gepubliceerd op 12 november 2004
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 12 oktober 2004 in zake P. Celis tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 2 « Schendt artikel 31, 1°, WIB/64, zoals van toepassing tijdens aanslagjaar 1984, in de interpretati(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 12 oktober 2004 in zake P. Celis tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 20 oktober 2004, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 31, 1°, WIB/64, zoals van toepassing tijdens aanslagjaar 1984, in de interpretatie dat een renteloze en pas in de toekomst opeisbare schuldvordering die haar oorsprong vindt in een voorheen uitgeoefende beroepswerkzaamheid, meer bepaald ingevolge de verkoop van een handelszaak, moet worden belast ten belope van de behaalde of vastgestelde meerwaarde zonder recht op enig disconto, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, aangezien dezelfde vordering in hoofde van een handelsvennootschap wel van een disconto kan genieten ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 3108 van de rol van het Hof.
De griffier, L. Potoms.