gepubliceerd op 28 juli 2000
Uittreksel uit arrest nr. 54/2000 van 17 mei 2000 Rolnummer 1708 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 531 , 610 en 1088 van het Gerec(...) Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters G. De Baets en M. Melchior, en de rechters H. (...)
ARBITRAGEHOF
Uittreksel uit arrest nr. 54/2000 van 17 mei 2000 Rolnummer 1708 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 531 (zoals van toepassing vóór de wijziging ervan bij artikel 12 van de wet van 6 april 1992), 610 en 1088 van het Gerechtelijk Wetboek en betreffende artikel 14, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, gesteld door de Raad van State.
Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters G. De Baets en M. Melchior, en de rechters H. Boel, L. François, R. Henneuse, M. Bossuyt en E. De Groot, bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter G. De Baets, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag Bij arrest nr. 80.682 van 7 juni 1999 in zake G. Wijnen tegen de arrondissementskamer van gerechtsdeurwaarders te Mechelen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 22 juni 1999, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Worden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet geschonden door artikel 531 zoals geformuleerd vóór de wijziging ervan bij artikel 12 van de wet van 6 april 1992 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot het statuut van de gerechtsdeurwaarders, artikel 610 van het Gerechtelijk Wetboek samengelezen met artikel 1088 van het Gerechtelijk Wetboek en artikel 14, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, in zoverre voormelde artikelen geïnterpreteerd worden in de zin dat ze de gerechtsdeurwaarder aan wie de raad van de arrondissementskamer een in artikel 531 van het Gerechtelijk Wetboek voorziene tuchtstraf oplegt, niet toestaan tegen die tuchtbeslissing een vernietigingsberoep in te stellen bij de Raad van State ? » (...) IV. In rechte (...) B.1. De door de Raad van State gestelde prejudiciële vraag luidt : « Worden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet geschonden door artikel 531 zoals geformuleerd vóór de wijziging ervan bij artikel 12 van de wet van 6 april 1992 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot het statuut van de gerechtsdeurwaarders, artikel 610 van het Gerechtelijk Wetboek samengelezen met artikel 1088 van het Gerechtelijk Wetboek en artikel 14, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, in zoverre voormelde artikelen geïnterpreteerd worden in de zin dat ze de gerechtsdeurwaarder aan wie de raad van de arrondissementskamer een in artikel 531 van het Gerechtelijk Wetboek voorziene tuchtstraf oplegt, niet toestaan tegen die tuchtbeslissing een vernietigingsberoep in te stellen bij de Raad van State ? » B.2. De gerechtsdeurwaarder is, enerzijds, ministerieel ambtenaar, en als dusdanig zowel hulporgaan van de uitvoerende als van de rechterlijke macht, en, anderzijds, tevens beoefenaar van een vrij beroep.
De aan het Hof toevertrouwde toetsing van wettelijke normen aan de artikelen 10 en 11 van de Grondwet vereist dat de categorie van personen ten aanzien van wie een mogelijke discriminatie wordt aangevoerd, het voorwerp uitmaakt van een pertinente vergelijking met een andere categorie.
Nu noch in de prejudiciële vraag, noch in de motivering van het verwijzingsarrest wordt aangegeven met welke categorie van personen de gerechtsdeurwaarders op tuchtrechtelijk gebied worden vergeleken, kan het Hof niet onderzoeken of de artikelen 10 en 11 van de Grondwet zijn geschonden.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De prejudiciële vraag dient niet te worden beantwoord.
Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 17 mei 2000.
De griffier, L. Potoms.
De voorzitter, G. De Baets.