Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest Van Het Grondwettelijk Hof van --
← Terug naar "Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest nr. 152.618 van 13 december 2005 in zake M. Putters tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof i « Wordt bij artikel 34, § 2, derde lid, van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en and(...)"
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest nr. 152.618 van 13 december 2005 in zake M. Putters tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof i « Wordt bij artikel 34, § 2, derde lid, van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en and(...) Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage Par arrêt n° 152.618 du 13 décembre 2005 en cause de M. Putters contre l'Etat belge, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour d'arbitrage le « En ce qu'il soumet l'introduction d'une demande d'aide auprès de la Commission pour l'aide aux vi(...)
ARBITRAGEHOF COUR D'ARBITRAGE
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989
januari 1989 op het Arbitragehof sur la Cour d'arbitrage
Bij arrest nr. 152.618 van 13 december 2005 in zake M. Putters tegen Par arrêt n° 152.618 du 13 décembre 2005 en cause de M. Putters contre
de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het l'Etat belge, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour
Arbitragehof is ingekomen op 5 januari 2006, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Wordt bij artikel 34, § 2, derde lid, van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, in zoverre het de indiening van een verzoek tot hulp bij de Commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden afhankelijk stelt van het bestaan van een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing over de strafvordering of van een beslissing van het onderzoeksgerecht, geen verschil in behandeling ingevoerd dat strijdig is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, tussen het slachtoffer dat zich burgerlijke partij heeft gesteld of een rechtstreekse dagvaarding heeft uitgebracht, en het slachtoffer dat gekozen heeft voor een burgerlijke procedure en dat is uitgesloten van het voordeel van de hulp waarin de wet voorziet, wanneer de strafvordering niet werd uitgeoefend, terwijl uit artikel 31, § 1, eerste lid, 3, van dezelfde wet blijkt dat het slachtoffer niet verplicht is voor het strafgerecht in rechte te treden, maar de veroorzaker van de schade eveneens voor het burgerlijke rechtscollege kan dagvaarden ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 3843 van de rol van het Hof. De griffier, d'arbitrage le 5 janvier 2006, le Conseil d'Etat a posé la question préjudicielle suivante : « En ce qu'il soumet l'introduction d'une demande d'aide auprès de la Commission pour l'aide aux victimes d'actes intentionnels de violence à l'existence d'une décision judiciaire passée en force de chose jugée sur l'action publique ou d'une décision de la juridiction d'instruction, l'article 34, § 2, alinéa 3, de la loi du 1er août 1985 portant des dispositions fiscales et autres n'instaure-t-il pas une différence de traitement contraire aux articles 10 et 11 de la Constitution entre la victime qui s'est constituée partie civile ou a donné une citation directe et celle qui a choisi de recourir à la procédure civile et qui se voit exclue du bénéfice de l'aide prévue par la loi, lorsque l'action publique n'a pas été exercée, alors qu'il ressort de l'article 31, § 1er, alinéa 1er, 3, de la même loi que la victime n'est pas tenue d'agir devant la juridiction répressive mais peut aussi assigner l'auteur du dommage devant la juridiction civile ? ». Cette affaire est inscrite sous le numéro 3843 du rôle de la Cour. Le greffier,
P.-Y. Dutilleux. P.-Y. Dutilleux.
^