Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 27 juni 2006

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 25 april 2006 in zake het openbaar ministerie en de burgerlijke partijen E. Ghillebert, F. Ghillebert en M. Caron tegen G. Verbeke 1. « Schendt artikel 135, § 1, van het Wetboek van Strafvordering, in zijn samenhang gelezen e(...)

bron
arbitragehof
numac
2006202079
pub.
27/06/2006
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 25 april 2006 in zake het openbaar ministerie en de burgerlijke partijen E. Ghillebert, F. Ghillebert en M. Caron tegen G. Verbeke en E. Lozie, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 11 mei 2006, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt artikel 135, § 1, van het Wetboek van Strafvordering, in zijn samenhang gelezen en begrepen met artikel 135, § 2, Sv, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, 6 EVRM en 14 IVBPR, in zoverre het artikel 135, § 1, Sv, een burgerlijke partij het recht geeft om tegen alle beschikkingen van de raadkamer een hoger beroep in te stellen, ook bij de verwijzing van een inverdenkinggestelde, daar waar deze inverdenkinggestelde zelfde recht niet kan laten gelden dan in de specifieke omstandigheden als voorzien door artikel 135, § 2, Sv.? »; 2. « Schendt artikel 135, § 1, Sv, in zijn samenhang gelezen en begrepen met artikel 135, § 2, Sv, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, 6 EVRM en 14 IVBPR, in zoverre het artikel 135, § 1 Sv, een burgerlijke partij het recht geeft om tegen alle beschikkingen van de raadkamer een hoger beroep in te stellen, ook wanneer het een verwijzingsbeschikking betreft van de raadkamer naar het bevoegde strafgerecht, waar de inverdenkinggestelde bij verwijzing naar zelfde rechter dit recht niet heeft, behoudens in de uitzonderingsgevallen voorzien door artikel 135, § 2, Sv.? »; 3. « Schendt artikel 135, § 1, Sv, in zijn samenhang gelezen en begrepen met artikel 135, § 2, Sv, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, 6 EVRM en 14 IVBPR, in zoverre het artikel 135, § 1, Sv, een burgerlijke partij het recht geeft om tegen alle beschikkingen van de raadkamer een hoger beroep in te stellen, ook wanneer het een verwijzingsbeschikking betreft en dit uitsluitend gesteund op de overweging van een mogelijke grotere genoegdoening bij de verwijzing van een inverdenkinggestelde naar een Hof van Assisen dan naar een correctionele rechter en dit in tegenstelling tot de inverdenkinggestelde die zelfde recht niet kan laten gelden, behoudens in de gevallen voorzien door artikel 135, § 2, Sv., hoewel deze een zelfde belang als de burgerlijke partij kan nastreven namelijk een grotere kans op de vrijspraak voor een jurygerecht en/of een gelijke beoordeling als voor de strafrechter ? »; 4. « Schendt artikel 135, § 1, Sv, in zijn samenhang gelezen en begrepen met artikel 135, § 2, Sv, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, 1 VTSv, 6 EVRM en 14 IVBPR, in zoverre het artikel 135, § 1 Sv, een burgerlijke partij het recht geeft om door het instellen van een hoger beroep tegen een verwijzingsbeschikking, de strafvordering uit te oefenen, wat principieel alleen aan het OM toekomt, terwijl de inverdenkinggestelde zelf dergelijk hoger beroep niet kan instellen, behoudens wanneer voldaan is aan artikel 135, § 2, Sv, op grond van het beginsel dat, enerzijds, het vervolgingsbeleid van het OM partijen niet toekomt en ook niet ter beoordeling is, en, anderzijds, de rechten van de inverdenkinggestelde bij een verwijzing naar de bodemrechter onverkort te zijn [sic ], ongelijkheid die te dezen erin zou bestaan dat de burgerlijke partij die evenzeer al haar rechten voor de bodemrechter kan laten gelden zich wel zou kunnen inmengen in het vervolgingsbeleid en een ontvankelijk hoger beroep zou kunnen instellen op grond van loutere individuele belangen wat evenzeer bij een verwijzing naar de bodemrechter tot de bevoegdheid van deze bodemrechter behoort ? »;5. « Schendt artikel 135, § 1, Sv, in zijn samenhang gelezen en begrepen met artikel 135, § 2, Sv, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, 63 Sv, 6 EVRM en 14 IVBPR, in zoverre het artikel 135, § 1, Sv, een burgerlijke partij het recht geeft om tegen alle beschikkingen van de raadkamer een hoger beroep in te stellen ook wanneer het een verwijzingsbeschikking betreft, waar de inverdenkinggestelde dit recht slechts heeft in de uitzonderingsgevallen van artikel 135, § 2, Sv, in zoverre het belang dat de burgerlijke partij daartoe doet gelden niet de uitoefening van de strafvordering als dusdanig beoogt doch een gebeurlijke grotere financiële en/of morele genoegdoening wat in se een beoordeling ten gronde vergt, waar artikel 63 Sv, de burgerlijke partij enkel de mogelijkheid biedt de strafvordering op gang te brengen mits het aannemelijk maken van een belang nl.een nadeel zonder cijfers, daar waar de inverdenkinggestelde dit recht niet heeft gezien de verwijzingsbeschikking de bodemrechter vat en hij zijn middelen voor die bodemrechter kan uitputten ? »; 6. « Schendt artikel 135, § 1, Sv, in zijn samenhang gelezen en begrepen met artikel 135, § 2, Sv, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, 211bis Sv, 6 EVRM en 14 IVBPR, in zoverre het artikel 135, § 1, Sv, een burgerlijke partij het recht geeft om tegen alle beschikkingen van de raadkamer een hoger beroep in te stellen ook wanneer het een verwijzingsbeschikking betreft, waar de inverdenkinggestelde dit recht slechts heeft in de uitzonderingsgevallen van artikel 135, § 2, Sv, en waar dit hoger beroep steunt op de loutere individuele belangen van een burgerlijke partij, wat er de facto op neer zou komen dat een burgerlijke partij ook bij een verwijzingsbeschikking, buiten een hoger beroep van het OM, de strafrechterlijke toestand van een naar de bodemrechter verwezen inverdenkinggestelde vooralsnog zou kunnen wijzigen en/of verzwaren, buiten het geval van een hoger beroep tegen een buitenvervolgingstelling of een hoger beroep door het OM ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 3984 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^