gepubliceerd op 21 april 2020
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest nr. 247.028 van 11 februari 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 24 februari 2020, heeft de Raad van State de volgende preju « Schendt artikel 19bis van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 houdende vaststelling van he(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij arrest nr. 247.028 van 11 februari 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 24 februari 2020, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 19bis van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 houdende vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlitische, orthodoxe en islamitische godsdienst van de onderwijsinrichtingen van de Franse Gemeenschap, ingevoegd bij het decreet van 10 maart 2006 en zoals het was opgesteld vóór de wijziging ervan bij het decreet van 11 juli 2018, de artikelen 10, 11 of 24 van de Grondwet in zoverre die bepaling niet voorziet in de mogelijkheid, voor het personeelslid op wie zij van toepassing is, om tegen de beslissing tot ontslag wegens een zware fout, zonder opzegtermijn, bezwaar in te dienen bij een kamer van beroep, terwijl die mogelijkheid uitdrukkelijk is voorbehouden, bij de artikelen 28bis en 43ter van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, respectievelijk aan de tijdelijk aangestelde personeelsleden die wegens een zware fout zonder opzegtermijn zijn ontslagen en aan de prioritaire tijdelijke of beschermde tijdelijke personeelsleden die wegens een zware fout zonder opzegtermijn zijn ontslagen, en terwijl die mogelijkheid eveneens is voorbehouden aan de tijdelijken die met een opzegtermijn zijn ontslagen en aan de prioritaire tijdelijken of beschermde tijdelijken die met een opzegtermijn zijn ontslagen, bij respectievelijk de artikelen 28 en 43 van hetzelfde koninklijk besluit van 22 maart 1969, alsook aan de leraars-stagiairs godsdienst die met een opzegtermijn zijn ontslagen, bij artikel 18 van het voormelde koninklijk besluit van 25 oktober 1971 ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 7365 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux