenstelling tot de andere provincies, geen kieskring voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers uitmaakt.

Volgens de verzoekende partijen doorkruisen de bestreden bepalingen op discriminerende wijze de artikelen 1 tot 5 van de Grondwet doordat het arrondissement Halle-Vilvoorde deel uitmaakt van de provincie Vlaams-Brabant, het Vlaamse Gewest, de Vlaamse Gemeenschap en het Nederlandse taalgebied en over de ganse lijn bij het arrondissement Leuven hoort en gescheiden is van het arrondissement, Gewest en taalgebied Brussel, terwijl in de andere provincies de kieskring samenvalt met de provincie. Bovendien hebben de bestreden bepalingen tot gevolg dat de verzoekers in twee taalgebieden campagne moeten voeren.

B.9.2. In zijn arrest nr. 90/94 heeft het Hof aangenomen dat het bestaan van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde niet ongrondwettig was. De wetgever vermocht in hoofdzaak op dat arrest te steunen, zoals uit de parlementaire voorbereiding blijkt, om het behoud van die kieskring te verantwoorden (Parl. St ., Kamer, 2001-2002, DOC 50 1806/8, pp. 174-175). Er dient evenwel te worden opgemerkt dat, hoewel die handhaving, in 1994, bestaanbaar kon worden beoordeeld met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, diezelfde bepalingen die handhaving op dat ogenblik niet vereisten, noch thans vereisen.

B.9.3. Uit dezelfde parlementaire voorbereiding blijkt dat de wetgever, bij de oplossingen die hij heeft overwogen, de oplossing van de status quo heeft verworpen en dat hij de handhaving van de in het geding zijnde kieskring slechts heeft aanvaard omdat hij heeft voorzien in het indienen van gemeenschappelijke Nederlandstalige lijsten in die kieskring en in die van Leuven (ibid. , pp. 10-13).

Aangezien de bepalingen die in die oplossing voorzien, moeten worden vernietigd wegens de in B.8 uiteengezette motieven, creëert de handhaving van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde verschillen in behandeling die niet bestonden vóór de wet van 13 december 2002.

B.9.4. In tegenstelling tot de in het arrest nr. 90/94 in het geding zijnde gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, doet de wet van 13 december 2002 « tot wijziging van het Kieswetboek evenals zijn bijlage » de kieskringen samenvallen met de provincies, behoudens wat de provincie Vlaams-Brabant en het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad betreft.

B.9.5. Door de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde te handhaven, behandelt de wetgever de kandidaten van de provincie Vlaams-Brabant op een andere wijze dan de kandidaten van de andere provincies vermits, enerzijds, zij die kandidaat zijn in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde in concurrentie moeten treden met kandidaten die elders dan in die provincie kandideren, en, anderzijds, zij die kandideren in de kieskring Leuven niet op dezelfde wijze worden behandeld als zij die kandideren in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde.

B.9.6. De maatregel gaat weliswaar uit van de bekommernis, die reeds in het arrest nr. 90/94 werd vastgesteld, om te zoeken naar een onontbeerlijk evenwicht tussen de belangen van de verschillende gemeenschappen en gewesten binnen de Belgische Staat. De gegevens van dat evenwicht zijn niet onveranderlijk. Het Hof zou evenwel in de plaats van de wetgever oordelen, indien het zou beslissen dat onmiddellijk een einde zou moeten worden gemaakt aan een situatie die tot op heden de goedkeuring van de wetgever had, terwijl het Hof niet alle problemen kan beheersen waaraan de wetgever het hoofd moet bieden om de communautaire vrede te handhaven.

B.9.7. In geval van behoud van provinciale kieskringen voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers, kan een nieuwe samenstelling van de kieskringen in de vroegere provincie Brabant gepaard gaan met bijzondere modaliteiten die kunnen afwijken van degene die gelden voor de andere kieskringen, teneinde de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en de Franstaligen in die vroegere provincie te vrijwaren. Het komt niet aan het Hof, maar aan de wetgever toe die modaliteiten nader te bepalen.

B.9.8. Om die redenen kan worden aanvaard dat de door de bestreden wet gemaakte indeling in kieskringen behouden blijft gedurende de door artikel 65 van de Grondwet bepaalde termijn van vier jaar die aanvangt op het in artikel 105 van het Kieswetboek bepaalde ogenblik.

B.9.9. Met inachtneming van wat voorafgaat, dient de tweede grief te worden verworpen.

B.10. Nu de overige in B.6 vermelde grieven niet tot een andere beoordeling kunnen leiden, dienen zij niet te worden onderzocht.

Ten aanzien van de middelen die betrekking hebben op de lijstenverbinding B.11. Krachtens artikel 132, tweede lid, van het Kieswetboek, zoals vervangen bij artikel 6 van de wet van 13 december 2002 « tot wijziging van het Kieswetboek evenals zijn bijlage », mogen de verklaringen van lijstenverbinding enkel betrekking hebben op Franstalige lijsten die zijn voorgedragen in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en lijsten neergelegd in de kieskring Waals-Brabant.

B.12. De middelen tegen die bepaling zijn afgeleid uit een schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 1 tot 5 en 63 van de Grondwet, met artikel 3 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en met artikel 14 van dat Verdrag.

De verzoekende partijen voeren aan dat het behoud van de lijstenverbinding in één enkel geval, namelijk tussen Franstalige lijsten ingediend in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en lijsten ingediend in de kieskring Waals-Brabant, discriminerend is (tweede middel in de zaak nr. 2598, derde middel in de zaak nr. 2602 en tweede middel in de zaak nr. 2617).

B.13.1. De verbinding van lijsten maakt het mogelijk de bij de zetelverdeling ongebruikte reststemmen voor die lijsten te bundelen.

Daardoor kunnen lijsten die een wederzijdse verklaring van lijstenverbinding hebben afgelegd een groter aantal zetels behalen dan de individuele lijsten afzonderlijk zouden kunnen behalen.

Krachtens de artikelen 169 tot 171 van het Kieswetboek worden, in geval van lijstenverbinding, niet alle zetels in de kieskring toegewezen op basis van de stemmenverhoudingen tussen de lijsten in die kieskring, maar wordt een beperkt aantal zetels op het niveau van de beide kieskringen samen toegewezen op basis van de stemmenverhoudingen tussen de al dan niet verbonden lijsten in die kieskringen. Daarna wordt bepaald aan welke lijst in welke kieskring die zetels toekomen.

B.13.2. Volgens de indieners van het wetsvoorstel dat aan de bestreden bepalingen ten grondslag ligt, werd het systeem van lijstenverbinding afgeschaft omdat het aanleiding gaf tot « een onvoorspelbare en vaak onrechtvaardige toewijzing van zetels » (Parl. St. , Kamer, 2001-2002, DOC 50 1806/1, p. 3).

De Minister van Binnenlandse Zaken verklaarde : « Het onvoorspelbare systeem van apparentering, dat daarom niet onjuist is, is niet uit te leggen aan de kiezer. Het is dan ook goed dat dit in functie van de duidelijkheid verdwijnt » (Parl. St. , Kamer, 2001-2002, DOC 50 1806/8, p. 53).

B.13.3. Zonder zich uit te spreken over het systeem van lijstenverbinding in het algemeen, noch over de verantwoording van het behoud ervan voor alleen de kieskringen Brussel-Halle-Vilvoorde en Waals-Brabant, is dat behoud niet verantwoord, in zoverre de bepalingen die het mogelijk maken gemeenschappelijke lijsten neer te leggen, dienen te worden vernietigd, aangezien de Nederlandstalige lijsten geen gemeenschappelijke lijsten in Brussel-Halle-Vilvoorde en Leuven mogen neerleggen, en zij bovendien de lijstenverbinding niet kunnen genieten die de wet uitsluitend aan de Franstalige lijsten voorbehoudt. Doordat het verschil in behandeling tussen beide lijsten onverantwoord is, dient artikel 132, tweede lid, van het Kieswetboek, zoals vervangen door artikel 6 van de wet van 13 december 2002 « tot wijziging van het Kieswetboek evenals zijn bijlage », te worden vernietigd.

Ten aanzien van de middelen die betrekking hebben op de gelijktijdige kandidaatstelling voor de Kamer en de Senaat B.14. Artikel 118, laatste lid, 1o, van het Kieswetboek, zoals vervangen bij artikel 6 van de wet van 13 december 2002 houdende verschillende wijzigingen van de kieswetgeving, voorziet in een uitzondering op de regel dat niemand tegelijk voor de Kamer en voor de Senaat kandidaat kan zijn. Bij de eerste federale parlementsverkiezingen na de inwerkingtreding van die bepaling, kan men voor beide vergaderingen tegelijk kandidaat zijn op voorwaarde dat de voordracht van de kandidatuur voor de Kamer in de kieskring van de woonplaats van de betrokkene wordt ingediend. Bovendien mogen kandidaten voor de Kamer in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, die moeten verklaren of zij Nederlandstalig of Franstalig zijn, voor de Senaat enkel kandidaat zijn voor het overeenkomstige kiescollege.

B.15. Het middel tegen die uitzondering is afgeleid uit een schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 64 van de Grondwet, met artikel 3 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en met artikel 14 van dat Verdrag.

B.16.1. Volgens de verzoekende partijen zou de gelijktijdige kandidaatstelling voor de Kamer en de Senaat een discriminatie van zowel kiezers als kandidaten doen ontstaan. De kiezers onderling zouden verschillend worden behandeld doordat zij hun stem kunnen inschatten voor kandidaten op één van beide lijsten, maar niet voor kandidaten die op beide lijsten staan. De kandidaten die op beide lijsten staan zouden gunstiger worden behandeld doordat zij over meer middelen kunnen beschikken om hun verkiezingscampagne te voeren en doordat zij in voorkomend geval kunnen kiezen welk mandaat zij opnemen (eerste onderdeel van het eerste middel in de zaak nr. 2600).

B.16.2. Volgens artikel 49 van de Grondwet kan niemand tegelijk lid van beide Kamers zijn.

Het Hof dient het verschil in behandeling tussen kiezers of tussen kandidaten dat uit de bestreden bepaling zou voortvloeien te beoordelen op de bestaanbaarheid ervan met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

B.16.3. De wetgever is afgeweken van het principiële verbod om tegelijk kandidaat te zijn voor de Kamer en voor de Senaat. Indien de kandidaat tegelijk voor de Kamer en voor de Senaat wordt verkozen, kan hij evenwel slechts één van die mandaten uitoefenen. De bestreden maatregel is van die aard dat de kiezer kan worden misleid vermits hij het nuttig effect van zijn stem niet kan inschatten en de maatregel bevoordeelt, zonder redelijke verantwoording, de kandidaten die de dubbele kandidatuur kunnen genieten.

B.16.4. Het middel is gegrond. Artikel 6 van de wet van 13 december 2002 houdende verschillende wijzigingen van de kieswetgeving dient te worden vernietigd zoals aangegeven in het beschikkend gedeelte.

Ten aanzien van de middelen die betrekking hebben op het instellen van een kiesdrempel B.17. Artikel 16 van de wet van 13 december 2002 houdende verschillende wijzigingen van de kieswetgeving voert een kiesdrempel van vijf procent in. Krachtens het nieuwe artikel 165bis van het Kieswetboek worden enkel de lijsten die minstens vijf procent van het algemeen totaal van de geldig uitgebrachte stemmen hebben behaald, tot de zetelverdeling toegelaten.

Voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers geldt de kiesdrempel in elke kieskring. In de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde geldt de kiesdrempel van vijf procent, enerzijds, voor het geheel van de Franstalige lijsten in die kieskring en, anderzijds, voor het geheel van de Nederlandstalige lijsten in dezelfde kieskring en van de lijsten van de kieskring Leuven.

B.18. De middelen tegen de bestreden bepaling zijn afgeleid uit een schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 62, 63 en 68 van de Grondwet, met artikel 3 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en met artikel 14 van dat Verdrag.

B.19.1. De verzoekende partijen voeren aan dat de ingevoerde kiesdrempel afbreuk doet aan de evenredige vertegenwoordiging (enig middel in de zaken nrs. 2603 en 2605 en eerste middel in de zaak nr. 2621).

B.19.2. Een stelsel van evenredige vertegenwoordiging houdt in dat de mandaten over de kandidatenlijsten en kandidaten worden verdeeld in verhouding tot het aantal stemmen dat ze behaalden.

B.19.3. Om aan de vereisten van artikel 3 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens te voldoen, kunnen de verkiezingen zowel volgens een stelsel van evenredige vertegenwoordiging als volgens een meerderheidsstelsel worden gehouden.

Zelfs indien de verkiezingen volgens een stelsel van volstrekt evenredige vertegenwoordiging plaatsvinden, kan niet worden vermeden dat een aantal stemmen - de zogenaamde reststemmen - verloren gaat.

Zoals artikel 3 niet inhoudt dat de zetelverdeling een exacte weerspiegeling van de stemaantallen dient te zijn, staat het in beginsel niet eraan in de weg dat een kiesdrempel wordt ingesteld teneinde de fragmentering van het vertegenwoordigend orgaan te beperken.

B.19.4. Krachtens de artikelen 62 en 68 van de Grondwet geschieden de verkiezingen voor de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat volgens het stelsel van evenredige vertegenwoordiging dat door de wet wordt vastgesteld. Die bepalingen verhinderen weliswaar dat de verkiezingen volgens een meerderheidsstelsel worden gehouden, maar zij staan niet eraan in de weg dat de wetgever redelijke beperkingen op het stelsel van evenredige vertegenwoordiging aanbrengt met het oog op het verzekeren van de goede werking van de democratische instellingen.

B.19.5. Elk verschil in behandeling tussen kiezers en tussen kandidaten moet evenwel in overeenstemming zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

B.19.6. Een kiesdrempel maakt het voor kleinere partijen moeilijker om een zetel te behalen. Daardoor kunnen grotere partijen een groter aantal zetels verwerven dan wanneer er geen kiesdrempel zou bestaan.

Aldus strekt een kiesdrempel ertoe de « versnippering van het politieke landschap » tegen te gaan (Parl. St. , Kamer, 2001-2002, DOC 50 1806/1, p. 7).

De invoering van een kiesdrempel kan niet los worden gezien van een andere, reeds vermelde wijziging in de kieswetgeving. Door de kieskringen voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers in de regel te vergroten tot het niveau van de provincies, heeft de wetgever een maatregel genomen die het voor kleinere partijen gemakkelijker maakt om een zetel te behalen.

B.19.7. Een wettelijke kiesdrempel heeft slechts gevolgen wanneer hij hoger ligt dan de « natuurlijke drempel » om een zetel te behalen.

Volgens de parlementaire voorbereiding zou, wat de verkiezingen voor de Kamer van volksvertegenwoordigers betreft, de wettelijke kiesdrempel enkel effect sorteren in de provincies Antwerpen en Oost-Vlaanderen (Parl. St. , Kamer, 2001-2002, DOC 50 1806/8, p. 9).

B.19.8. In het licht van de doelstelling van de bestreden maatregel en rekening houdend met zowel de vergroting van de kieskringen als de geringe hoogte van de kiesdrempel, kan hij niet als een onevenredige beperking van het stelsel van de evenredige vertegenwoordiging worden beschouwd.

B.19.9. Het middel kan niet worden aangenomen.

B.20.1. Volgens de verzoekende partijen zou de bestreden bepaling tevens een discriminatie tussen kiezers en tussen kandidaten naar gelang van de kieskring inhouden. Behalve in de kieskringen Leuven en Brussel-Halle-Vilvoorde worden de lijsten die minstens vijf procent van het algemeen totaal van de geldig uitgebrachte stemmen in de kieskring hebben behaald, toegelaten tot de zetelverdeling. In de twee vermelde kieskringen geldt de kiesdrempel van vijf procent, enerzijds, voor het geheel van de Franstalige lijsten in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en, anderzijds, voor het geheel van de Nederlandstalige lijsten in dezelfde kieskring en van de lijsten van de kieskring Leuven (tweede middel in de zaak nr. 2600, enig middel in de zaak nr. 2603, derde middel in de zaak nr. 2617 en tweede middel in de zaak nr. 2621).

Dat verschil in behandeling zou voor een unitaire partij bovendien tot gevolg kunnen hebben dat zij met 9,9 procent van de stemmen voor twee volgens de taal gesplitste lijsten in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde de kiesdrempel niet haalt (eerste middel in de zaak nr. 2621).

B.20.2. De bestreden bepaling, in zoverre zij het bestreden verschil in behandeling instelt, is onlosmakelijk verbonden met de bijzondere regeling inzake de kieskringen Brussel-Halle-Vilvoorde, Leuven en Nijvel en dient derhalve bij wege van gevolgtrekking eveneens, wat die kieskringen betreft, te worden vernietigd.

Handhaving van de gevolgen van de vernietiging B.21. Rekening houdend met het gevolg dat het terugwerkende karakter van de vernietiging zou kunnen hebben op de verkiezingen van 18 mei 2003 dienen, met toepassing van artikel 8, tweede lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, de gevolgen van de vernietigde bepalingen die niet door het arrest nr. 30/2003 zijn geschorst, wat die verkiezingen betreft, te worden gehandhaafd.

Om die redenen, het Hof 1. vernietigt : - de artikelen 3, 4, 5, 6, 9, 10 en 11 van de wet van 13 december 2002 « tot wijziging van het Kieswetboek evenals zijn bijlage »; - artikel 6 van de wet van 13 december 2002 houdende verschillende wijzigingen van de kieswetgeving, in zoverre het artikel 118, laatste lid, van het Kieswetboek invoegt; - de artikelen 10, 2o, en 12, 2o, van dezelfde wet; - artikel 16 van dezelfde wet, in zoverre het voor de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers van toepassing is op de kieskringen Brussel-Halle-Vilvoorde, Leuven en Nijvel; - artikel 25 van dezelfde wet, in zoverre het betrekking heeft op het bijzonder model van stembiljet voor de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde; - de artikelen 28, 29 en 30 van dezelfde wet; 2. verwerpt, met inachtneming van wat gepreciseerd is in B.9.2 tot B.9.9, de beroepen tot vernietiging voor het overige; 3. handhaaft, wat de verkiezingen van 18 mei 2003 betreft, de gevolgen van artikel 6 van de wet van 13 december 2002 houdende verschillende wijzigingen van de kieswetgeving. Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 26 mei 2003.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, A. Arts.

^