Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 07 maart 2008

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 1 februari 2008 in zake de icvba « Tecteo » en de icvba « Brutele », in aanwezigheid van de NV van publiek recht « Belgacom », tussenkomende partij, w « 1) Schenden de artikelen 72 en 73 van de WBEM [wet tot bescherming van de economische mededinging(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2008200675
pub.
07/03/2008
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 1 februari 2008 in zake de icvba « Tecteo » en de icvba « Brutele », in aanwezigheid van de NV van publiek recht « Belgacom », tussenkomende partij, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 7 februari 2008, heeft het Hof van Beroep te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1) Schenden de artikelen 72 en 73 van de WBEM [wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 15 september 2006] de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre die artikelen voorzien in een identieke behandeling voor de partijen die een concentratie aanmelden bij de Raad voor de Mededinging teneinde de machtiging te verkrijgen om de operatie te verwezenlijken, en voor de partijen bij een ' geschil ' waarvan de behandeling niet zou kunnen afhangen van het stilzwijgen, na het verstrijken van een termijn, van het rechtscollege waarbij het aanhangig is gemaakt ? 2) Schenden de artikelen 72 en 73 van de WBEM de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre die artikelen zowel van toepassing zijn tijdens de eerste fase van de procedure als tijdens de tweede fase van de procedure, terwijl alleen de maatregelen die na afloop van de tweede onderzoeksfase zijn genomen, griefhoudend kunnen zijn voor de aanmeldende partijen ? 3) Schenden de artikelen 58 en 75 van de WBEM, in die zin geïnterpreteerd dat de Raad voor de Mededinging zou kunnen beslissen het onderzoek van een concentratieprocedure te hervatten nadat het Hof van Beroep te Brussel een vroegere beslissing van de Raad voor de Mededinging in dezelfde zaak heeft vernietigd in zoverre in die beslissing werd vastgesteld dat de aan de Raad voor de Mededinging opgelegde termijn om zich uit te spreken, voortaan werd geschorst tot de ontvangst van de antwoorden van het Hof van Cassatie op de aan dat Hof gestelde prejudiciële vragen, en nadat het heeft vastgesteld dat de concentratie die het voorwerp van de zaak uitmaakt, moet worden geacht toelaatbaar te zijn verklaard door de Raad voor de Mededinging, de artikelen 10, 11 en 12 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6.1 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en met het algemeen beginsel van de rechtszekerheid, in zoverre alle rechtzoekenden die een arrest tot vernietiging van een administratieve beslissing verkrijgen dat de bescherming geniet die voortvloeit uit de naleving van het absolute gezag van gewijsde van een vernietigingsarrest, zonder objectieve en redelijke verantwoording anders zouden worden behandeld dan de rechtzoekenden die een vernietigingsarrest verkrijgen van het Hof van Beroep te Brussel, dat een beslissing van de Raad voor de Mededinging met betrekking tot een concentratie vernietigt, en die het gezag van gewijsde verbonden aan het vernietigingsarrest van het Hof van Beroep te Brussel niet zouden genieten ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 4428 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^