gepubliceerd op 17 maart 2005
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 3 februari 2005 in zake het openbaar ministerie tegen F. Cobert en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof "Schendt artikel 135 van het Wetboek van Strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet (...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 3 februari 2005 in zake het openbaar ministerie tegen F. Cobert en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 14 februari 2005, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vragen gesteld : "Schendt artikel 135 van het Wetboek van Strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet aldus geïnterpreteerd dat het openbaar ministerie een onbeperkt recht van hoger beroep heeft tegen de beschikking van de raadkamer onafhankelijk of het openbaar ministerie al dan niet bekomen heeft wat het gevorderd had voor de raadkamer gelezen in het licht van het algemeen rechtsbeginsel dat bepaalt dat een appellant een rechtstreeks en persoonlijk belang moet kunnen aantonen bij het instellen van hoger beroep ?"; "Schendt artikel 235 van het Wetboek van Strafvordering, geïnterpreteerd in die zin dat de Kamer van Inbeschuldigingstelling eigenmachtig een persoon in verdenking kan stellen die noch door de procureur des Konings, noch door de burgerlijke partij, noch door de onderzoeksrechter als persoon tegen wie ernstige aanwijzingen van schuld bestaan werd beschouwd, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, samen gelezen met de artikelen 5 en 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens doordat het de betrokken inverdenkinggestelde onmogelijk wordt gemaakt gebruik te maken van de rechten bepaald in de artikelen 61ter en 61quinquies van het Wetboek van Strafvordering terwijl een persoon die door de onderzoeksrechter in verdenking is gesteld, van dergelijke rechten wel gebruik kan maken ?"; "Schendt artikel 235 van het Wetboek van Strafvordering, geïnterpreteerd in die zin dat de Kamer van Inbeschuldigingstelling een persoon die noch door de procureur des Konings, noch door de burgerlijke partij, noch door de onderzoeksrechter als persoon tegen wie ernstige aanwijzingen van schuld bestaan werd beschouwd, eigenmachtig in verdenking kan stellen en naar de correctionele rechtbank verwijzen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, samen gelezen met de artikelen 5 en 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens doordat het deze voor de eerste maal door de Kamer van Inbeschuldigingstelling inverdenkinggestelde onmogelijk wordt gemaakt eventuele nietigheden, vormverzuimen of onregelmatigheden voor de Raadkamer en voor de Kamer van Inbeschuldigingstelling, zoals voorzien bij artikel 135, § 2, van het Wetboek van Strafvordering, aan te voeren terwijl een persoon die door de onderzoeksrechter in verdenking werd gesteld dergelijke dubbele aanleg wel bezit ?"; "Schendt artikel 235 van het Wetboek van Strafvordering, geïnterpreteerd in die zin dat de Kamer van Inbeschuldigingstelling een persoon die noch door de procureur des Konings, noch door de burgerlijke partij, noch door de onderzoeksrechter als persoon tegen wie ernstige aanwijzingen van schuld bestaan werd beschouwd, eigenmachtig in verdenking kan stellen artikel 13 van de Grondwet, samen gelezen met de artikelen 5 en 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens doordat het deze voor de eerste maal door de Kamer van Inbeschuldigingstelling inverdenkinggestelde onmogelijk wordt gemaakt eventuele nietigheden, vormverzuimen of onregelmatigheden voor de Raadkamer en voor de Kamer van Inbeschuldigingstelling aan te voeren terwijl een persoon die door de onderzoeksrechter in verdenking werd gesteld dergelijke dubbele aanleg wel bezit en een persoon die door de Kamer van Inbeschuldigingstelling in verdenking wordt gesteld derhalve tegen zijn wil wordt afgetrokken van de Raadkamer ?".
Die zaak is ingeschreven onder nummer 3480 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.