Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 27 november 2020

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 1 oktober 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 27 oktober 2020, heeft het Arbeidshof te Luik, afdeling Namen, de volgend « - Schenden artikel 2, 2°, van de wet van 5 mei 2014 tot wijziging van het rustpensioen en het ove(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2020204664
pub.
27/11/2020
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij arrest van 1 oktober 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 27 oktober 2020, heeft het Arbeidshof te Luik, afdeling Namen, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « - Schenden artikel 2, 2°, van de wet van 5 mei 2014 tot wijziging van het rustpensioen en het overlevingspensioen en tot invoering van de overgangsuitkering in de pensioenregeling voor werknemers en houdende geleidelijke opheffing van de verschillen in behandeling die berusten op het onderscheid tussen werklieden en bedienden inzake aanvullende pensioenen en artikel 21, 3°, van de wet van 10 augustus 2015 tot verhoging van de wettelijke leeftijd voor het rustpensioen en tot wijziging van de voorwaarden voor de toegang tot het vervroegd pensioen en de minimumleeftijd voor het overlevingspensioen, elk afzonderlijk of in samenhang met elkaar gelezen, de artikelen 10, 11 en 23 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de beginselen van rechtszekerheid en gewettigd vertrouwen, in zoverre zij onverantwoorde verschillen invoeren tussen, enerzijds, de langstlevende echtgenoten die een overlevingspensioen hebben kunnen genieten alvorens de vereiste wettelijke leeftijd te hebben bereikt op het ogenblik van het overlijden van hun echtgenoot (echtgenote), ofwel omdat zij kinderen ten laste hadden, ofwel omdat zij de aanvang van het overlevingspensioen op het ogenblik dat de leeftijd bereikt was, hebben kunnen uitstellen, en, anderzijds, de langstlevende echtgenoten die de wettelijke leeftijd niet hebben bereikt op het ogenblik van het overlijden van hun echtgenoot (echtgenote) en die, door de inwerkingtreding van de nieuwe wet, alleen een in de tijd beperkte overgangsuitkering kunnen genieten ? - Schenden artikel 2, 2°, van de wet van 5 mei 2014 tot wijziging van het rustpensioen en het overlevingspensioen en tot invoering van de overgangsuitkering in de pensioenregeling voor werknemers en houdende geleidelijke opheffing van de verschillen in behandeling die berusten op het onderscheid tussen werklieden en bedienden inzake aanvullende pensioenen en artikel 21, 3°, van de wet van 10 augustus 2015 tot verhoging van de wettelijke leeftijd voor het rustpensioen en tot wijziging van de voorwaarden voor de toegang tot het vervroegd pensioen en de minimumleeftijd voor het overlevingspensioen, elk afzonderlijk of in samenhang met elkaar gelezen, de artikelen 10, 11 en 23 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de beginselen van rechtszekerheid en gewettigd vertrouwen, in zoverre zij de vereiste leeftijd van de langstlevende echtgenoot geleidelijk verhogen van 45 tot 50 jaar voor de toekenning van een overlevingspensioen volgens de datum van overlijden van de echtgenoot of echtgenote, waardoor een onverantwoord onderscheid wordt ingevoerd onder de langstlevende echtgenoten naargelang hun echtgenoot (of echtgenote) is overleden vóór of na de inwerkingtreding van die normen en, in die laatste hypothese, voor zover de langstlevende echtgenoot de vereiste wettelijke leeftijd heeft bereikt op het ogenblik van het overlijden ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 7458 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^