gepubliceerd op 15 april 2008
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest nr. 179.794 van 18 februari 2008 in zake Guido Soetemans tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 28 februar « 1. Houdt artikel 610, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, gelezen in samenhang met artikel (...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest nr. 179.794 van 18 februari 2008 in zake Guido Soetemans tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 28 februari 2008, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Houdt artikel 610, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, gelezen in samenhang met artikel 1088 van hetzelfde wetboek, in die zin geïnterpreteerd dat een beslissing van een procureur des Konings in verband met de opdrachten van een magistraat van het openbaar ministerie voor het Hof van Cassatie bestreden kan worden met een vordering tot nietigverklaring, welke alleen de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie, op voorschrift van de minister van Justitie, kan instellen, en in samenhang met artikel 14, § 1, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, in die zin geïnterpreteerd dat de betrokken magistraat van het openbaar ministerie tegen een dergelijke beslissing geen beroep tot nietigverklaring kan instellen bij de Raad van State, een schending in van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het in verband met de toegang tot de Raad van State een niet te verantwoorden verschil in het leven roept tussen de magistraten van het openbaar ministerie en de ambtenaren van de besturen ? 2. Houden de artikelen 608 van het Gerechtelijk Wetboek, in die zin geïnterpreteerd dat een beslissing van een procureur des Konings in verband met de opdrachten van een magistraat van het openbaar ministerie door de betrokkene voor het Hof van Cassatie bestreden kan worden met een voorziening in cassatie, en 14, § 1, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, in die zin geïnterpreteerd dat de betrokkene tegen een dergelijke beslissing geen beroep tot nietigverklaring kan instellen bij de Raad van State, een schending in van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat ze in verband met de toegang tot de Raad van State een niet te verantwoorden verschil in het leven roepen tussen de magistraten van het openbaar ministerie en de ambtenaren van de besturen ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 4439 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.