gepubliceerd op 05 juli 2011
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 27 mei 2011 in zake de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie tegen Mustapha Kars, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 3 juni 2 « Schendt artikel 46bis van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoör(...)
GRONDWETTELIJK HOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere 
wet van 6    januari 1989Relevante gevonden documenten
	
		
			
				
					type
					wet
				
				
					prom.
					06/01/1989
				
				
					pub. 
					18/02/2008
				
				
					numac 
					2008000108
				
			
		
			
				
					
						bron
						federale overheidsdienst binnenlandse zaken
					
				
				
					Bijzondere wet op het Arbitragehof 
				
			
		
	sluiten    Bij arrest van 27 mei 2011 in zake de Rijksdienst voor Jaarlijkse    Vakantie tegen Mustapha Kars, waarvan de expeditie ter griffie van het    Hof is ingekomen op 3 juni 2011, heeft het Arbeidshof te Luik de    volgende prejudiciële vraag gesteld :    « Schendt artikel 46bis van de wetten betreffende de jaarlijkse    vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971, doordat het    het aanvangspunt van de verjaringstermijn van de burgerlijke    rechtsvordering met betrekking tot de gelijkstelling van een periode    van tijdelijke algehele ongeschiktheid door de Rijksdienst voor    Jaarlijkse Vakantie bepaalt op ' het einde van het vakantiedienstjaar    waarop [het] vakantiegeld betrekking heeft ', de artikelen 10 en 11    van de Grondwet, in zoverre het arbeiders die het slachtoffer zijn van    een arbeidsongeval en die zich in verschillende situaties bevinden die    worden gekenmerkt door de omstandigheid dat, hoewel zij getroffen zijn    door een tijdelijke algehele ongeschiktheid waardoor zij aanspraak    kunnen maken op de gelijkstelling ervan ten aanzien van hun rechten op    de daarop betrekking hebbende vakantiegelden, bij de enen die periode    van tijdelijke algehele ongeschiktheid onmiddellijk door de    wetsverzekeraar wordt erkend, terwijl de anderen gedwongen zijn de    gerechtelijke erkenning ervan te verkrijgen, zonder redelijke    verantwoording op dezelfde wijze behandelt ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 5154 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.