Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 02 maart 2022

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 23 december 2021, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 2 februari 2022, heeft het Hof van Beroep te Brussel de volgende prejud 1. « Schendt artikel 23, § 5, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit de artikelen 13, (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2022201181
pub.
02/03/2022
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij arrest van 23 december 2021, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 2 februari 2022, heeft het Hof van Beroep te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt artikel 23, § 5, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit de artikelen 13, 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in zoverre het de termijn om verzet aan te tekenen tegen een arrest van het hof van beroep waarbij de vervallenverklaring van de nationaliteit bij verstek wordt uitgesproken, beperkt tot acht dagen, vanaf de betekening of de bekendmaking, terwijl de betrokkene beschikt over een termijn van vijftien dagen, in voorkomend geval verlengd met toepassing van artikel 55 van het Gerechtelijk Wetboek, om verzet aan te tekenen tegen het correctionele vonnis waarbij zijn veroordeling bij verstek is uitgesproken wegens feiten die hebben verantwoord dat hij door het hof van beroep van zijn Belgische nationaliteit vervallen werd verklaard met toepassing van artikel 23 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit ? »;2. « Schendt artikel 23, § 5, tweede lid, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in zoverre het de termijn om verzet aan te tekenen tegen een arrest van het hof van beroep waarbij de vervallenverklaring van de nationaliteit bij verstek wordt uitgesproken, beperkt tot acht dagen, vanaf de betekening of de bekendmaking, terwijl de termijn om verzet aan te tekenen in burgerlijke zaken, volgens artikel 1048, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek en behoudens uitzondering, één maand vanaf de betekening van de bij verstek uitgesproken beslissing bedraagt ? »;3. « Schendt artikel 23, § 5, tweede lid, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in zoverre het niet de mogelijkheid biedt om de termijn van acht dagen om verzet aan te tekenen tegen een arrest van het hof van beroep waarbij de vervallenverklaring van de nationaliteit bij verstek wordt uitgesproken, te verlengen, terwijl de in artikel 1048, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek vastgestelde termijn om verzet aan te tekenen in burgerlijke zaken, volgens artikel 50, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt verlengd tot de vijftiende dag van het nieuwe gerechtelijke jaar indien hij een aanvang neemt en verstrijkt tijdens de gerechtelijke vakantie ? »;4. « Schendt artikel 23, § 5, tweede lid, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in zoverre het niet de mogelijkheid biedt om de termijn van acht dagen om verzet aan te tekenen tegen een arrest van het hof van beroep waarbij de vervallenverklaring van de nationaliteit bij verstek wordt uitgesproken, te verlengen, terwijl de in artikel 1048, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek vastgestelde termijn om verzet aan te tekenen in burgerlijke zaken, volgens artikel 1048, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt verlengd overeenkomstig artikel 55 van hetzelfde Wetboek, wanneer de niet-verschenen partij geen woon- of verblijfplaats of geen gekozen woonplaats in België heeft ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 7745 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^