Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 01 juni 2007

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest nr. 169.627 van 30 maart 2007 in zake Marcel Duyvejonck en André Vermoortele tegen het Vlaamse Gewest, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ing « Schendt artikel 2 van het Gecoördineerde Stedenbouwdecreet (het vroegere artikel 87, vierde lid v(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2007201722
pub.
01/06/2007
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest nr. 169.627 van 30 maart 2007 in zake Marcel Duyvejonck en André Vermoortele tegen het Vlaamse Gewest, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 25 april 2007, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 2 van het Gecoördineerde Stedenbouwdecreet (het vroegere artikel 87, vierde lid van de Stedenbouwwet, zoals ingevoerd bij decreet van 23 juni 1993 en gewijzigd bij decreet van 13 juli 1994) de artikelen 10, 11 en 16 van de Grondwet en artikel 1 EP EVRM door de opvullingsregel (artikel 23, 1° koninklijk besluit van 28 december 1972) af te schaffen zonder dat vooraf een openbaar onderzoek werd georganiseerd en met uitsluiting van de vergoeding voor planschade, terwijl, zoals blijkt uit de getuigenis van Prof.Marc Boes (M. Boes en S. Verbist, ' Plannen en verordeningen in de rechtspraak van het Arbitragehof ', in S. Lust (ed.), Het Arbitragehof en het ruimtelijke ordeningsrecht, Brugge, Die Keure, 2006, (41), 52) als nauw betrokkene bij het opmaken van de gewestplannen volgt dat de opvullingsregel een geschreven regel is van het gewestplan, met dezelfde reglementaire kracht als de grafische regels en die dus samen met de grafische regels de bestemming bepaalt, zodat zoals voor iedere gewestplanwijziging een openbaar onderzoek moet gebeuren en planschade dient te worden toegekend en terwijl er geen objectief criterium is om de eigenaars van gronden waarvan de bestemming mede bepaald wordt door de opvullingsregel bij de wijziging van die bestemming anders te behandelen dan de eigenaars van wie de bestemming van hun gronden enkel bepaald worden door de grafische voorschriften van het plan, dat het criterium dat het bestuur veel te veel toepassing maakt van de opvullingsregel, terzake alleszins geen deugdelijk criterium van onderscheid is en terwijl het uitsluiten van de planschade bij de afschaffing van de opvullingsregel onevenredige gevolgen heeft voor de eigenaars van de goederen waar deze regel toepassing vond, omdat op het ogenblik van de afschaffing van de opvullingsregel de mogelijkheid om planschade te vragen, zoals ten deze (gewestplan Roeselare-Tielt koninklijk besluit 17 december 1979) verjaard is en de betrokken eigenaar voor die afschaffing gelet op de gelding van de opvullingsregel niet over het vereiste belang beschikte om planschade te vragen ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 4198 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^