Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 06 augustus 2012

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 14 juni 2012 in zake J.D. tegen W. D.M., tussenkomende partijen : K. V.C. en E.R., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 21 jun 1. « Schendt artikel 330, § 1, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek artikel 22 van de Grondwet, i(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2012204223
pub.
06/08/2012
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij arrest van 14 juni 2012 in zake J.D. tegen W. D.M., tussenkomende partijen : K. V.C. en E.R., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 21 juni 2012, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt artikel 330, § 1, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek artikel 22 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre de vordering tot betwisting van de erkenning door de man die beweert de biologische vader van het kind te zijn, niet ontvankelijk is, indien het kind bezit van staat heeft ten aanzien van de erkennende man ? »;2. « Schendt artikel 330, § 1, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de vordering tot betwisting van de erkenning door de man die beweert de biologische vader van het kind te zijn, niet ontvankelijk is, indien het kind bezit van staat heeft ten aanzien van de erkennende man, terwijl met betrekking tot artikel 318, § 1, van het Burgerlijk Wetboek wordt aangenomen dat deze bepaling artikel 22 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens, schendt, in zoverre de vordering tot betwisting van vaderschap niet ontvankelijk is indien het kind bezit van staat heeft ten aanzien van de echtgenoot van de moeder ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 5433 van de rol van het Hof.

De griffier, F. Meersschaut

^