gepubliceerd op 14 augustus 2008
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 27 juni 2008 in zake de bvba « Nuance Communications International » tegen Michael Ziegler, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen « Schendt artikel 10, tweede lid, van de Loonbeschermingswet al dan niet de artikelen 10 en 11 van (...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 27 juni 2008 in zake de bvba « Nuance Communications International » tegen Michael Ziegler, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 1 juli 2008, heeft het Arbeidshof te Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 10, tweede lid, van de Loonbeschermingswet al dan niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, enerzijds, doordat de werknemer, die het deel van het loon dat overeenstemt met het bedrag van de in te houden RSZ-bijdragen en bedrijfsvoorheffing, niet kan opeisen van de werkgever, in geval van vertraging bij de betaling van het loon, ten laste van de werkgever toch recht heeft op de betaling van verwijlintrest op dat deel, terwijl elke andere schuldeiser in geval van vertraging in de uitvoering van een verbintenis die betrekking heeft op het betalen van een geldsom, bij wijze van schadevergoeding slechts recht heeft op verwijlintrest berekend op de geldsom die hij zelf van zijn schuldenaar kan opeisen, en anderzijds, doordat de werkgever in geval van vertraging in de uitvoering van zijn verbintenis tot het betalen van loon, niet alleen aan de werknemer intrest verschuldigd is op het gehele loon, dus ook op dat deel ervan dat overeenstemt met de in te houden RSZ-bijdragen van de werknemer en bedrijfsvoorheffing, doch bovendien aan de derden die het recht hebben de betaling van die RSZ-bijdragen en die bedrijfsvoorheffing van hem te vorderen, zijnde de RSZ en de Belgische Staat, op het deel van het loon dat overeenstemt met de in te houden RSZ-bijdragen en bedrijfsvoorheffing, verwijlintrest verschuldigd is, terwijl elke andere schuldenaar op een zelfde deel van een schuld maar éénmaal verwijlintrest verschuldigd is, en wel enkel aan die schuldeiser die met betrekking tot dat deel over een opeisbare schuldvordering beschikt ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 4489 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.