gepubliceerd op 29 september 2010
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 30 juni 2010 in zake J.L. tegen R.V., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 6 juli 2010, heeft het Hof van Beroep te Brussel de « 1. Schenden de artikelen 127 en 128 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkoms(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij arrest van 30 juni 2010 in zake J.L. tegen R.V., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 6 juli 2010, heeft het Hof van Beroep te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schenden de artikelen 127 en 128 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre aldus een verschil in behandeling zou worden ingesteld tussen de onder een stelsel van gemeenschap van goederen gehuwde titularis van een (verplichte) groepsverzekering gesloten door diens werkgever en waarvan de uitkering aan de aangesloten werknemer toekomt wanneer hij een bepaalde leeftijd bereikt wiens uitkering bestempeld wordt als een onderdeel van het actief van de huwgemeenschap dat bij de vereffening-verdeling van de huwgemeenschap in de te verdelen massa moet worden opgenomen en de onder het wettelijk stelsel gehuwde openbare ambtenaar wiens uitkering ten titel van wettelijk pensioen als een eigen goed wordt beschouwd dat bij de vereffening-verdeling van de huwgemeenschap niet in de te verdelen massa moet worden opgenomen ? 2. Schenden de artikelen 127, 128 en 148, § 3, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst de artikelen 10 en 11 van de Grondwet aldus geïnterpreteerd dat zij tot gevolg hebben dat wanneer twee echtgenoten gehuwd zijn onder een stelsel van gemeenschap van goederen en één van hen beiden aangesloten is bij een groepsverzekering aangegaan door diens werkgever, dit niet voor de echtgenoot van de titularis van de groepsverzekering een kapitaal oplevert maar enkel voor de aangesloten echtgenoot wanneer deze de overeengekomen leeftijd bereikt, en derhalve dat kapitaal hem eigen is en slechts aanleiding geeft tot vergoeding indien de premiebetalingen die ten laste van het gemeenschappelijk vermogen zijn gedaan kennelijk de mogelijkheden ervan te boven gaan ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 4994 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.