Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 20 maart 2024

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 19 februari 2024, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 22 februari 2024, heeft het Arbeidshof te Brussel de volgende prejudicië « 1) Schendt artikel 2244, § 2, vierde lid, 4°, van het oud Burgerlijk Wetboek, in de interpr(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2024002236
pub.
20/03/2024
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij arrest van 19 februari 2024, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 22 februari 2024, heeft het Arbeidshof te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1) Schendt artikel 2244, § 2, vierde lid, 4°, van het oud Burgerlijk Wetboek, in de interpretatie volgens welke de bij die bepaling vereiste vermelding van de ` verantwoording van alle bedragen die [...] worden geëist ' de eis zou stellen dat de schuldvordering die betrekking heeft op een geldsom, nauwkeurig wordt berekend, niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre een schuldeiser van een geldsom die zich ertoe zou beperken in de in artikel 2244, § 2, van het oud Burgerlijk Wetboek bedoelde ingebrekestelling enkel een schuldvordering te vermelden die voorlopig op één euro is becijferd, niet zou voldoen aan de bij artikel 2244, § 2, vierde lid, 4°, van het oud Burgerlijk Wetboek gestelde voorwaarde en de akte bijgevolg geen verjaringstuitende werking zou hebben, terwijl een andere schuldeiser, die houder is van eenzelfde schuldvordering, die de betaling ervan in rechte zou eisen bij dagvaarding of bij verzoekschrift op tegenspraak en die zich ertoe zou beperken daarin enkel een schuldvordering te vermelden die voorlopig op één euro is becijferd, de verjaringstuitende werking die bij artikel 2244, § 1, van het oud Burgerlijk Wetboek is verbonden aan de gedinginleidende akte, volledig zou genieten ? 2) Zou artikel 2244, § 2, vierde lid, 4°, van het oud Burgerlijk Wetboek, in de interpretatie volgens welke de bij die bepaling vereiste vermelding van de ` verantwoording van alle bedragen die [...] worden geëist ' niet de eis zou stellen dat de schuldvordering die betrekking heeft op een geldsom, nauwkeurig wordt berekend en zich zou verdragen met de vermelding van een schuldvordering die voorlopig op één euro is becijferd, in overeenstemming zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 8168 van de rol van het Hof.

De griffier, Nicolas Dupont

^