gepubliceerd op 14 augustus 2008
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 a. Bij twee arresten van 24 juni 2008 in zake respectievelijk An Corten tegen de nv « Anamip » en de bvba « Benadin » tegen Maddy Van Emelen, waarvan de expedities t « Schendt de bepaling van artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek zoals gewijzigd bij de wet van (...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 a. Bij twee arresten van 24 juni 2008 in zake respectievelijk An Corten tegen de nv « Anamip » en de bvba « Benadin » tegen Maddy Van Emelen, waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 1 juli 2008, heeft het Arbeidshof te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt de bepaling van artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek zoals gewijzigd bij de wet van 21 april 2007, in samenlezing met de artikelen 1017 en 1018 van het Gerechtelijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre een rechtsplegingsvergoeding enkel wordt voorbehouden aan de in het gelijk gestelde partij die wordt vertegenwoordigd door een advocaat, zelfs al gebeurt dit in het kader van de rechtsbijstand of een pro deo verdediging waarbij die partij de kosten en erelonen voor die advocaat niet zelf betaalt, en de in het gelijk gestelde partij die vertegenwoordigd wordt door een volmachtdrager in de zin van artikel 728, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek ervan wordt uitgesloten ? » b.Bij vonnis van 23 juni 2008 in zake Ann Van Butsel tegen de bvba « Outline Travel », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 2 juli 2008, heeft de Arbeidsrechtbank te Gent de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek het recht op toegang tot de rechter (artikelen 13 en 23, derde lid, 2°, van de Grondwet), gelezen in samenhang met artikel 6 van het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens en met titel III ' De Machten ' van de Grondwet, doordat het aan de uitvoerende macht overlaat het bedrag van de rechtsplegingsvergoeding te bepalen ? »;2. « Schendt artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek een regel van de artikelen van titel II ' De Belgen en hun rechten ' van de Grondwet, en meer bepaald het gelijkheidsbeginsel, het recht op toegang tot de rechter, het recht op juridische bijstand en het recht op een eerlijk proces (artikelen 10 en 11 van de Grondwet, artikel 13 van de Grondwet, artikel 23, derde lid, 2°, van de Grondwet, te lezen in samenhang met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten) doordat - het procesrisico verschilt naargelang een rechtszoekende beroep doet op een advocaat of op een vakorganisatie ? - het procesrisico zwaarder is voor de partij die beroep doet op een vakorganisatie tegenover de partij die vertegenwoordigd wordt door een advocaat ? »;3. « Schendt artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek een regel van de artikelen van titel II ' De Belgen en hun rechten ' van de Grondwet, en meer bepaald vrijheid van vereniging en de syndicale vrijheid (artikel 23, derde lid, 2°, van de Grondwet en artikel 27 van de Grondwet, te lezen in samenhang met artikel 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, artikel 22 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, en het IAO-Verdrag nr.87 van 1948 over de syndicale vrijheid en de bescherming van het syndicaal recht) ? ».
Die zaken, ingeschreven onder de nummers 4487, 4488 en 4493 van de rol van het Hof, werden samengevoegd met de zaak met rolnummer 4478.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.