gepubliceerd op 19 september 2023
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 13 juni 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 11 juli 2023, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vrag « 1. Schendt artikel 8, 3e lid van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof d(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij arrest van 13 juni 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 11 juli 2023, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 8, 3e lid van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten op het Grondwettelijk Hof de artikelen 10, 11, 16, en 172 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, geïnterpreteerd in die mate dat deze bepaling toestaat dat de gevolgen van de door het Grondwettelijk Hof vernietigde bepalingen slechts gehandhaafd blijven voor een bepaalde termijn lastens een categorie van personen, met uitsluiting van een andere categorie van personen die zich, in het licht van de doelstelling van de vernietigde bepaling alsook in het licht van de doelstelling van artikel 8, 3e lid van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten op het Grondwettelijk Hof, in eenzelfde situatie bevonden ? 2. Schendt artikel 219ter WIB92, waaraan door de handhavingsbeslissing van het Grondwettelijk Hof in haar arrest van 1 maart 2018 (in het arrest 24/2018) tijdelijk geldigheid werd verleend, de artikelen 10, 11, 16 en 172 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, wanneer de bepaling zo wordt geïnterpreteerd dat: - de in dit artikel voorziene afzonderlijke aanslag, zoals gehandhaafd voor de aanslagjaren 2015 en 2016, slechts kan worden gevestigd in hoofde van belastingplichtigen die onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting, - in het licht van het feit dat de in dit artikel voorziene afzonderlijke aanslag niet kan worden gevestigd in hoofde van belastingplichtigen die onderworpen zijn aan de belasting van niet-inwoners gelet op het buiten toepassing laten van artikel 233, derde lid WIB92, waaraan door de handhavingsbeslissing van het Grondwettelijk Hof in haar arrest van 1 maart 2018 (in het arrest 24/2018) tijdelijk geldigheid werd verleend, wegens een schending van de vrijheid van vestiging waarvoor de handhavingsbeslissing niet geldt ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 8062 van de rol van het Hof.
De griffier, F. Meersschaut