Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 02 januari 2014

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest nr. 225.384 van 7 november 2013 in zake Gerolf Annemans tegen de Belgische Staat, met als tussenkomende partijen de Nationale Bank van België en Luc Coene 1. « Is art. 31 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State in strijd met het recht op toegan(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2013207306
pub.
02/01/2014
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij arrest nr. 225.384 van 7 november 2013 in zake Gerolf Annemans tegen de Belgische Staat, met als tussenkomende partijen de Nationale Bank van België en Luc Coene, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 25 november 2013, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Is art.31 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State in strijd met het recht op toegang tot de rechter, vervat in art. 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang met art. 6 EVRM en met art. 13 EVRM, dat tevens het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel voorziet, doordat art. 31 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State verhindert dat de verzoeker voor de Raad van State de herziening kan vorderen van een arrest waarbij één van zijn aangevoerde middelen of onderdelen van één van deze middelen - al dan niet bij vergissing - niet ten gronde onderzocht werd, doordat het ten onrechte als onontvankelijk werd afgewezen ? »; 2. « Is art.31 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State in strijd met de art. 10 - 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang met art. 13 van de Grondwet, en art. 6, 13 en 14 EVRM doordat art. 31 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State aan de verzoeker het recht ontzegt om zich bij wege van een vordering tot herziening opnieuw tot de Raad van State te wenden om op te komen tegen het onterecht - al dan niet bij vergissing - onontvankelijk verklaren van een aangevoerd middel of onderdeel ervan dat aldus niet ten gronde onderzocht werd, doordat het ten onrechte als onontvankelijk werd afgewezen, terwijl andere rechtsonderhorigen zich daarentegen wel tot de Raad van State kunnen wenden om de herziening te vorderen van een arrest op grond van de ontdekking van een vals of achtergehouden stuk en er geen enkele redelijke rechtvaardiging is waarom art. 31 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State aan verzoeker aldus de beoordeling van de gegrondheid van zijn middel ontzegt, terwijl andere rechtsonderhorigen daarentegen wel de gegrondheid van de door hen aangevoerde middelen of onderdelen van (één van) deze middelen bij wege van een vordering tot herziening alsnog (opnieuw) kunnen zien behandelen, wanneer er sprake is van de ontdekking van een vals of achtergehouden stuk ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 5755 van de rol van het Hof.

De griffier, F. Meersschaut

^