gepubliceerd op 08 december 2015
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 3 november 2015 in zake de Belgische Staat tegen de nv « Trimar », de nv « Mediterranean Shipping Company Belgium », de venootschap naar Duits recht « « Schenden de artikelen 162bis van het Wetboek van Strafvordering en 283 AWDA, afzonderlijk of same(...)
GRONDWETTELIJK HOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere 
wet van 6    januari 1989Relevante gevonden documenten
	
		
			
				
					type
					wet
				
				
					prom.
					06/01/1989
				
				
					pub. 
					18/02/2008
				
				
					numac 
					2008000108
				
			
		
			
				
					
						bron
						federale overheidsdienst binnenlandse zaken
					
				
				
					Bijzondere wet op het Arbitragehof 
				
			
		
	sluiten    Bij arrest van 3 november 2015 in zake de Belgische Staat tegen de nv    « Trimar », de nv « Mediterranean Shipping Company Belgium », de    venootschap naar Duits recht « Hamburg Südamerikanische    Dampfschifffahrts-Gesellschaft KG » en de nv « Boeckmans België » en    vice versa, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen    op 10 november 2015, heeft het Hof van Cassatie de volgende    prejudiciële vraag gesteld :    « Schenden de artikelen 162bis van het Wetboek van Strafvordering en    283 AWDA, afzonderlijk of samen gelezen met de artikelen 2, 569, 32°,    1017, 1018 en 1022 van het Gerechtelijk Wetboek de artikelen 10 en 11    van de Gecoördineerde Grondwet, in de mate de in het ongelijk gestelde    Belgische Staat zonder enige redelijke verantwoording door de    strafrechter, die krachtens artikel 283 AWDA kennis neemt van de    fiscaalrechtelijke vordering, niet veroordeeld kan worden tot het    betalen aan de burger van de in artikel 1022 van het Gerechtelijk    Wetboek voorziene rechtsplegingsvergoeding, terwijl dit wel het geval    is wanneer ditzelfde geschil betreffende de toepassing van een    belastingwet voor de burgerlijke rechtbank wordt beslecht    overeenkomstig de artikelen 569, 32°, 1017 en 1018 van het    Gerechtelijk Wetboek ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 6287 van de rol van het Hof.
De griffier, F. Meersschaut