gepubliceerd op 27 oktober 2016
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 15 september 2016 in zake de nv « Consult & Venture » en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 23 september 2016, h « 1. Schendt artikel 135, § 1, van het Wetboek van Strafvordering de artikelen 10 en 11 van de(...)
GRONDWETTELIJK HOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere 
wet van 6    januari 1989Relevante gevonden documenten
	
		
			
				
					type
					wet
				
				
					prom.
					06/01/1989
				
				
					pub. 
					18/02/2008
				
				
					numac 
					2008000108
				
			
		
			
				
					
						bron
						federale overheidsdienst binnenlandse zaken
					
				
				
					Bijzondere wet op het Arbitragehof 
				
			
		
	sluiten    Bij arrest van 15 september 2016 in zake de nv « Consult & Venture »    en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen    op 23 september 2016, heeft de kamer van inbeschuldigingstelling van    het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vragen gesteld :    « 1. Schendt artikel 135, § 1, van het Wetboek van Strafvordering de    artikelen 10 en 11 van de Grondwet in die zin geïnterpreteerd dat het    openbaar ministerie een onbeperkt recht van hoger beroep heeft tegen    alle beschikkingen van de raadkamer zonder dat hierbij een bijzonder    juridisch belang moet aangetoond worden, en dit in het licht van het    fundamenteel verschil dat bestaat tussen het openbaar ministerie en de    andere partijen in het strafproces en dat berust op een objectief    criterium, meer bepaald het vervullen van opdrachten van openbare    dienst, in het belang van de gemeenschap, met betrekking tot de    opsporing en vervolging van misdrijven, en het vorderen van de    toepassing van de strafwet, terwijl de andere procespartijen hun    persoonlijk belang verdedigen ? 2. Schendt artikel 135, § 1, van het Wetboek van Strafvordering de    artikelen 10 en 11 van de Grondwet in die zin geïnterpreteerd dat het    openbaar ministerie een onbeperkt recht van hoger beroep heeft tegen    een beschikking van de raadkamer waarbij tot verwijzing van een of    meerdere inverdenkinggestelden wordt besloten en dit terwijl het    openbaar ministerie de buitenvervolgingstelling van deze    inverdenkinggestelde(n) vorderde, aangenomen dat het openbaar    ministerie moet beschikken over een bijzonder juridisch belang als    algemene voorwaarde voor de ontvankelijkheid van het rechtsmiddel, en    dit in het licht van het fundamenteel verschil dat bestaat tussen het    openbaar ministerie en de andere partijen in het strafproces en dat    berust op een objectief criterium, meer bepaald het vervullen van    opdrachten van openbare dienst, in het belang van de gemeenschap, met    betrekking tot de opsporing en vervolging van misdrijven, en het    vorderen van de toepassing van de strafwet, terwijl de andere    procespartijen hun persoonlijk belang verdedigen ?    3.Schendt artikel 135, § 1, van het Wetboek van Strafvordering de    artikelen 10 en 11 van de Grondwet in die zin geïnterpreteerd dat het    openbaar ministerie slechts een ontvankelijk hoger beroep kan    instellen tegen een beschikking van de raadkamer waarbij tot    verwijzing van een of meerdere inverdenkinggestelden wordt besloten en    dit terwijl het openbaar ministerie de buitenvervolgingstelling van    deze inverdenkinggestelde(n) vorderde, voor zover het openbaar    ministerie bij schriftelijke conclusie een middel zoals bedoeld in    artikel 135, § 2, van het Wetboek van Strafvordering heeft ingeroepen    voor de raadkamer, en dit in het licht van het fundamenteel verschil    dat bestaat tussen het openbaar ministerie en de andere partijen in    het strafproces en dat berust op een objectief criterium, meer bepaald    het vervullen van opdrachten van openbare dienst, in het belang van de    gemeenschap, met betrekking tot de opsporing en vervolging van    misdrijven, en het vorderen van de toepassing van de strafwet, terwijl    de andere procespartijen hun persoonlijk belang verdedigen ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 6516 van de rol van het Hof.
De griffier, F. Meersschaut