gepubliceerd op 13 oktober 2014
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 15 juli 2014 in zake M.M., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 28 juli 2014, heeft de kamer van inbeschuldigingstelling van he « Schendt artikel 7 van de wet van 14 januari 2013 houdende fiscale en andere bepalingen betreffen(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij arrest van 15 juli 2014 in zake M.M., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 28 juli 2014, heeft de kamer van inbeschuldigingstelling van het Hof van Beroep te Bergen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 7 van de
wet van 14 januari 2013Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
14/01/2013
pub.
31/01/2013
numac
2013009053
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet houdende fiscale en andere bepalingen betreffende justitie
type
wet
prom.
14/01/2013
pub.
01/03/2013
numac
2013009078
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet houdende diverse bepalingen inzake werklastvermindering binnen justitie
sluiten houdende fiscale en andere bepalingen betreffende justitie, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad op 31 januari 2013, artikel 12, tweede lid, van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met het wettigheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van de vereiste van voorzienbaarheid van de wet inzake de strafrechtspleging, met artikel 14, leden 1 en 3, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, door aan de verzoeken om bijkomende onderzoekshandelingen die vóór 10 februari 2013 in het kader van de regeling van de rechtspleging zijn ingediend met toepassing van de artikelen 61quinquies en 127, § 3, van het Wetboek van strafvordering, op retroactieve wijze een schorsende werking van de verjaring van de strafvordering toe te kennen die niet bestond bij de indiening ervan en die niet voorzienbaar was voor de rechtzoekenden, zodat die afbreuk kan doen aan de aan iedere burger geboden jurisdictionele waarborgen ? ».
Die zaak, ingeschreven onder nummer 5966 van de rol van het Hof, werd samengevoegd met de zaken met rolnummers 5893, 5895 en 5936.
De griffier, P.-Y. Dutilleux