gepubliceerd op 21 februari 2006
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest nr. 152.618 van 13 december 2005 in zake M. Putters tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof i « Wordt bij artikel 34, § 2, derde lid, van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en and(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest nr. 152.618 van 13 december 2005 in zake M. Putters tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 5 januari 2006, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Wordt bij artikel 34, § 2, derde lid, van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, in zoverre het de indiening van een verzoek tot hulp bij de Commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden afhankelijk stelt van het bestaan van een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing over de strafvordering of van een beslissing van het onderzoeksgerecht, geen verschil in behandeling ingevoerd dat strijdig is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, tussen het slachtoffer dat zich burgerlijke partij heeft gesteld of een rechtstreekse dagvaarding heeft uitgebracht, en het slachtoffer dat gekozen heeft voor een burgerlijke procedure en dat is uitgesloten van het voordeel van de hulp waarin de wet voorziet, wanneer de strafvordering niet werd uitgeoefend, terwijl uit artikel 31, § 1, eerste lid, 3, van dezelfde wet blijkt dat het slachtoffer niet verplicht is voor het strafgerecht in rechte te treden, maar de veroorzaker van de schade eveneens voor het burgerlijke rechtscollege kan dagvaarden ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 3843 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.