Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 23 december 2010

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 18 oktober 2010 in zake F.C. tegen J.-P. V., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 21 oktober 2010, heeft het Hof van Beroep te « Schenden de vroegere artikelen 232 en 306 van het Burgerlijk Wetboek, in die zin geïnterpreteerd (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2010206267
pub.
23/12/2010
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij arrest van 18 oktober 2010 in zake F.C. tegen J.-P. V., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 21 oktober 2010, heeft het Hof van Beroep te Bergen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de vroegere artikelen 232 en 306 van het Burgerlijk Wetboek, in die zin geïnterpreteerd dat de echtgenoot die het slachtoffer is en die een echtscheidingsvonnis uitgesproken op grond van het vroegere artikel 231 van het Burgerlijk Wetboek verkrijgt na twee jaar scheiding, de mogelijkheid moet dulden dat de schuldige echtgenoot het vermoeden van schuld waarin het vroegere artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek voorziet, kan weerleggen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij een onverantwoord onderscheid in het leven roepen tussen : - een echtgenoot die binnen twee jaar na de scheiding een echtscheidingsvonnis verkrijgt op grond van het vroegere artikel 231 van het Burgerlijk Wetboek en die niet de mogelijkheid moet dulden dat de schuldige echtgenoot het vermoeden van schuld waarin het vroegere artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek voorziet, kan weerleggen - en de echtgenoot die na twee jaar scheiding een echtscheidingsvonnis verkrijgt op grond van het vroegere artikel 231 van het Burgerlijk Wetboek en die de mogelijkheid moet dulden dat de schuldige echtgenoot het vermoeden van schuld waarin het vroegere artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek voorziet, kan weerleggen ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 5045 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^