gepubliceerd op 14 december 2009
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 23 oktober 2009 in zake I.R. tegen G.B., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 9 november 2009, heeft het Hof van Cassatie de v « Voeren artikel 1274 van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 27 april 2007 betreffe(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 23 oktober 2009 in zake I.R. tegen G.B., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 9 november 2009, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Voeren artikel 1274 van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding, en artikel 42, §§ 2 en 6, van die wet, in die zin geïnterpreteerd dat zij de echtgenoot-verweerder in het bodemgeschil een cassatietermijn van één maand opleggen om zich te voorzien in cassatie tegen een beslissing waarbij de echtscheiding in zijn nadeel is uitgesproken, terwijl de echtgenoot-eiser in het bodemgeschil beschikt over de gemeenrechtelijke termijn van drie maanden om zich in cassatie te voorzien tegen een beslissing waarbij is geweigerd de echtscheiding in het nadeel van de andere echtgenoot uit te spreken, een discriminatie in tussen die beide categorieën van rechtzoekenden en schenden zij aldus de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 4797 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.